Kunst en cultuur van de middeleeuwen

- Welkom op deze club over de middeleeuwen -

ehrenritter.gifIn deze club volgen we het nieuws over de middeleeuwen en discuteren we er over op het forum of blog: nieuwe inzichten en analyses, boeken en internetberichten, tentoonstellingen, films en TV-series, strips, levende geschiedenis en re-enactment en last but not least, de reisverslagen van onze clubleden. Kortom elk evenement dat ook maar een link heeft met de middeleeuwen krijgt een plaats op deze club. Het kan dus ook een persoonlijke belevenis of ervaring zijn van een clublid of gast, daarvoor dient vooral het 'Forum'. Op de blogberichten kan je ook je reacties kwijt. Naast het vele nieuws heb je ook nog de talrijke videoclips die je vindt in 'Videoalbums' en enkele links. Kortom, ben je in geschiedenis geïnteresseerd en meer bepaald in de periode van de middeleuwen, maak je kosteloos lid en doe mee of geniet.

5_1.pngD
e naam van de club verwijst naar het boek De Kathedralenbouwers van de franse historicus G. Duby: de middeleeuwers waren immers bij uitstek kathedralenbouwers. Dit boek heeft mij begeesterd en het middeleeuwse vuur wakkerde voor eeuwig aan door "De naam van de Roos" van de erudiete Umberto Eco.

Je vindt "Kathedralenbouwers" ook op Scoop.it!.  Plaatjes over de middeleeuwen vind je op Pinterest - middeleeuwen.

De periode voor de middeleeuwen, namelijk de Prehistorie en de Oudheid, wordt behandeld in de club
"Van Prehistorie tot Middeleeuwen".

Ben je een toevallige gast?
Wordt gratis lid, of laat iets horen op het forum of mail de eigenaar van deze club op calamandja@yahoo.com.

eric-enide-e1391725330308.jpg

Reeds sedert 2008 organiseert de club Kathedralenbouwers quasi jaarlijks een clubbijeenkomst. (weliswaar onderbroken tijdens de coronaperiode 2019-2021)
Na Utrecht (2008 & 2019), Brugge (2009), Delft (2010), Zutphen (2011), Kortrijk (2012), Bergen op Zoom (2014), Mechelen (2015), Deventer (2017), Tongeren (2018), Brussel (2022) is de twaalfde clubdag in 2022 doorgegaan in Gouda. Hieronder vind je het verslag van de laatste 
clubdag in Gouda, opgesteld door clublid Antonius en nagezien door clublid Bernardus.

 

De Meteo van zaterdag 24 september om 06:20 uur geeft grijs en druilerig weer met een temperatuur tussen de 13 en 17 graden Celsius. Verscheidene Bouwers zijn al uit de veren, of zelfs al op weg naar Gouda, stad aan de samenvloeiing van Hollandse IJssel en de Gouwe en doel van de tweede  Bouwers-ontmoeting van 2022, en de 12e sedert 2008. Brussel stond in mei op het programma.

Gouda ontving in 1272 van Floris V stadsrecht. In de 14de eeuw was het een heerlijkheid, onder meer in bezit bij Jan van Beaumont en Jan en Guy van Blois. Het was een handelscentrum: er werd tol geheven van schepen die soms verplicht waren de vaarroute  langs Gouda te nemen. Deze route door de Hollandse binnenwateren was veiliger dan de vaarroute over zee.

Bekendste monumenten zijn de Grote of St.-Janskerk, een laat-gotische kruisbasiliek met verdubbelde zijbeuken, herhaaldelijk herbouwd en vergroot, het laat-gotische Stadhuis (1450-1452) en De Waag (begonnen in 1668; P. Post). In 1514 had Gouda meer dan 20.000 inwoners en ze had tot 1795 zitting in de Staten van het gewest, als een van de zes grote steden van Holland.

We zouden het allemaal en nog meer tegenkomen in het programma dat Marjoke en Hans hadden voorbereid. Om 10:00 uur werd verzameld in Café Gouds Glas aan de Markt. Bij de ontmoeting was er vooral aandacht voor de ster-leden die door omstandigheden er niet bij waren, doch die door warme groeten en Apps over en weer er wel bij waren: Lucy, Marie-Christine, Marjoke en ridder Johan. In 2023 zouden we weer voltallig moeten zijn. We keken elkaar eens diep in de ogen en waren na de tassen koffie klaarwakker voor de dag.        

Om 10.40 uur klopten we aan bij de Kamphuisen Siroopwafelfabriek voor een leuke, leerzame en lekkere excursie. De siroopwafel is vanaf 1810 een specialiteit uit Gouda, weliswaar met Duitse roots. Na een dia-presentatie een heus bezoek aan de bakkerij, de trap op naar de kluis met het verzegelde recept. Daarna in de koker-glijbaan weer terug naar de grond.

Rond half twaalf wandelden we langzaam naar het waterfront van de Hollandse IJssel voor ons lunchadres. Eerste halte was de Donkere Sluis, mede als eerbetoon aan de Van Rossems die zo’n mooi tv-portret van Gouda maakten. Via de Oosthaven – langs het sterfhuis (29 october 1590) van literator Dirck Volkertsz Coornhert – en de Korte Noodgodsstraat naar de Barbaratoren aan de Kuiperstraat leidt het pad en dan via het Raam naar Museumhaven Gouda, gelegen in de kolk achter de Mallegatssluis.

De museumhaven ligt vol varend erfgoed - zoals de klipper Johanna - van de vroegere Nederlandse binnenvaartvloot, met van die prachtig grote zwaarden om de drift te beperken. Maar… aan de haven lagen ook onverwachte schatten voor geo-cachers Vanessa en Nicolas.

De lunch in de authentieke sluiswachterswoning het IJsselhuis was voortreffelijk. Het Livar varken, kroketten en de bieren van Gulpen zijn de favorieten. We leerden bij dat in de vijftiende en zestiende eeuw de Vlaamse steden grote afnemers van het Goudse bier waren. Er waren maar liefst 200 brouwers in de stad. Wanneer de Gouwenaars te weinig bier leverden, klaagden de steden dat ze een groot gebrek aan bier hadden. Minstens zo interessant was het technisch college over het belang van keramische stenen en metselprecisie in het productieproces van de hoogoven.

