Interview met Umberto Eco over "Baudolino"

Geplaatst op woensdag 06 juni 2001 @ 19:16 , 466 keer bekeken

umberto%20eco.jpgIn zijn nieuwe roman Baudolino keert Umberto Eco terug naar zijn geliefde Middeleeuwen. Hoofdfiguur is dit keer geen monnik, maar een mythomane schelm, wiens lotgevallen een grondig stempel hebben gedrukt op de hele twaalfde eeuw. Met Baudolino daalt Eco dieper in de Middeleeuwen af dan in zijn vorige romans, tot in de twaalfde eeuw. Hij leert ons wat we níet wisten over dat tijdvak, namelijk dat zowat alles wat we er wel over weten aan het brein van de rusteloze en roekeloze schelm Baudolino is ontsproten. Baudolino, de pleegzoon die Eco aan keizer Frederik Barbarossa van het Heilig Roomse Rijk geschonken heeft, zwerft over de bewoonde en onbewoonde wereld. Hij sticht steden, wereldrijken en literaire genres. Terwijl Constantinopel wordt geplunderd, vertelt hij zijn bij elkaar gejokte wederwaardigheden aan de Byzantijnse kroniekschrijver Nicetas Choniates.

U zegt wel vaker dat u iets pas kunt vertellen als u de context tot in de details hebt uitgeplozen. Hoe hebt u zich deze keer voorbereid?

,,In vergelijking met De slinger van Foucault en Het eiland van de vorige dag was dat een eenvoudige operatie. Ik had drie ruimtes voor ogen. Een eerste plek waarmee ik iets wilde doen, was Constantinopel. Misschien voelde ik me daartoe aangetrokken omdat ik er nog nooit was geweest. Ik heb toen in Parijs een boek over Istanbul gekocht, ben er vervolgens naartoe gegaan en heb er enkele dagen alle onderaardse gangen van de stad uitgekamd. Een tweede plek die ik in mijn roman wilde gebruiken was het Alessandria van mijn jeugd. Wie oud wordt, wil naar zijn roots terug. Ik heb door de Piemontese vlakten gezworven en de historische teksten over de geboorte van de stad gelezen, maar in hoofdzaak ging het om materiaal dat ik al kende. Ten slotte was er het fascinerende mythische rijk van Presbyter Johannes. Ook de teksten daarover waren al heel lang bekend terrein voor mij. En aangezien het om een denkbeeldig rijk gaat, hoefde ik me er zelfs niet voor te verplaatsen. Ik heb wel wat foto's uit het Verre Oosten bekeken, maar je hebt geen exacte, feitelijke gegevens nodig om een louter imaginaire wereld te beschrijven. Mijn vorige romans speelden zich min of meer in een besloten ruimte af, terwijl Baudolino de hele wereld rondzwerft. Het voelde aan alsof mijn vrijheid er groter door werd.''

Op welk moment heeft het personage Baudolino vaste vorm gekregen?

,,Vrij laat. Ik zat aanvankelijk op een ander spoor, een roman die zich wel in hetzelfde tijdvak afspeelde maar waarvan ik uiteindelijk maar een paar elementen heb bewaard. Pas toen ik de brief van Presbyter Johannes bij het geheel betrok, begon een en ander in de juiste plooi te vallen. Die brief en de stichting van Alessandria, in 1168, bleken in de tijd ongeveer samen te vallen. Een van de meest gangbare hypotheses is dat de brief van Johannes aan het hof van Frederik Barbarossa is geschreven. Ik heb toen het idee opgevat de stichting van een echte stad te koppelen aan een queeste naar een fantastisch, volslagen verzonnen rijk. Ik had dus een personage nodig dat, afkomstig uit Alessandria, aan het hof van Frederik moest verzeilen, en aangezien San Baudolino de patroonheilige van Alessandria is, had ik meteen zijn naam. Maar ik had er toen nog altijd geen idee van wie of hoe Baudolino zou kunnen zijn.'' ,,Net terug uit Constantinopel wilde ik gaan zitten om iets over de stad te schrijven, toen in één vloeiende beweging het taaltje naar buiten stroomde dat ik in het eerste hoofdstuk heb gebruikt. Toen had ik hem. Het is dus niet zo dat Baudolino geboren is als een personage met een eigen psychologie en dat hij pas daarna begon te praten. Het is omgekeerd: hij was aanvankelijk een stem, een manier van spreken die uit de herinnering aan mijn eigen dialect kwam bovendrijven.''

