Het is echt een geweldig boek. Je zou het af kunnen doen als regionale geschiedenis, maar er wordt juist heel veel context geboden over adelijk leven in de 16de eeuw en het Habsburgs bestuur in de aanloop naar de 80-jarige oorlog. Jan van Bergen IV voldeed, net als de andere hoge adel, perfect aan de eisen die de Habsburgers aan hen stelden. Ze werden weg gehouden bij het feitelijke bestuur en zoet gehouden met stadhouderschappen, bisschopzetels en andere betaalde baantjes, die echter niet zorgden voor structurele inkomsten voor hun families. Sterker nog, er moest voor gewerkt worden: oorlog voeren aan alle Europese fronten en ketters vervolgen. Op een gegeven moment werd dat de hoge adel te veel, inclusief een letterlijke quote van Jan IV: force est trop, ofwel 'geweld is teveel'. De afloop richting de 80-jarige oorlog is verder bekend. DIt boek behandelt grondbezit, paleizen, meubilair, kleding, boekenbezit en overige luxe goederen van markies Jan. Daarover is veel bekend vanuit de archieven van het markiezenhof, maar (heel tragisch) ook uit de inventarissen die volgden op de confiscatie van zijn goederen. Overigens bleken tegenover al die bezittingen ook veel schulden te staan. Al gedurende zijn leven was Jan continu aan het schuiven met inkomsten en leningen om zijn status op te kunnen houden. Diverse watersnoden in die periode speelden daarbij ook een negatieve rol, omdat daardoor de inkomsten uit de vele inpolderingen kelderden en nieuwe investeringen moesten worden gedaan. Dit soort waterstaatkundige ingrepen doen dan weer denken aan de Este's van Ferrara die hun rijkdom te danken hadden aan de ontginning en verpachting van woeste gronden in de Po-vallei. Andere landschappelijke ingrepen waren bijvoorbeeld de 'Wouwse Plantage', een bosgebied dat werd aangeplant tegen de oprukkende zandverstuivingen uit de Kempen. Ook de aanleg van renaissancetuinen rond de kastelen van Borgvliet en Halsteren waren een nieuwigheid, waarmee vooral de markiezinnen zich bezig hielden. In een voetnoot wordt het verblijf van Erasmus in Bergen op Zoom nog even genoemd. Het stemt misschien weemoedig dat deze Nederlandse renaissance zo abrupt werd beeindigd, maar het wordt ook wel duidelijk dat deze hofcultuur was gebaseerd op schijnwelvaart en schijnvertoningen. Ook in Italië zette rond die tijd een enorme verarming van de adel in, ook veroorzaakt door de machtspolitiek van de Habsburgers.
Ik vermelde op de club al eerder de mogelijke afkomst van Pieter Bruegel uit Bergen op Zoom. Dit verhaal komt niet in het boek voor, hoewel het hofje waar zijn naamgenoot zijn laatste jaren sleet wel wordt vermeld. Toen ik las over de 'Hoofkes van Plaisancien' die werden aangelegd door markiezin Jacqueline van Croy moest ik meteen denken aan deze prent van Bruegel:
Ver (De lente) - Museum Boijmans Van Beuningen
De kans is groot dat we hier te maken hebben met een generieke verbeelding van een renaissancetuin en het buitenleven van de Vlaamse en Brabantse (geld)adel in de 16de eeuw. Toch is het perspectief en het uitzicht op het open(!) water in de verte misschien een hint naar de tuinen die Breugel gezien heeft aan de Scheldekust van het Markiezaat. Met een beetje fantasie geeft markiezin Jacqueline van Croy of Maria van Lannoy instructies aan haar hoofdtuinman. Zoom eens in op de prent en je bent zo een kwartier bezig met alle details.
In mijn eerdere 'post' over Bruegel maakte ik overigens melding van Jan van Immerseel, wiens wapen wellicht op een gildewapen is afgebeeld. Hoewel de kleuren niet kloppen, blijkt deze Jan (tevens schout van Antwerpen en omgeving) wel erg verbonden met het markiezaat en de familie Glymes. Hij trouwde zelfs met een onechte dochter, Anna van Bergen, die ook bezittingen kreeg in deze regio. Het wapen van Van Immerseel zou je dus ook mogen zien als een stukje bewijslast dat Bruegel dichterbij BoZ brengt. Vooralsnog is de schrijver van het oorspronkelijke artikel niet overtuigd. In zijn opinie moet het vaandel van het betreffende schuttersgilde het wapen van Glymes dragen, omdat de heer van Bergen immers hun overste gezag was. Dat klopt helemaal, maar waarom zou Jan van Immerseel ook niet een rol hebben gespeeld in het betreffende gilde of bij een schuttersfeest? Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Zeker als ik in het huidige boek lees dat Jan IV en Jan van Immerseel in 1557 al samenwerkten om in Antwerpen geld te lenen voor de oorlog tegen Frankrijk. Voor mij is dit hoofdstuk dus zeker nog niet gesloten...