Op de route naar de St.-Janskerk werden we herinnerd aan de Goudse jeugd van Erasmus: “Zotheid verlengt de jeugd en weert de ouderdom” stond op een gevel geschreven. We traden al vaker in zijn voetsporen tijdens bouwersdagen in Deventer, Bergen op Zoom en Brussel.  Langs Molen ‘t Slot gingen de stappen naar het Houtmanplantsoen om de restanten van het  kasteel van de heren van Blois te zien: een verdwenen kasteel is natuurlijk een dèja vu voor de Bouwers. Overigens kwamen we ook een voormalige watermolen tegen. Ondanks de continue inspanning om de stad droog te houden, vond men het blijkbaar logisch om water vanuit de IJssel terug de stad in te laten stromen om een watermolen aan te drijven. Nederlands waterbeheer om zijn smalst…what’s new?

Aan de Jeruzalemstraat had de twaalfkantige Jeruzalemkapel met zijn stergewelf uit steen zijn deur voor ons open laten staan. De kerk werd rond 1500 gebouwd door een priester die terugkeerde van een pelgrimage naar het Heilig Land.

De St.-Janskerk met zijn serie gebrandschilderde ramen van de gebroeders Crabeth is in vol ornaat. Er loopt onder de vlag 750 jaar Gouda, de tentoonstelling “Beleef het wonder van Gouda”. De Altaarstukken zoals die in 1570 in de kerk stonden zijn teruggeplaatst en in Museum Gouda konden we de Originele ontwerptekeningen (cartons) op rol bewonderen. Museum Gouda heeft ook ruimte gereserveerd voor de ambachtelijk producten van het Goudse plateel en de Goudse tabakspijpen.

Voor de borrel worstelden we ons door de kermis nog even naar het stadhuis, een Vlaams bouwproject uit de stal van het geslacht Keldermans. Ook de waag werd bewonderd, hoewel het feitelijk buiten de krijtlijnen van de middeleeuwen hoort. Het is een typisch product van de Hollandse 17de eeuw, ontworpen door Pieter Post.

De eerste borrel was een toast op de nieuwe boreling Imar, een telg van trotse Antonius. Ook andere persoonlijke zaken krijgen aandacht. Vanessa is geswitcht van job: van de stevige Zweedse auto-industrie naar de precisie van Amerikaanse medische apparaten en toestellen. 

Het diner bood voor ieder voldoende keus en een enkele bouwer waagde zich aan de Goudse kaas als smaakmaker bij hun gerecht. Het dispuut spitst zich toe op recente uitgaven over de belangwekkende periode tussen 500 en 1500: “Femina” van Janina Ramirez werd daarbij niet overgeslagen. En jahoor, dan gaat het ook weer over Hildegard van Bingen.

Het was weer een gezellige dag in een gemoedelijke stad. De bouwers kijken alweer vooruit en fantaseren over hun voldoende pelgrimage.

 

art_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpg

Foto van de clubleden op de negende clubdag in Tongeren (2018):

Foto van de clubleden op de achtste clubdag in Deventer (2017):

Foto van de clubleden op de zevende clubdag in Mechelen (2015):

Foto van de clubleden op de zesde clubdag in Bergen op Zoom (2014):

Foto van de clubleden op de vijfde clubbijeenkomst in Kortrijk (2012):

IMG_0001.JPG

Foto van de clubleden op de vierde clubbijeenkomst in Zutphen (2011):

club2.jpg

Foto van de clubleden op de derde clubbijeenkomst in Delft (2010):

Clubleden Kathedralenbouwers in Delft

Foto van de aanwezige clubleden op de tweede clubbijeenkomst van de Kathedralenbouwers te Brugge op 18 april 2009.

cluppersbrugge(1).jpg

art_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpg

 documents.gif 46a0f6cd59ecc242f3e84fbf00fabaa2.jpg

Eind 2023 verscheen het boek Johan Maelwael en de gebroeders van Lymborch – grondleggers van de Nederlandse schilderkunst. De auteurs/samenstellers André Stufkens en Clemens Verhoeven schreven al eerder over deze kunstenaars van rond 1400. In de summiere verantwoording is te lezen dat de huidige uitgave te zien is als een derde, geheel herziene druk, waarin het recentste onderzoek is verwerkt. Wat er zoal herzien is blijkt niet expliciet.

De auteurs zijn niet zuinig met hun claims, zeg maar gerust een tikje chauvinistisch. De uit Nijmegen afkomstige Maelwaels en van Lymborchs lieten de schilderkunst in de Lage Landen ‘plotseling volwassen’ worden. Ze bestormden ‘het wereldtoneel’, schrijven ze. Zo onttronen ze de Vlaamse kunstenaars Jan van Eyck en Rogier van der Weijden. ’Onze’ kunstgeschiedenis begon niet in Vlaanderen, maar in Gelre.

Op de pittige amuse volgt steviger kost. Leven en werk van deze drie generaties kunstenaars komen uitgebreid aan bod. Ze vierden triomfen tussen pakweg 1370 en 1416. Lang bleven ze anoniem of slechts bekend onder Franse namen, maar recent onderzoek brengt hun identiteit aan het daglicht. Zelf zagen ze zich als ambachtsman, nog niet als kunstenaar. De Maelwaels (eerste en tweede generatie) hadden een achtergrond in de heraldiek. In Nijmegen werkten ze voor de Gelderse hertogen, in Dijon en Parijs voor machtige Franse vorsten. Na de schets van hun leven en hun tijd volgt een indrukwekkende presentatie van wat deze kunstfamilie zoal vermocht. Daarbij domineert het werk van de derde generatie, de Van Lymborchs.

