Wanneer beginnen en eindigen de Middeleeuwen ?

Geplaatst op dinsdag 01 januari 2002 @ 13:32 , 26798 keer bekeken

De periode tussen 500 en 1500 wordt de Middeleeuwen genoemd. (eigenlijk van 476 = laatste Romeinse keizer wordt afgezet tot 1492 = toen ontdekte Columbus Amerika.)

De reden waarom men dit de Middeleeuwen noemt, heeft te maken met de manier waarop er tegen deze periode aangekeken werd door de mensen in de Renaissance ( de periode daarna). Toen vond men de Middeleeuwen de 'donkere' periode tussen de klassieke oudheid en de Renaissance in. In deze Middeleeuwen waren er veel oorlogen, er heersten vele ziekten (waaronder de 'zwarte dood' = de pest), men leed honger, en er was veel bijgeloof. Maar de belangrijkste reden waarom men deze periode later de Middeleeuwen noemde, heeft te maken met de negatieve kijk op de maatschappij in die tijd. Men vond namelijk dat de maatschappij ( bijvoorbeeld de wetenschap / cultuur enz.) zo ongeveer stilstond in de Middeleeuwen. Dat dat echt niet het geval was, merken we als we deze tijd beter bestuderen. Dan blijkt dat er zeker sprake is van een duidelijke ontwikkeling in de maatschappij: niet alleen in sociaal-economisch opzicht ( men werd van dorpeling tot stadsbewoner, met alle gevolgen voor de maatschappij van dien) maar ook in de kunst en cultuur van de Middeleeuwen is er een duidelijke ontwikkeling te zien. Vergelijk de zware, massieve, gesloten bouwwerken uit de Romaanse tijd maar eens met de ranke, open, verticale Gotische architectuur; of de lineaire, symbolische, Romaanse schilderingen met de gedetailleerde, realistische werkwijze van de Vlaamse Primitieven. Ook binnen de muziek zie je een duidelijke lijn: bijvoorbeeld van eenvoudige, syllabische stijl naar de polyfonie (meerstemmigheid). In het drama zie je dat eenvoudige gregoriaanse gezangen, tot het liturgisch drama uitgroeien (van bijvoorbeeld de passiespelen). Dans komt in deze periode niet zoveel voor: de reden daarvan is waarschijnlijk dat het teveel met heidense rituelen werd verbonden. Toch werd er in de Middeleeuwen wel degelijk gedanst, maar dat gebeurde dan wel buiten de kerk (in een processie bijvoorbeeld). De Middeleeuwen worden doorgaans in drie perioden verdeeld: - de vroege Middel-eeuwen (500 - 800), - de volle/hoge Middeleeuwen (800 - 1100) en - de late Middeleeuwen (1100 - 1500).

1. De vroege Middeleeuwen ( 500 - 800 ).

Ten tijde van het Romeinse rijk, kwam het Christendom op. Omdat deze christenen hele andere waarden dan de Romeinen predikten ( bijvoorbeeld de naastenliefde van de christenen tegenover de heldhaftigheid en strijdlust van de Romeinen ) werden de eerste christenen vervolgd en onderdrukt. Daarom zag je in die tijd heel weinig van het christendom, men trok zich terug en beleed het christelijke geloof in besloten kring. Desondanks kreeg het christendom steeds meer aanhangers. Toen het Romeinse rijk meer en meer in verval raakte, kwamen er talloze oorlogen, Europa was een gevaarlijk terrein geworden voor reizigers: achter elke boom stond wel een bandiet te wachten om zijn slag te slaan. Toch waren er heel veel reizigers in die tijd: dit was namelijk de tijd van de grote volksverhuizingen. Deze volksverhuizingen waren het gevolg van de oorlogen, maar ook trokken mensen weg uit hun geboorteplaats omdat ze verjaagd werden door allerlei optrekkende stammen. Mensen waren angstig door deze oorlogen en verhuizingen. Mede daardoor kreeg het geloof, maar ook het bijgeloof, veel invloed op de mensen.