Baudolino is een schelm en een aartsleugenaar. De leugen is van oudsher een geliefkoosd wapen van de picareske held, maar die laat normaal geen sporen na in de wereldgeschiedenis.

,,Schelmen opereren in de marge. Baudolino is dan ook maar tot op zekere hoogte een schelm. In de reacties op het boek is het thema van waarheid en leugen tot dusver wellicht overbeklemtoond. Baudolino is ook een uitvinder van utopieën, hij staat model voor die bedenksels die, hoe fantastisch en ongerijmd ze ook lijken, toch de wereld in beweging brengen en de geschiedenis voortstuwen. Zijn kracht bestaat erin dat, als hij verhalen verzint, hij er meteen ook zelf in gelooft.''

In de tweede helft van de roman, bij de monsters van het rijk Pndapetzim, zwicht Baudolino voor de bekoring van een 'alternatieve theologie'.

,,Vanaf het begin keek ik al uit naar het liefdesverhaal dat ik voor Baudolino in gedachten had in het rijk der monsters. Het stond voor mij vast dat hij daar Hypatia zou ontmoeten en dat ze hem met haar geest zou moeten verleiden in plaats van met haar lichaam. Hij wordt verleid door een denkwereld die ver van hem af staat. Die theologie heb ik speciaal voor Hypatia bedacht. Er zit wat Plotinus in, wat Proclus, een beetje gnostische filosofie. Ik heb me een zomer lang met een koffer vol van die teksten op het platteland teruggetrokken.''

In de alternatieve theologie van Hypatia is God 'de plaats of de niet-plaats waar de tegengestelden samenvloeien'. Het klinkt bijna als een idealistische esthetica van de roman.

,,Dat is het ook. Als ik een filosofisch of semiotisch boek schrijf, spoor ik de tegenstellingen op om te proberen ze uit te bannen. Als romanschrijver zoek ik de tegenstrijdigheden op om ze te ensceneren en vooral zo te laten.''

Toch is de wereld volgens Hypatia een verschrikking: waar apathie een deugd is en de voortplantingsdaad een vergissing van de Schepper, blijf je beter uit de buurt.

,,Alle denksystemen van de monsters zijn verschrikkelijk. Er heerst een 'racisme van de ideeën'. Ik vond het vermakelijk om die monsters zo te creëren dat ze alleen in staat waren afwijkende ideeën waar te nemen en elkaars uiterlijke wanstaltigheid niet konden zien. Het is eigenlijk het omgekeerde van wat ik in De naam van de roos heb gedaan. In dat boek deed het ertoe of je in God geloofde. Niet iedereen was zuiver in de leer, er waren gradaties in het fanatisme. Hoewel machtshonger ook een rol speelde in de scholastieke discussies, bleef het geloof iets waaraan je niet kon ontsnappen. Baudolino is een amoreel personage. Je komt er niet achter of hij in God gelooft. Het geloof speelt alleen een rol in een aards machtsspel. De religieuze conflicten heb ik verbannen naar het rijk van de monsters, waar ik een collage van alle denkbare ketterijen heb ontworpen. Voor de meeste daarvan lijkt aanvankelijk wel iets te zeggen, totdat je merkt dat ze aspecten hebben waarvan je intuïtief gaat gruwen.''

Voor Baudolino is een gerucht, vanaf het moment dat het ontstaat, meteen ook waar. Moet die terreur onderdoen voor 'het racisme van de ideeën' bij de monsters?