Nijmegen

Dat deze artistieke uitbarsting van rond 1400 überhaupt plaats vond is een mirakel. De Honderdjarige Oorlog tussen Fransen en Britten hield vooral in Frankrijk huis, de plattelandsbevolking was de dupe. Het grote schisma in de kerk zorgde bovendien voor ontreddering, want wat moest de gewone gelovige met twee pausen – en eventjes zelfs met drie. Bovenop dit alles waarde de pest nog steeds rond. In die periode wordt het verhaal van de Maelwaels in de Gelderse archieven zichtbaar. Een naam trouwens met een raadseltje erin, dat we hier niet verklappen.

De schildersfamilie kwam van origine uit Xanten of Kleef, maar takte af naar de Burchtstraat in Nijmegen vlak bij het Valkhof en de Waal. Daar werkten de broers Herman en Willem en diens zoon Johan nauw samen. Johan’s zus Mette blonk uit als maakster van borduur- en tapijtweefkunst. Haar werk ging echter verloren. Willem en Herman schilderden de schaapjes al op het droge: ze bezaten acht panden in de Burchtstraat, genoeg voor een stil leven, zou je zeggen. Johan Maelwael en zijn drie neven van Lymborch – zonen van Mette – zouden na 1400 in Frankrijk carrière maken, maar bleven de band met Nijmegen koesteren.

Nijmegen lag – en ligt – tussen Rijnland, Bourgondisch Brabant en IJsselstreek. De stad vereenzelvigde zich met de belangen van de Gelderse hertogen. Herman en Willem leefden zich uit in de heraldische versiering van schilden, wapens en wimpels. Als hovelingen waren ze ook thuis in protocol en diplomatie. Een van hun belangrijkste werken is het Wapenboek Gelre waarin ze wapens en helmtekens van honderden ridders vastlegden. Hun armoriaal (wapenboek) onderscheidde ruim 1750 wapens. Hun tekenstijl doet al denken aan Franquin (tekenaar Guust Flater) en Hergé (Kuifje): ‘klare lijn’, knipogen de auteurs.

Jan van Berry

Opzienbarender was de tweede en derde generatie. Op voorspraak van de hertogin van Gelre, Catharina van Beieren, kon Johan aan de slag aan het Franse hof. Deze Maelwael portretteerde de vorsten Filips de Stoute en Jan zonder Vrees en beschilderde beeldhouwwerken van andere gastarbeiders uit het noorden, zoals de Haarlemmer Klaas Sluter en de Veluwenaar Klaas van Werve. Hij introduceerde vermoedelijk zijn drie Nijmeegse neven aan het hof.

Herman, Paul en Johan van Lymborch werkten eerst voor Filips de Stoute, vanaf 1404 voor diens broer, Hertog Jan van Berry (Jean, Duc de Berry). Dit was een van de rijkste kunstminnaars en collectioneurs van zijn tijd. Het drietal werkte eerst aan een Bible moralisée, een plaatjesboekje vol stichtelijke tekeningen en Bijbelteksten. Ook verluchtten ze getijdenboeken, zeg maar gebedenboekjes in zakformaat. In hun laatste werk, de Très Riches Heures de Duc Jean de Berry ging alle aandacht uit naar hun schilderingen. 

Waar illuminatie eerst tekst aanvulde was dat nu andersom. De samenstellers nemen liefst vierendertig afbeeldingen uit dit wereldberoemde, maar slechts zelden getoonde, getijdenboek op in hun boek. Het zijn stuk voor stuk magnifieke werken die deskundig worden toegelicht. De broers stonden op het hoogtepunt van hun roem, toen ze in 1416 – aan de pest? – overleden, zo rond de dertig jaar oud. Hun aandeel aan de Très Riches Heures hadden ze nog niet afgerond. Met hun dood verdween de familie zo ongeveer van het toneel maar niet uit de kunstgeschiedenis.

Kanttekeningen 

Vooral in voorwoord en inleiding draait veel om de enorme onbekendheid van deze vroege schilders, ondanks hun grootse prestaties. Maar is hun werk echt zo onbekend? H.W. Jansons History of Art(1991, 4e druk) geeft ze bijvoorbeeld een mooie plek in een eregalerij van middeleeuwse kunst. Oké, de Limbourg Brothers worden hier neergezet als Vlaamse meesters en niet als Gelderse maar is dat zo relevant? En legde de familie de kiel voor de Nederlandse kunst? Zo ja, dan deden ze dat toch vooral in Frankrijk voor Bourgondische opdrachtgevers. Stel dat de familie in Kleef gebleven was, waren ze dan nu Duitse kunstenaars avant la lettre geweest? Het toe-eigenen van deze kunstenaars komt kortom opgeklopt over. En dat voor een tijd waarin grenzen diffuus waren en zeker niet overeenkwamen met tegenwoordige afbakeningen. Internationale beïnvloeding was er natuurlijk wél: de topkwaliteit van Très Riches Heures was mede te danken aan de reis van Paul van Lymborch naar Italië, aldus de auteurs.

Opvallend is verder dat de eerste en tweede generatie Maelwael er bekaaid af komen. Voor hun werk zijn twintig pagina’s uitgetrokken. Voor de broers van Lymborch… honderd pagina’s. De verdeling is dan andermaal scheef: zeventig pagina’s zijn gewijd aan dat ene alles overschaduwende Très Riches Heures. Daaronder ook alle twaalf kalenderbladen. Allemaal even schitterend maar toch: waarom zo onevenwichtig? Trouwens, ook de boektitel begint met Johan Maelwael en laat dus de eerste generatie Maelwael ongenoemd.

Voor wie toe-eigening en balans niet zo relevant vindt, maakt dat natuurlijk niet veel uit. Dit is gewoon een fijn kunstboek met prachtplaten van het heilige- en het gewone leven in de late Middeleeuwen. Ze imponeren dankzij felle kleuren, overwogen composities, sprekende portretten en net niet realistische tekeningen. Perspectief en anatomie houden iets magisch. De thema’s variëren van vertrouwde christelijke thema’s als de Aanbidding van de Heilige Drie-eenheid of de Kruisafneming tot prachtige miniaturen van eggende en zaaiende, in vodden geklede boeren en een stel zwijnenhoeders aan de rand van het bos. Het zijn betoverende werken.

