Geplaatst op woensdag 01 augustus 2018 @ 11:02 , 179 keer bekeken
Prediken in de woestijn: op weg naar de hemel.
Voor de toekomst van het monnikendom ziet Ludo J. R. Milis, voormalig hoogleraar aan de Universiteit van Gent, enkel heil in strenge, spiritueel rechtlijnige, geïsoleerd wonende kloosterorden. Maar Milis is vooral gespecialiseerd in de geschiedenis tussen 500 en 1500, beter bekend als de middeleeuwen.
In zijn boek 'Hemelse monniken, aardse mensen' poogt hij een historisch correcte weergave te bieden van leven en werken van de monniken uit die periode. Zijn conclusies wijken grondig af van die van andere historici. 'Blijkbaar choqueert mijn aanpak sommige mensen, omdat ik een aantal dingen ter discussie durf stellen.'
'Hemelse monniken, aardse mensen' verscheen oorspronkelijk in het Engels als 'Angelic Monks and Earthly Man' in 1992. Drie jaar later bracht uitgeverij Hadewijch een Nederlandstalige versie uit. Eigenaardig genoeg zorgde professor Milis, hoogleraar cultuur- en religieuze geschiedenis aan de Universiteit Gent en voorzitter van het Belgisch Historisch Instituut in Rome, niet zelf voor die vertaling. 'Als ik het zelf had vertaald, zou ik in een cirkeltje hebben rondgedraaid', verklaart hij. 'Iemand anders merkt beter of er zwakke redeneringen in zitten. Als je je eigen tekst herleest, kijk je daar overheen, omdat je hem veel te goed denkt te kennen.'
Veel hoefde de vertaler niet te corrigeren, tenzij dan die kleinigheden die recensenten van de Engelstalige editie hadden opgemerkt. De eerste Nederlandstalige uitgave vond nauwelijks weerklank. Toch bracht Houtekiet - dat onder hetzelfde uitgeversdak zit als Hadewijch - recent een nieuwe uitgave uit en die blijkt beter aan te slaan. Inmiddels zijn er ook Poolse en Italiaanse versies verschenen. Milis: 'Mijn Engelse uitgever heeft dat geregeld; ik wist daar niks van tot die exemplaren op een bepaald moment voor me lagen. Ik begrijp Italiaans, waardoor ik kan stellen dat de Italiaanse vertaling goed is, maar ik vind het jammer dat ik geen kijk heb op de kwaliteit van de Poolse vertaling. Ik kan alleen maar de voetnoten controleren en zien of de Nederlandstalige titels daarin correct vermeld worden, wat ik dan extrapoleer naar de volledige tekst. Slordigheden in de voetnoten zullen allicht ook inhouden dat er slordigheden in de tekst zelf staan'.
Milis' boek leest niet makkelijk, het is nogal academisch van opzet. Voor pikante details over het monnikenleven in de middeleeuwen moet je niet bij hem zijn. Anderzijds is dat wel bevorderlijk voor het sérieux van dit werk. 'Het moeilijke in het schrijfproces was mijn misschien wel krampachtig streven om toch maar geen misverstanden te creëren', geeft hij toe. 'Die misverstanden ontstaan trouwens sowieso. De recensies gaan dan ook van heel lovend tot heel negatief. Blijkbaar choqueert mijn aanpak sommige mensen, omdat ik een aantal dingen durf betwijfelen. Intussen is mijn scepticisme wel tot de communis opinio doorgedrongen.'
Elite
Tijd: 'Centraal thema in uw boek is dat we het belang van het monnikendom in de middeleeuwen moeten relativeren'.
Ludo Milis: 'Als we de bestaande geschiedschrijving moeten geloven, dan was alles wat er in de middeleeuwen gebeurde te danken aan de monniken. Werd er iets drooggelegd, dan waren het de monniken die dat hadden gedaan. Werd er iets natgemaakt, dan waren het weer diezelfde monniken. Ik relativeer dat, maar ik heb anderzijds ook geen enkel ogenblik de bedoeling gehad om mensen die meer dan duizend jaar geleden leefden een trap na te geven en te zeggen dat ze het niet goed gedaan hebben. Integendeel. Ze hebben het wél goed gedaan, in die zin dat ze de spiritualiteit die vervat zit in de regel van Benedictus, hebben nagevolgd. Waar ik me tegen afzet, is de valse beeldvorming die een gevolg is van de historiografie van de jongste eeuwen. Voor een groot stuk komt dat omdat die historische werken voornamelijk door zeventiende-eeuwse monniken zijn geschreven'.