2. De volle of hoge Middeleeuwen.

Het feodale stelsel of leenstelsel zorgde voor het ontstaan van een stabiele, afhankelijke maatschappij. Het feodalisme hield in dat een leenheer, land leende aan een landarbeider. Deze bewerkte het land en zorgde voor de oogst. De opbrengst van de oogst ging dan voor een groot deel weer terug naar de leenheer, waardoor de landarbeider afhankelijk bleef van de welwillendheid van zijn leenheer. De leenheren waren van adel, ridders meestal. De geestelijken stonden los van dit feodale stelsel. Ze kregen, waar nodig, geld via de adel. Hierdoor kreeg je de standenmaatschappij, dat wil zeggen, de maatschappij is opgedeeld in verschillende standen, die in een bepaalde rangorde stonden: bovenaan de vorsten / adel / ridders dan de geestelijken en als laagste in de rang: de arbeiders. Tussen de adel en de geestelijken was er trouwens in deze periode een bijna voortdurende strijd om de macht, hetgeen corruptie/machtsmisbruik opleverde, ook bij de geestelijken (met name bij de pausen). Zo ontstond er bijvoorbeeld een handel in aflaten; dat waren briefjes die je kon verdienen door goede diensten e.d. waarmee je toegang tot de hemel kreeg na je dood (en dat was geen onaantrekkelijk perspectief, want je had na de dood drie opties: of naar de hemel, of naar het vagevuur- een soort plek vlakbij de hel of naar de hel) . Op een gegeven moment leidde dit alles tot hervormingen. In Cluny werd een nieuwe kloosterorde opgericht, om op die manier weer terug te gaan naar de strenge regels van het geloof: leven in zuiverheid en devotie.

3. De late Middeleeuwen.

Dit was de tijd waarin men de grote kruistochten ondernam. Deze kruistochten waren niet alleen bedoeld om het christelijke geloof te verspreiden. Er zat wel degelijk ook een expansie-drift ( macht + landuitbreiding) achter. Voor de economie waren deze kruistochten vooral belangrijk. Want er ontstond op deze manier een zeer levendige handel in produkten tussen het Oosten en West-Europa. Nieuwe produkten werden op deze manier in Europa verspreid; denk aan bijvoorbeeld: rijst, rietsuiker, specerijen, parels, edelstenen, papier, damast, zijde. Niet alleen produkten bracht men mee, ook kennis werd op deze wijze meegebracht. Kennis zoals: wetenschappelijke arabische geschriften ( over geografie en sterrenkunde), kennis over algebra, kennis over de werking van geneeskrachtige kruiden maar ook natuurlijk: kennis over de andere culturen en volken. De handel van de produkten uit het Oosten, vond vooral in de steden plaats. Dat is een van de belangrijkste redenen waarom de steden in deze tijd zo enorm begonnen op te komen. En met de groei van de handel en de steden onstond er een nieuwe stand: de burgerij (kooplieden). Tot daarvoor was de maatschappij vooral op het platteland, de dorpen gericht en nu kwam er een enorme trek naar de steden op gang. Dat had weer gevolgen voor het feodale stelsel, zodat er een sociaal-economische verandering ingezet werd. Deze veranderingen hadden op hun beurt weer gevolgen voor de kunst en cultuur van deze tijd. Nog een element waardoor veranderingen op gang kwamen, was het feit dat er nu ook in de steden kloosters gesticht werden. Deze kloosters werden zeer machtig, omdat ze zorgden voor wetenschappelijke en culturele ontwikkelingen (kennis = macht). Dat deden ze door kerkelijke scholen op te richten (dat werden later de universiteiten). Toch bleef ook in deze periode het geloof nog steeds zeer centraal staan in het leven van alle mensen.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan:


Aanbevelingen door leden:

bernard-de-clairvaux starstarstarstarstar

Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!