Een prachtig kijk- en leesboek dus met verder nog diverse nuttige bijlagen waaronder een tijdlijn van deze drie generaties schilders, plattegronden van middeleeuws Nijmegen, Champmol en Parijs en een overzicht van musea met werk van de Maelwael-van Lymborchs. Verantwoordingen en colofon ontbreken natuurlijk niet, een register jammer genoeg wel.

Tenslotte, voor verdere verdieping is een bezoek aan het Nijmeegse Gebroeders van Lymborch huisaan te raden – figuurlijk en letterlijk, want zelfs de middeleeuwse kelder in dit oude woonhuis van de Maelwaels is schilderachtig mooi.

Bron: Joost Eskes, Historiek.net, 

Johan Maelwael en de gebroeders Van Lymborch. 
Grondleggers van de Nederlandse schilderkunst
André Stufkens, Clemens Verhoeven
212 pagina’s - € 29,99

Deze publicatie is een herwerkte versie van het proefschrift waarop Margreet Brandsma in 2021 aan de Universiteit Leiden promoveerde. Centraal staat de figuur van Margaretha van Bourgondië, de oudste dochter van hertog Filips de Stoute en Margaretha van Male. Zij trad in 1385 samen met haar broer, de latere Bourgondische hertog Jan zonder Vrees, in het fameuze dubbelhuwelijk van Kamerijk. Margaretha en Jan trouwden respectievelijk met de zoon en dochter van Albrecht van Beieren. Met haar echtgenoot Willem, die graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland was, bestuurde Margaretha van Bourgondië deze drie graafschappen. Ze had – zo onthult het boek – een zeer groot en blijvend engagement voor de belangen van haar kind en erfopvolgster Jacoba van Beieren. Deze laatste geniet reeds eeuwenlang veel aandacht en na de biografie door Antheun Janse uit 2009 is wat over haar terecht (maar vaak ook ten onrechte) de ronde deed in de juiste context geplaatst.

Over de moeder van Jacoba van Beieren was tot de publicatie van het boek van Margreet Brandsma heel wat minder kennis voorhanden. Margaretha van Bourgondië komt duidelijk naar voren als een dame die, in lijn van haar Franse koninklijke en Bourgondisch-Vlaamse af komst, zich niet al- leen bewust was van haar vorstelijke status, maar ook van aanpakken wist. Zo kon ze zich in de bijzonder turbulente eerste decennia van de vijftiende eeuw staande houden. Ze was door haar afkomst en huwelijk ook een speler in de internationale politiek en dat alles te midden van verscheurende ‘binnenlandse’ vetes (zoals de burgeroorlog tussen Bourguignons en Armagnacs in Frankrijk en de vetes tussen Hoeken en Kabeljauwen in Holland) en interne familiale conflicten (zoals die rond de verschillende huwelijken van haar dochter en de intriges van haar schoonbroer Jan van Beieren). Zoals de titel van het boek aangeeft, schipperde ze daarbij met veel brio tussen de niet altijd gelijklopende belangen van haar dynastie van oorsprong (die van de Valoishertogen van Bourgondië) en het Beierse geslacht waartoe ze door haar huwelijk was gaan behoren. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1417 tot aan haar dood in 1441 wist ze als vorstin- weduwe via haar weduwgoed (douarie) een eigen politieke lijn te ontwikkelen. Dat ze uiteindelijk het hoofd diende te buigen voor de ambities van haar Bourgondische neef, hertog Filips de Goede, en diende te aan- vaarden dat hij – en niet haar dochter Jacoba – heerser werd over de drie graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland, is niet als een absolute mislukking te beschouwen. De concrete omstandigheden waarin het een en ander werd uitgeklaard, illustreren wat een agency een vorstin in deze periode aan de dag wist te leggen.

Het eerste deel van het boek biedt in zes chronologische hoofdstukken een overzicht van het leven en de carrière van Margaretha: van een pion op het matrimoniale schaak- bord van haar dynastie van herkomst, tot haar overlijden in haar gelief koosde Hene- gouwse residentie in Le Quesnoy en haar bijzetting in de kapel die zij daar stichtte. Dit laatste gebeurde in aanwezigheid van hertog Filips de Goede en hertogin Isabella van Portugal. Het valt zonder meer op dat ze Le Quesnoy als haar laatste rustplaats had ge- kozen en niet de Haagse hofkapel, waar haar dochter en schoonouders lagen begraven, of het mausoleum van de Bourgondische her- togen, dat haar vader had gesticht. De keuze voor Le Quesnoy onderlijnt haar gehechtheid aan het graafschap Henegouwen. Deze gehechtheid blijkt ook uit het tweede deel van dit boek dat dankbaar gebruik maakt van het archief van de Rijselse rekenkamer, waar bronnen overvloedig voorhanden zijn. In de eerste plaats maakt de auteur gebruik van rekeningen waarmee het wedervaren van het weduwgoed van Margaretha in de verschillende vorstendommen kan worden gereconstrueerd. De niet onbelangrijke financiële middelen die ze tot haar beschik- king had, werden aangewend om, andermaal in de volle traditie van haar Bourgondische familie, een op status gerichte ostentatieve levensstijl aan te houden. Hierbij valt op hoe verstandig ze de middelen die voorhanden waren beheerde, in tegenstelling tot verschillende van haar familieleden.