'Door bronnenstudie heb ik ontdekt dat de monniken in de loop van de middeleeuwen voor 65 tot 98 procent verantwoordelijk waren voor alle schriftelijke informatie, terwijl ze slechts een half procent van de totale bevolking uitmaakten. Dat is alsof één ministerieel kabinet vandaag als enige officiële instantie informatie zou verspreiden. Een vervalsing van de realiteit zou dat zijn.'
'Natuurlijk kan je de middeleeuwen enkel bestuderen aan de hand van de schriftelijke bronnen, maar je moet ook de representativiteit ervan onderzoeken. Tot de twaalfde eeuw komt praktisch alles wat bewaard is uit kerkelijke hoek en daarbinnen dan nog eens voornamelijk uit de monastieke zuil. Pas vanaf de twaalfde eeuw krijgen we stilaan - maar toch zeer duidelijk - een toename van het aantal geproduceerde bronnen. Van dan af wordt alles gecompliceerder en internationaler, wat tot een democratisering van het geschrift heeft geleid, ook al omdat het goedkoper was met papier te werken perkament.'
Tijd: 'Dat de monniken de schriftelijke informatie monopoliseerden heeft uiteraard vooral te maken met het analfabetisme bij de gewone bevolking. Zagen monniken zichzelf als de elite?'
Milis: 'O ja. Ze waren elitair op twee manieren: door de manier van rekruteren en door hun specifieke situatie binnen de kloostermuren. Je moet weten dat het merendeel van de benedictijnen van adellijke afkomst was. Bovendien voelden monniken zich sowieso al superieur omdat ze dichter bij God staan. Gewone stervelingen of zelfs familieleden van die adellijke monniken konden alleen maar in de hemel komen door bemiddeling van die groep, wat ik de functionele reciprociteit heb genoemd. Een deel van de familiale clan werd bewust naar een spirituele omgeving doorgesluisd, zodat de anderen rustig hun gang konden blijven gaan'.
Tijd: 'Keek de gewone man of vrouw op naar de monnik?'
Milis: 'Moeilijk te zeggen, bij gebrek aan bronnen. Vanaf de dertiende eeuw zien we wel satirische spotschriften opduiken - zij het dat ook die weer niet van de gewone sterveling afkomstig waren - die misschien een idee geven van hoe de mensen buiten het klooster tegen de monniken aankeken. Die spotschriften hekelden vooral het farizeïsme van de monniken die zogezegd een heilig leven leidden, maar intussen wel in rijkdom leefden'.
'Wat ik probeer te meten is in welke mate hun gedrag geïnspireerd is door de spiritualiteit van hun regel. Mijn conclusie is dat op het aardse vlak het gedrag van monniken niet afwijkt van dat van andere grootgrondbezitters. Sommige van die abdijen hadden tienduizenden hectaren land in hun bezit, zoals sommige leken ook tienduizenden hectaren bezaten. Hun regel had dus geen repercussies op hun beheer. Je zou kunnen zeggen dat er geen verschil was tussen een monnik en een leek, als ze tenminste allebei naar beneden keken. Het verschil kwam er pas wanneer ze naar boven keken.'
Tijd: 'Kloosterorden wilden ver afstaan van het gepeupel, maar door hun activiteiten op het land en de handel die daardoor ontstond kwamen ze toch in contact met de bevolking buiten de kloostermuren. Gebeurde dat tegen wil en dank?'
Milis: 'Je moet dat nuanceren. Ze boerden goed en verkochten een deel van hun overproductie, maar dat betekende niet dat al die monniken de hele tijd op stap waren om te leuren met wollen stoffen. De abdij was een gesloten gemeenschap; er zat een muur rond. En in die muur was ongetwijfeld een poort, waarlangs wel eens contact was met de buitenwereld, maar dat was allemaal zeer geregulariseerd. Het hele systeem was erop gericht contacten met de buitenwereld te limiteren'.