,,De Middeleeuwen waren geen filologisch tijdperk: de stem van de traditie was belangrijker dan de bewijskracht van het document. Wat legende, traditie of gerucht geworden was, werd automatisch waar. De eerste helft van de roman lijkt zich tegen een historische achtergrond af te spelen, de tweede helft in een fantastische, imaginaire wereld. Maar die stijlbreuk bestaat alleen in het hoofd van de moderne lezer. Voor de middeleeuwer bestond dat verschil niet. In het Westen had men echt zo'n paradijselijke voorstelling van een mythisch Oosten. Van de weeromstuit heb ik dan een Oosten geconstrueerd om kotsmisselijk van te worden, waar in dezelfde sprookjesachtige termen over het Westen wordt gefantaseerd. Het is een beetje de erfzonde. Dat wat we niet kunnen krijgen, lijkt altijd het aantrekkelijkst.''

Baudolino introduceert zichzelf als een onbetrouwbare verteller. Welke tegenzetten kan de lezer verzinnen in een spel waarin hij bij voorbaat weet dat hij voor de gek gehouden wordt ?

,,Waar de verteller in Het eiland van de vorige dag nog heel nadrukkelijk aanwezig was, is hij nu verdwenen. Ik heb Baudolino en zijn toehoorder Nicetas, de Byzantijnse kroniekschrijver, geïntroduceerd en heb daarna de teugels losgelaten. Daardoor zou de lezer, net als Nicetas, de volledige vrijheid moeten genieten om uit te maken tot waar hij Baudolino wil volgen.''

Is het ons geraden hem te volgen als hij de brieven van Abélard en Héloise schrijft, of een boekwerkje over kakken dat later door Pantagruel in de bibliotheek van San Vittore wordt teruggevonden, of als hij andere Swiftiaanse anachronismen creëert?

,,Een kleine rechtzetting: ik heb Baudolino veel in de schoenen geschoven maar niet de briefwisseling van Abélard en Héloise. Zijn liefdesbrieven lijken daar wel op, maar gaan terug op een andere, onbekende briefwisseling die ik heb teruggevonden. Die andere voorbeelden zou ik geen anachronismen noemen. Ik ben gewoon te kwader trouw. In een constructie waarin Baudolino van alles en nog wat in gang zet dat daarna als historisch feit wordt beschouwd zonder dat zijn betrokkenheid nog wordt herkend, ben ik het niet die Swift kopieert maar is het Swift die Baudolino plagieert. Rabelais besteelt Baudolino, niet omgekeerd. In het Piemontese taaltje van het eerste hoofdstuk staan, tweehonderd jaar vóór Adson van Melk, al zinnen die aan het eind van De naam van de roos opduiken.''

Een andere echo uit De naam van de roos is het misdaadverhaal: de moord op Frederik Barbarossa. Alleen was er in dit geval geen misdaad.

,,Ik wilde stoeien met het idee van een moord in een afgesloten ruimte. Mijn plezier bestond erin een ketting van oplossingen te construeren die allemáál vals waren. Iemand zei me vandaag nog: het is net Murder on the Orient-Express , waarin iedereen aan de misdaad heeft meegewerkt. Maar dat is het ook niet. Niemand is schuldig want er was inderdaad geen misdaad.''

Bij het lezen van complexe historische romans waarin ook nog eens een hoop intertekstuele verwijzingen zijn verwerkt, moet de lezer soms over nogal wat culturele en historische bagage beschikken. Betrapt u zichzelf er wel eens op dat u uw eigen ambities intoomt om de lezer onderweg niet kwijt te spelen?