Een derde deel gaat, in lijn met deze indrukwekkende financiële analyse, in op de door Margaretha gevoerde hofhouding. Die wordt door Margareet Brandsma treffend omschreven als een Beierse hofhouding van Bourgondische proporties. Hier, maar ook elders, getuigt het boek dat zowel op origineel bronnenonderzoek is gebaseerd als gebruik maakt van een indrukwekkende literatuurlijst, van een aangehouden internationale vergelijking. Dit is ook het geval in het vierde en laatste deel waarin aandacht wordt besteed aan de religieuze en literaire patronage die Margaretha andermaal in lijn met de familiale tradities aan de dag legde. Ook hier valt op dat ze zich zowel kwantitatief en kwalitatief op een welhaast vorstelijk niveau bewoog. Het verwondert dan ook niet dat Margaretha van Bourgondië prominent aanwezig is in de tekst bij uitstek waarin heel vroeg en met een voor die tijd erg verfrissende blik naar de rol van vrouwen wordt gekeken: Het boek van de stad der vrouwen (de fameuze Cité des dames) van haar tijdgenoot Christine de Pizan. Over Margaretha van Bourgondië heeft een anonieme eigentijdse dichter een lofdicht geschreven, waarin over haar wordt gesteld: ‘par proesse son pais gardé a, par hardiesse mult bien deffendu l’a’ (met dapperheid heeft ze haar land behouden en met stoutmoedigheid heeft ze het verdedigd). ‘Hardi’ was ook de kwalificatie waarmee haar vader hertog Filips de geschiedenis is ingegaan, en waarmee een latere hertog (die we eerder kennen als le Téméraire, ‘de Stoute’) soms ook werd omschreven. Met deze exemplarische studie heeft Margreet Brandsma aangetoond dat ook de vrouwen uit deze dynastie dergelijke kwalificatie meer dan verdienen.

Margreet Brandsma, Tussen twee dynastieën.
Margaretha van Bourgondië 1374-1441,
gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland
(Uitgeverij Verloren; Hilversum, 2022) 304 p., ill., € 29,00

 
Bron: Marc Boone, Universiteit Gent, Tijdschrift voor geschiedenis 135.4 (2022)

In Indiculus beschrijft Luit van der Tuuk de spirituele belevingswereld van de Vroege Middeleeuwen. Voor de vroege middeleeuwer waren de waarneembare en de bovenzinnelijke wereld volledig met elkaar verweven, laat Luit van der Tuuk zien in Indiculus. Iedereen was zich voortdurend bewust van de aanwezigheid van  bovennatuurlijke machten die invloed uitoefenden op het aardse bestaan. Van der Tuuk beschrijft in dit boek de spiritualiteit in de vroege middeleeuwen. Als kapstok gebruikt hij de Indiculus superstitionem et paganiarum, Latijn voor “kleine lijst van bijgelovige en heidense gebruiken”. De daarin bijeengebrachte opsomming van soms moeilijk te doorgronden begrippen levert een verrassende verzameling van religieuze en magische gebruiken op. Luit van der Tuuk werpt in Indiculus een helder licht op de spirituele beleving van de vroege middeleeuwers. In dit zeer interessante boek bespreekt de auteur diverse christelijke en niet-christelijke rituelen uit de Vroege Middeleeuwen.

In de inleiding bespreekt hij de Indiculus en wat daar allemaal in beschreven staat. 
Hierin gaat hij de discussie over bepaalde concepten niet uit de weg. Zo bespreekt hij de problematiek rondom het concept “heidens”. Heidendom verwijst naar iemand die woont op de heide en koppelt dat aan het Latijnse paganus, waarmee ook de antieke religies vaak beschreven worden, namelijk “pagan”. Inderdaad past heidendom beter bij de Germaanse en Keltische religies dan bij de Griekse-Romeinse, die ik liever als niet-christelijk of als polytheïstisch duid. Hij gaat ook in op de concepten religie en magie die inderdaad in elkaar overlopen. Toch is er een belangrijk verschil. Bij religie vraag je om hulp van heiligen of God, bij magie dwing je dat af met behulp van bezweringen en toverspreuken. Ook de term superstitio (“bijgeloof”) wordt besproken.

Wat Van der Tuuk niet bespreekt is het concept ritueel. Hoe definieert hij dit essentiële concept? Hij heeft totaal geen gebruik gemaakt van de Ritual Studies, hét interdisciplinaire platform dat rituelen onderzoekt. Het maakt nogal uit hoe je ritueel definieert. Is het slechts een symbolische handeling of een min of meer herhaalbare reeks van vaste elementen? Belangrijke wetenschappers als Ronald Grimes, Catherine Bell en Paul Post hadden hier kunnen helpen.

Daarnaast beschrijft Van der Tuuk veel voorbeelden van wat wij rituele dynamiek noemen, namelijk dat rituelen altijd in beweging zijn en zich steeds ontwikkelen. (1)

In dit boek speelt rituele dynamiek zich vooral af binnen het concept christianisering, waarvan de auteur vele voorbeelden geeft. Denk bijvoorbeeld aan offerrituelen, doodsrituelen, grafrituelen en genezingsrituelen. Hierbij komen steeds de niet-christelijke en christelijke kant aan bod. Denk hier aan het gebruik van amuletten, dat zowel door Grieken, Romeinen, Germanen als christenen werd gebruikt. 

Een ander belangrijk thema is waarzeggerij ofwel divinatie dat met veel voorbeelden wordt geïllustreerd. Denk hier aan wichelarij, waarbij vlucht van vogels wordt geanalyseerd of de lever van dieren wordt gelezen. Een ander belangrijk voorbeeld is dromen waarin mensen voorspellingen of andere boodschappen krijgen. Hoewel Luit van der Tuuk de term niet noemt,  beschrijft hij het ritueel tempelslaap, waarin een zieke naar een tempel van Asklepios en Hygieia gaat en daar tijdens de droom wordt genezen van zijn ziekte. Nadien offert hij een votiefreliëf. Het christendom nam dit ritueel over, waarbij de goden werden vervangen door martelaren en heiligen en de tempel door een kerk werd vervangen.(2)

Magie is een ander voorbeeld dat genoemd wordt. Denk bijvoorbeeld aan heksen die met toverspreuken allerlei verschijnselen veroorzaakten, zoals de pest of onweer. Aan de andere kant konden onweermakers onweer produceren.(3) Verder blijkt dat de Indiculus nauw was verbonden met de missie van Bonifatius die er op late leeftijd nog op uit ging om de Friezen te  bekeren, maar in 754 werd vermoord.(4)