'Wat niet in dit boek staat, maar wel in de Franstalige versie waar ik nu mee bezig ben, is dat monniken ook een gebarentaal hadden ontwikkeld. Het grootste gedeelte van de dag mochten ze namelijk niet spreken, dus drukten ze zich uit via gebaren. Daar bestaan lijsten van. In de elfde-twaalfde eeuw bevatte die lijst zo'n tweehonderd tekens, bijvoorbeeld om de verschillende soorten brood aan te duiden: klein brood, groot brood, bruin brood, enzovoort. Of om aan te geven dat je een stukje zalm, tarbot of griet wilde. Er was een apart teken voor God, voor engelen en voor gebeden. Niet eens 2 procent van die tekens had te maken met dingen van buiten het klooster. Het teken voor vreemdeling was hetzelfde als dat voor familielid of voor een persoon die dezelfde taal sprak. Dat bewijst eens te meer dat ze het kloosterleven zeer strikt hadden gestructureerd.'
Wereldvreemd
Tijd: 'Als doelstelling van het monnikendom noteert u 'het streven naar spirituele zelfvervulling in een sociale context die gekenmerkt wordt door leven in een gemeenschap'. Als definitie hanteert u: 'een specifiek spiritueel ideaal en doel van volmaaktheid, gepraktiseerd in de vorm van een levensstijl'. Dat klinkt wereldvreemd en asociaal'.
Milis: 'Wereldvreemd zeker. Het doel dat ze nastreven is de regel van Benedictus en die schrijft nu eenmaal die spirituele verrijking, dat self-fulfilment, voor'.
'Kijk, er bestaan boekenkasten vol met boeken over paters en nonnen, maar de meeste auteurs smijten alles op een hoopje; ze gaan bijna nooit uit van een begrippenapparaat. Als een monnik ooit iets goed deed, dan werd dat automatisch toegeschreven aan zijn monnikschap. Als hij iets slecht deed, dan noemde men dat persoonlijke zwakte. Ik probeer het uitgangspunt van hun gedrag na te gaan, hun theorie zeg maar, en in welke mate die in de praktijk gerealiseerd wordt. Alles wat ik zelf dagelijks doe is immers ook niet de hele tijd gebaseerd op mijn professoraat. Als ik een afbeelding van mijn kleinzoontje op mijn computerscherm heb gezet, heb ik dat niet gedaan als prof, maar als grootvader. Bij monniken wordt die nuance echter niet gelegd, waardoor je een verwarring krijgt, een soort brij'.
'Hoe vaak wordt er niet verwezen naar het onderwijs dat monniken hebben georganiseerd, terwijl dat in eerste instantie bedoeld was om kandidaat-monniken op te leiden. De jsbetrokkenheid die in de huidige abdijen bestaat is niet dezelfde als die van de abdijen uit de middeleeuwen.'
Tijd: 'De monniken pasten blijkbaar perfect in de middeleeuwen, een tijd van cultuurpessimisme, drang naar sociale controle en gehoorzaamheid?'
Milis: 'Ik zeg altijd tegen mijn studenten: zet je televisie op, kijk naar de beelden uit Soedan en dan heb je ongeveer de situatie in de middeleeuwen; een structurele en permanent dreigende hongersnood. Dat wil niet zeggen dat die mensen uit Soedan nooit eens lachen of dat die 's avonds nooit feestvieren, maar dat doen ze om even te ontsnappen aan hun structurele miserie. Dat deden de mensen uit de middeleeuwen ook'.
'In de middeleeuwen heerste een pessimistische levensvisie: ze waren ervan overtuigd dat de wereld ten onder zou gaan. Als oplossing zagen ze de gehoorzaamheid, wat trouwens eigen is aan elke religie. Gebrek aan sociale dynamiek leidt tot gehoorzaamheid en omgekeerd. Het tegenovergestelde gebeurde in de jaren 1960: op het ogenblik dat er minder gehoorzaamheid was, ging het snel bergaf met de kerk.'