,,De kunst bestaat erin om zoveel mogelijk indirect mee te geven. Een eenvoudig voorbeeld: in De naam van de roos leg ik niet uit dat de bril sinds kort is uitgevonden. Als je de verbazing van de personages ziet als William van Baskerville zijn bril bovenhaalt, snap je dat vanzelf. Als ik te veel moet uitleggen, weet ik dat ik fout zit. De verleiding was groot om in Baudolino een verhaaldraad te verwerken over de ontmoeting van Frederik Barbarossa met de mystieke dichteres Hildegard von Bingen. Ik heb ook met het idee gespeeld Baudolino niet alleen naar Constantinopel, maar ook naar Jeruzalem te sturen. Gelukkig heb ik daarvan afgezien, anders had ik gewoon de Gerusalemme liberata van Torquato Tasso herschreven.''

Is uw kennis van de theoretische schema's waarmee exegeten uw werk zullen proberen te ringeloren en reduceren, niet hinderlijk tijdens het schrijven?

,,O nee. Als ik in de huid van de verteller kruip, bestaan de theorieën niet meer. Niet dat ik ze vergeten ben, maar als romanschrijver liggen je bekommernissen elders. Je bent meer in de ban van klank en ritme. Ik geloof wel dat mijn keuzes intuïtief zijn. Neem nu Baudolino : het was niet zo dat ik mezelf de beperking heb opgelegd om een verteller te creëren die niet waarneembaar is, die zijn stem niet laat horen. Ik merkte het pas achteraf, bij het herlezen. De laatste auctoriële sporen, woordjes als 'waarschijnlijk' of formules als 'we denken dat' heb ik toen geschrapt omdat ik vond dat ze vloekten. Maar het was geen strategie, die stem werd als vanzelf voortgedreven.''

Merkt u na vier lijvige romans dat er iets in uw eigen houding en aanpak is veranderd?

,,Er is zeker iets veranderd maar ik weet niet wat dat zou kunnen zijn. Het ontbreekt me aan een perspectief, aan afstand in de tijd. We zouden over vijftig jaar nog eens moeten afspreken om daarover te praten. Ik merk ook dat mijn laatste filosofische boek, Kant en het vogelbekdier , vol zit met verhalen. Misschien is ook mijn academische stijl verhalender geworden, maar zelfs daar ben ik niet zeker van, omdat ik altijd al de indruk heb gehad dat mijn essays een verhalende inslag hadden. Ze hadden de structuur van een whodunit , wie is de schuldige, wat is het mysterie? Toen ik De naam van de roos af had, schoot me te binnen wat een van de lectoren van mijn doctoraatsverhandeling me destijds had gezegd: 'Je hebt nog veel te leren. Een echte geleerde maakt in de loop van zijn onderzoek wel vele hypotheses maar geeft in zijn boek alleen de resultaten, terwijl jij de geschiedenis van je onderzoek hebt verteld alsof het een roman was.' Hij had gelijk: dat had ik inderdaad gedaan.''

Had Baudolino's twaalfde eeuw nog verleidingen achter de hand waar u ook zelf van geschrokken bent?

,,Ik heb een zekere affectie opgevat voor Frederik Barbarossa. In het Italiaanse onderwijs is hij van oudsher de archetypische slechterik. Maar het lag wel iets ingewikkelder. Hij heeft tegen wil en dank een groot deel van zijn leven in Italië doorgebracht en voelde zich er slecht behandeld, terwijl hij naar zijn eigen overtuiging toch het beste voorhad met de Italianen.''

,,Pessimisme is te verkiezen boven zelfbedrog. Er is een grote groep mensen die je niet meer kunt bereiken met een cultureel betoog: zij die bezweken zijn voor de lokroep van de massamedia. Ze hebben een mythische, aan het tv-scherm ontleende visie op het leven. Hun waarden zijn materialisme en spektakel. De massamedia zijn zo snel en zo brutaal onze levens binnengedrongen dat wie voor hun verleiding gevallen is, niet meer te redden is. Laten we hopen dat hun kinderen nog te genezen zijn. Al weet ik niet hoe.''

©opyright De Standaard


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan:


Aanbevelingen door leden:

bernard-de-clairvaux starstarstarstarstar

Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!