Kortom, Luit van der Tuuk heeft wederom een prachtig en interessant boek geschreven waar hij erg trots op mag zijn. Hij heeft een onbekend document op heldere wijze ontsloten voor het grote publiek. Maar, wederom vergeet of weigert hij nieuwe literatuur te verwerken, zoals hier genoemd. Dit is betreurenswaardig. Het roept de vraag op waarom er zoveel weerstand is. Hopelijk wordt dit hersteld in een tweede druk. Over tempelslaap is bijvoorbeeld veel meer te vertellen dan nu is gedaan. Dat geldt ook voor wat rituelen zijn bijvoorbeeld. Desondanks is dit  boek een aanrader en erg handig als naslagwerk.

voetnoten:

  1. Ronald Grimes, The Craft of Ritual (Oxford University Press 2014); Catherine Bell, Ritual. Perspectives and  Dimensions. Revised edition (Oxford University Press 2009 [1997]); Paul Post, ‘Ritual Studies’, in: Oxford  Research Encyclopedia of Religion (2015) 1-23. 
  2. Mark Beumer, Hygieia. Godin of Personificatie? (Boekscout, 2e druk 2016); Mark Beumer, ‘De tempelslaap’, in: Geschiedenis Magazine, jaargang 53, nr. 6. (2018) 25-27. 
  3. Mark Beumer, ‘Onweermakers in de Middeleeuwen’, in: Kleio-Historia, nr. 10. (2019) 7-9. 
  4. Mark Beumer, ‘Saint Boniface’, in: World History Encyclopedia (5 augustus 2014).

Bron: Mark Beumer in: Kleio-Historia, nr. 16. (2022)

Luit van der Tuuk - Indiculus. 
Heidense en bijgelovige rituelen uit de vroege middeleeuwen
272 pp. €23,50.

Hoe raakte het christendom hier verspreid? Eén monnik en één mirakel volstonden volgens de traditie. Geert Berings fileert de schaarse bronnen over de heilige Amandus en brengt onze contreien tijdens de vroege middeleeuwen tot leven. 

Recensie door Jonas Roelens in De Standaard van zaterdag 14 januari 2024.

In de zevende eeuw voer een bisschop met de welluidende naam Amandus (“hij van wie moet worden gehouden”) op een gammel bootje de Schelde op. Daarvoor had hij al een monsterlijke slang overwonnen en een overledene tot leven gebracht. In de Scheldevallei overtuigde hij heidenen om hun heilige bomen om te hakken en zich te laten dopen. Dankzij de stichting van een reeks abdijen verankerde hij het christendom van Noord-Frankrijk tot diep in het huidige Vlaanderen. Althans, zo klinkt het in de heiligenverhalen die soms meer dan een eeuw na Amandus’ dood geschreven werden. 

Schrijver en docent Geert Berings wuift de wierookwolk van heiligheid rond Amandus weg en brengt licht in een periode die vaak als ‘duister’ omschreven wordt. Om Amandus in perspectief te plaatsen, vangt Berings zijn verhaal aan in de Scheldevallei tijdens de laatste eeuwen van de Romeinse tijd. De Gallo-Romeinse elite is vertrokken waardoor er geen politieke controle, economisch netwerk of Latijnse cultuur meer aanwezig is. Er zijn geen sporen van christendom in dit uitgestrekte gebied, dat vooral bevolkt wordt door inheemse boeren en Germaanse nieuwkomers. 

Berings maakt op heldere wijze gebruik van de meest recente bevindingen uit de archeologie om het dagelijkse leven te beschrijven, maar toont ook aan hoe plaatsnamen van talloze Vlaamse dorpen eindigend op -gem verwijzen naar Germaanse nederzettingen. 

Geen einzelgänger

In plaats van Amandus als een einzelgänger neer te zetten, toont Berings hoe koningen, edellieden, bisschoppen en pausen stilaan hun plek op het speelveld innemen en allianties vormen. Koningen laten zich dopen en gebruiken de kerkelijke structuur om hun invloed uit te breiden. Vergeet het beeld van oppermachtige alleenheersers die hun zin kunnen doen. Middeleeuwse koningen moeten schipperen tussen machtige clans in hun verdeelde rijk. De joint venture tussen kroon en altaar helpt beide partijen vooruit en stimuleert de missionering van afgelegen gebieden door figuren als Amandus. 

Over het eigenlijke leven van de heilige weten we verrassend weinig. Hij werd wellicht rond het jaar 600 geboren en leefde een tijd als kluizenaar voor hij naar Rome ging als rondtrekkend prediker. Daar trok hij de aandacht van koning Dagobert I, die hem steunde om een eerste klooster in Noord-Frankrijk te stichten, van waaruit hij als missionaris naar de Scheldevallei vertrok. In Gent stichtte hij zowel de Sint-Pieters als de Sint-Baafsabdij. Na een tijd werd hij gepromoveerd tot bisschop van Maastricht, al klaagde hij al snel tegen de paus over de lokale weerstand die hij daar ondervond. 

Er wordt lustig gewied in de vele ongeloofwaardige details uit de middeleeuwse heiligenlevens over Amandus. Dat blijken niets meer dan standaardmotieven uit oudere hagiografieën. Berings stelt Amandus treffend voor als een Pinokkio die uit losse onderdelen werd samengesteld door een schrijvende Gepetto. 

Maar in zijn gedrevenheid om het totale plaatje te schetsen, duurt het best lang voor Berings tot de kern van de zaak komt: hoe hebben Amandus en zijn tijdgenoten het geflikt om een totaal nieuwe religie duurzaam te verankeren in een geïsoleerd gebied? Niet door tempels te vernietigen en heilige bomen om te hakken, maar door tempels als kerken in te richten. Door offerfeesten lichtjes aan te passen om niemand te bruuskeren. Of door heiligen in te voeren als alternatief voor het veelgodendom. Pragmatisme en milde manipulatie dus. 

GEERT BERING
Hak om, die boom. Een verhaal van de kerstening in Vlaanderen
Ertsberg, 312 blz., € 27,95 (e-boek € 13)

Een vlaag van natte hond wurmt zich door dikke blauwe wierookwolken in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De penetrante geur van lijken in ontbinding vermengt zich met de parfumwalm van opgetutte kooplui. Aan een van de tientallen zijaltaren rinkelt voor de honderdste keer een bel. Orgelspel en klokkengelui overstemmen de kreet van een marktkramer bij het portaal. In het schemerduister, langs monumentale schilderijen en fluwelen gordijnen, turen heiligen naar de wirwar van kerkgangers. En wat te denken van de vrouwen die afgehakte vingers onder het altaar verstoppen?