Tijd: 'Het was droevig gesteld met de naastenliefde bij de monniken, is nog zo'n opvallende conclusie die u maakt'.
Milis: 'Ja en neen. In de algemene beeldvorming deelden de monniken elke ochtend met brede armgestes broden uit aan elke arme die de abdij passeerde; de daklozen van toen moesten 's avonds maar aanbellen en ze waren welkom om te overnachten, zo lijkt het. Zo ging het natuurlijk niet. Hun naastenliefde had niet de bedoeling om de miserie uit de wereld te helpen: het was de spirituele realisatie van het eigen ik of van de gemeenschap. Een vroegmiddeleeuwse auteur heeft er trouwens op gewezen dat monniken niet moesten proberen de armoede uit de wereld te helpen, omdat naastenliefde dan op zou houden te bestaan, zodat het onmogelijk zou zijn om in de hemel te geraken. Mij doet het denken aan alles wat tegenwoordig met 'charity' te maken heeft in de Verenigde Staten. Er worden enorme activiteiten op touw gezet; president Clinton zit elke week wel ergens een vergadering voor. De bedoeling daarvan is nooit de miserie uit de wereld te helpen, maar tonen hoe goed je het zelf hebt en hoe goed en vrijgevig je wel bent'.
'Ik verwijt de monniken niet dat ze niets deden aan de structurele miserie; ik wil alleen af van onze beeldvorming die ervan uitgaat dat ze dat wel zouden gedaan hebben. In de Franstalige versie van mijn boek zal ik in dat verband enkele percentages vermelden. Daaruit blijkt dat middeleeuwse monniken één procent van hun inkomen aan liefdadigheid spendeerden. Dat is ongeveer even veel als de 0,8 procent die Duitsers en Italianen vandaag in de vorm van Kirchensteuer geven. Het verschilt ook nauwelijks van wat Europese landen aan ontwikkelingshulp en Amerikanen aan 'charity' uitgeven. Blijkbaar zijn overheden en individuen niet bereid om meer dan één procent van hun inkomen af te staan voor een goed doel.'
Rechtlijnigheid
Tijd: 'Is het, historisch-maatschappelijk bekeken, zinvol dat er monniken zijn geweest en dat er nog altijd zijn?'
Milis: 'Tja... Als ik kijk naar wat ze voor aardse dingen hebben gedaan, herhaal ik dat ze dat niet anders deden dan leken. In die zin hoefden ze er niet geweest te zijn. Maar ze hebben wel invloed gehad op leken uit de toplagen: het gedrag van de adel die in de gewone wereld achterbleef lag in balans met die leden van de adel die in het klooster gingen. Je zou je kunnen afvragen wat we zouden verloren hebben, indien er geen monniken waren geweest. Ik denk dan aan een aantal schitterende abdijgebouwen, het bijbehorende toerisme en een hele hoop prachtige handschriften'.
'Ze hebben allemaal geleerd om in de hemel te komen en dat was ook hun eerste bedoeling. Alleen kan ik als historicus niet meten of het hen uiteindelijk ook gelukt is. Ik kan je wel verzekeren dat het in de middeleeuwen moeilijker was dan vandaag, omdat het zondebesef veel groter was. Een voorbeeld: de straf die stond op masturberen was zeven jaar op water en brood. De muren waartussen ze leefden, moesten een soort pré-hemel op aarde creëren, omdat ze zo minder in contact kwamen met de wereldse verlokkingen. Door dag en nacht te bidden en met God in contact te treden, maakten ze meer kans om naar de hemel te gaan, dachten ze.'
Tijd: 'U vergelijkt in het boek de regel van Benedictus met de Breves Sententiae van de Disticha van Cato, de Romeinse leefregels die vermoedelijk in de derde eeuw zijn opgesteld. Daaruit leiden we af dat de Romeinen beschaafder, toleranter en democratischer waren dan de christenen'.
Milis: 'Om het bij die laatste twee adjectieven te houden: de middeleeuwen waren zeker niet tolerant of democratisch. Dat gold uiteraard ook voor het monnikendom. Democratie is een uitvinding van de Verlichting; de drang ernaar kwam pas op in de stedelijke burgerij van de late middeleeuwen'.