Wendy Wauters schreef een waanzinnig intrigerend boek over de over­weldigende zestiende eeuw. Na De geuren van de kathedraal ruikt geen enkel kerkbezoek nog hetzelfde.

Een recensie van Jonas Roelens, in De Standaard van 21 januari 2023

Het type reiziger dat op vakantie geen enkel middeleeuws kerkje kan overslaan, zal volgend gedrag herkennen. Zodra kerkgangers een kerkgebouw binnen zijn, wordt wandelen schuifelen, praten wordt fluisteren. Eeuwenoude religieuze ruimtes dwingen verstild ­respect af, ook bij atheïsten. Uw hang naar ­sereniteit staat echter mijlenver af van het middeleeuwse kerkbezoek, dat een ronduit overprikkelende ervaring was. Belgerinkel, opflakkerend kaarslicht, marktkramers, ­wierookwalmen, bonte muurschilderingen, simultane misvieringen (tot wel honderd per dag), blaffende honden, pronkerige altaarstukken, stinkende pelgrims en bewegende christusbeelden vochten verwoed om de ­aandacht.

Die aanslag op de zintuigen wordt door Wendy Wauters subliem geïllustreerd aan de hand van de iconische Onze-Lieve-Vrouwe­kathedraal in Antwerpen, een gebouw dat in zijn huidige vorm totaal onherkenbaar zou zijn voor middeleeuwers. Vanaf de vijftiende eeuw was de kathedraal een doolhof van zij­altaren opgesteld tegen pilaren en afgesloten met gordijnen en hekken. Gestage bouwcampagnes en het constante verhuizen van altaren door gilden en broederschappen zorgden ervoor dat bezoekers vaak het overzicht ver­loren – de ‘verkeersborden’ in de kerk hadden hun nut. Pas op het einde van de zeventiende eeuw werd het interieur witgekalkt. Tijdens de neogotische wederopbouw na de Franse Revolutie werd de kathedraal als een gesamtkunstwerk met visuele eenheid beschouwd.

Geuren, klanken en aanrakingen bepalen in belangrijke mate ons gewone leven, maar door hun vergankelijke karakter hoor je er zelden over in historische studies

 Wendy Wauters doet veel meer dan het ­evoluerende interieur van de kathedraal beschrijven. De geuren van de kathedraal blijft allesbehalve bij het traditionele overzicht van de jaartallen waarin, bijvoorbeeld, de torenspits of het hoogkoor voltooid werd. Wauters kijkt door een antropologische bril naar wat mensen met het kerkgebouw deden, en wat het gebouw met de mensen deed. Haar boek beschrijft de belevingswereld van de middeleeuwse kerkganger. Een bonte stoet van vergeten praktijken passeert de revue: van het huren van een vaste zitplaats bij een favoriet altaar tot het rondrennen in de kerk om tijdens gelijklopende misvieringen zo vaak mogelijk de opgeheven hostie te kunnen zien – een vaak beoefende verjongingskuur. Van het ­gebruik van een altaar als vergaderplek tot een drankverbod tijdens de preek dat door herbergen omzeild werd door voordien sterke drank te ver­kopen, of misvieringen die als theaterstukken opgevat worden, inclusief katrollen en rekwisieten.
  

Verankering
 
Daarbij vervalt Wauters nooit in een toon die de spot drijft met hoe ‘raar’ de mensen toen waren. Veel van hun verzuchtingen blijken immers verrassend dicht bij die van ons te staan. Zo lijken de kapelaans die zich van de ene koordienst naar de andere haastten om zo vergoedingen op te strijken wel wat op cumulerende politici die alleen in het parlement verschijnen om op het stemknopje te drukken. Maar ook voorbij de anekdotiek raakt De geuren van de kathedraal soms een gevoelige snaar. Zestiende-eeuwse kerkelijke rituelen draaiden om lokale verankering, gemeenschapsgevoel, het behoud van een goede gezondheid, angst om wat er na de dood komt, rouw bij het verlies van dier­baren: emoties die we ook in een samenleving waarin de kerk nu een minder prominente positie inneemt, gemakkelijk herkennen.

Bovendien overstijgt het boek ruimschoots de context van die ene Antwerpse kathedraal en is het een wervelende beschrijving geworden van vluchtige, zintuiglijke ervaringen uit lang vervlogen tijden. Bij momenten voelt De geuren van de kathedraal aan als de wetenschappelijk verantwoorde variant van Het ­parfum, de roman van Patrick Süskind, waarin weelderige parfums en smerige geuren overvloedig beschreven worden. Zeker als Wauters de penetrante lijkgeur beschrijft wanneer ­graven in de kerk geopend werden om overledenen toe te voegen. Of de heilzame kruiden die tijdens processies rijk uitgestrooid werden uit angst dat stank ziek maakt. Het uitgangspunt van dit boek is niet enkel fascinerend, maar voegt bovendien ook heel wat toe aan onze kennis van het alledaagse leven in die tijd. Geuren, klanken en aanrakingen bepalen ook vandaag in belangrijke mate ons gewone leven, maar net door hun vergankelijke karakter hoor je er zelden over in historische studies. Vroegmoderne religiegeschiedenis hoeft zich duidelijk niet te beperken tot de Beeldenstorm en de reformatie. Al komen de lutherse sympathieën in zestiende-eeuws Antwerpen uiteraard ruim aan bod, zij het opnieuw vanuit die vernieuwende zintuiglijke invalshoek.

Dat kunsthistorica Wendy Wauters net die vluchtige ervaringen zo helder tot leven weet te brengen in deze rijke studie met indrukwekkende literatuurlijst, imponeert. Ook collega’s zijn onder de indruk, want het proefschrift waarop dit publieksboek gebaseerd is, werd in 2022 bekroond met de prestigieuze Mgr. Charles De Clercq-prijs voor Wauters’ bijdrage tot de religieuze geschiedenis van Vlaanderen. De geuren van de kathedraal toont aan hoe belangrijk en boeiend het is dat ­academici hun wetenschappelijke resultaten vertalen naar een breed publiek. Het type reiziger dat op vakantie geen enkel middeleeuws kerkje kan overslaan, heeft met dit boek een parel in handen om verveelde medereizigers te verbluffen en toch nog over die ene kerkdrempel te trekken.

Interviews met de auteur

Inhoudstafel

  1. Levensgevaarlijke lucht
  2. Stank van de dood 
  3. Tot scha en schande 
  4.  Schone processies, smerige pelgrims 
  5.  Zaligmakende zielenroerselen 
  6.  Een zoet geurende paradijstuin 
  7.  Krijg de pest (opnieuw) 
  8.  Uit het zicht 
  9.  Verandering en verankering 
  10.  De hoogste regionen 
  11.  Gij zult luisteren 
  12.   Zien is geloven 
  13.   Ongeziene vertoning 
  14.   Sprakeloos 
  15.   In bedekte termen 
  16.   Meer dan de som der delen 
  17.   Paradijs op aarde 

Wendy Wauters
De geuren van de kathedraal
De overweldigende 16de eeuw in Antwerpen
320 bladz. uitg. Lannoo

Wendy Wauters is doctor in de kunstwetenschappen (KU Leuven) met een bekroond proefschrift over de belevingswereld van de middeleeuwse kerkganger. Na een carrière als art director in de reclamesector ging ze aan de slag als hoofd collectievorming non-fictie voor de Antwerpse bibliotheken. Ze is een veelgevraagd spreker en houdt ervan om de kleine verhalen van de 16de eeuw voor het voetlicht te brengen.

De Bourgondische tijd was in alle opzichten voorspoedig maar niet voor de positie van de edelvrouw. In deze overgangstijd van middeleeuwen naar renaissance pikten mannen het niet langer dat vrouwen in eigen naam bestuurden. De vrouwen verzetten zich, soms met de moed der wanhoop, tegen deze evolutie.

De 15de eeuw beleefde het hoogtij van Bourgondië, maar was tevens een breuklijn in de positie van de edelvrouw. In deze overgangstijd van Middeleeuwen naar Renaissance, raakte de reële macht van heel wat adellijke dames nl. ondermijnd. Mannelijke kroniekschrijvers geloofden en herhaalden maar, dat bv. Margaretha van Brabant († 1380) de minnares van haar man had vermoord, dat Jacoba van Beieren († 1436) een lichtzinnig warhoofd was, dat Isabella van Portugal († 1472) door haar man, Filips de Goede, wegens ongehoorzaamheid werd gedumpt en verbannen, en dat Johanna van Castilië († 1555) echt waanzinnig was en dus terecht moest worden opgesloten. De eerste vrouw die alarm sloeg was Christine de Pisan (1364-1430), een Franstalige schrijfster van Italiaanse afkomst, die reeds op 25-jarige leeftijd weduwe was geworden. Ook later bestreden veel edelvrouwen, vooral de prinsessen en vorstinnen die voorbestemd waren om te regeren, de teloorgang van hun waardigheid.

In dit boek worden 10 edelvrouwen voorgesteld, Margaretha van Brabant, Margaretha van Male, Christine de Pisan, Jeanne d’Arc, Isabella van Portugal, Guigone de Salins, Jacoba van Beieren, Maria van Bourgondië, Johanna de Waanzinnige en Margaretha van Oostenrijk. Ze waren vaak moedig maar steeds meer machteloos.

Margaretha van Brabant (1323-1380) was de dochter van de beroemde Brabantse hertog Jan III en werd de echtgenote van de Vlaamse graaf, Lodewijk van Male. Hun dochter, Margaretha van Male (1350-1405) (foto), huwde met Filips de Stoute en werd de moeder van o.a. Jan zonder Vrees, (1371-1419). Jacoba van Beieren (1401-1436) was het derde kind en eerste dochter van de negen kinderen van Filips de Stoute en Margaretha van Male. Isabella van Portugal (1397-1471) (foto) was de dochter van de Portugese koning Johan I en Filippa van Lancaster. Ze was de derde vrouw van Filips de Goede, was regentes van de Bourgondische Nederlanden en werd de moeder van Karel de Stoute. Guigone de Salins (1403-1470) stichtte in 1443 met haar echtgenoot Nicolas Rolin, kanselier van Filips de Goede, de Hospices de Beaune (Hôtel-Dieu) (foto)

Maria van Bourgondië (1357-1482) (foto) was het enig kind van Karel de Stoute en Isabella van Bourbon. In 1477, trouwde ze met de 18-jarige kroonprins, Maximiliaan I van Oostenrijk. Johanna van Castilië (de Waanzinnige) (1479-1555) huwde met Filips de Schone en werd de moeder van keizer Karel V. Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) (foto), de landvoogdes van de Habsburgse Nederlanden en de enige dochter van Maximiliaan I van Oostenrijk en Maria van Bourgondië, was de zuster van Filips de Schone.

Edward De Maesschalck, een bekend auteur van boeken over o.a. de Bourgondische vorsten, de Graven van Vlaanderen en de Habsburgers, brengt deze vrouwen voor het voetlicht en laat hen opnieuw schitteren. Tussendoor gaat aandacht naar fenomenen als bastaards, nonnen, begijnen, zieneressen, politiek actieve vrouwen en vermeende heksen, (in “De Heksenhamer (1487), werden nl. alle vrouwen als potentiële heksen afgeschilderd), vrouwenkleren en juwelen, (Hoofse) liefde, seks en ongepaste mannengrappen.

Edward De Maesschalck
Moed en Tegenspoed
Edelvrouwen in de Bourgondische tijd 
303 bladzijden geïllustreerd

 
Bron: Michel Dutrieue; stretto.be

Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan:


Aanbevelingen door leden:

bernard-de-clairvaux starstarstarstarstar

Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!