'Religieuze tolerantie bestaat ook vandaag nog niet. Als er al belangstelling is voor de andere grote religies dom en islam - of voor het heidendom, dan is dat vanuit een negatieve benadering. Ze kunnen er gewoon niet bij dat er een andere waarheid dan die van het christendom zou kunnen bestaan. Maar ja, elke vorm van monotheïsme is nu eenmaal dictatoriaal. Als je van je eigen religie beweert dat het de enige juiste is en als je - zoals in het christendom - met een piramide van instellingen zit die allemaal beweren dat ze de juiste emanatie zijn van wat de juiste religie wil, dan zit je met een dictatuur. Of noem het voor mijn part absolutisme of verlicht despotisme'.
'Men leerde de mensen in de middeleeuwen eerst lezen alvorens men ze leerde schrijven, omdat men door de censuur van datgene wat ze te lezen kregen, greep kon krijgen op hun gedachten. Als je mensen leert schrijven, heeft de instantie die het onderwijs in handen heeft achteraf nog weinig invloed op wát er geschreven wordt. Het is makkelijker het lezen te censureren dan het schrijven.'
Tijd: 'U schrijft: 'Het monnikendom heeft (...) een kunstmatige woestijn gecreëerd, een eenzaamheid te midden van de massa'. Is er toekomst voor het monnikendom?'
Milis: 'Als je vanuit een spirituele rechtlijnigheid vertrekt - 'Ik wens die regel op die strenge manier toe te passen!' - waarbij je niet het risico wil lopen dat die regel onderworpen wordt aan compromissen, ga je naar de woestijn, bouw je vier muren met ergens een heel klein poortje in en ga je daarbinnen wonen. Voor zulke orden met strenge regels is er volgens mij nog toekomst: een klein, spiritueel elitair groepje, dat een heel hard leven leidt. Voor congregaties die meer wereldlijk georiënteerd zijn, zie ik minder toekomstmogelijkheden. Kijk naar de broeders en zusters die met ziekenzorg bezig waren; hun werk wordt overgenomen door gewone verplegers'.
'De grote congregaties uit de negentiende eeuw zijn verschrompeld: neem de scheutisten. De jongste daarvan moet inmiddels zestig zijn. Ook de norbertijnen zijn in het gedrang gekomen. Waar daarentegen geen crisis is, dat is bij de kartuizers: daar is men enorm streng en selectief en leeft men bijzonder geïsoleerd. De kartuizers wonen op een berg in de buurt van Grenoble; ze hebben nooit enige betrokkenheid bij de maatschappij geclaimd.'
Tijd: 'Slotvraag: wat fascineert u zo aan de middeleeuwen?'
Milis: 'Laat me vooreerst duidelijk zijn: ik heb geen enkel nostalgisch gevoel naar de middeleeuwen en heb er dus ook geen spijt van dat ik niet toen geleefd heb. Sommige van mijn vakgenoten vluchten naar het verleden, naar een tijd waarin het zoveel beter zou zijn geweest: ik niet. Ik vind de middeleeuwen vooral een fascinerende periode. Misschien komt dat wel omdat er weinig geschreven bronnen van bestaan, waardoor je als historicus een meerwaarde kunt geven aan je onderzoek. Van het ogenblik af dat je alles in de bronnen kunt lezen, is er nauwelijks nog ruimte voor de beoefening van je eigen discipline. Ik vergelijk de middeleeuwen met een puzzel waar nog maar weinig stukken van in mekaar gepast zijn; als historicus moet je dan proberen een totaalbeeld op te bouwen'.
Ludo J. R. Milis - Hemelse monniken, aardse mensen.
Het monnikenideaal en zijn betekenis voor de middeleeuwse samenleving.
1998, Antwerpen, Houtekiet,
236 blz., ISBN 90-5240-537-9
(enkel nog tweedehands beschikbaar)
Bron: Frank van Laeken; De TIJD, 16 januari 1999 12:00
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan:
Aanbevelingen door leden:
bernard-de-clairvauxEen geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!