Kunst en cultuur van de middeleeuwen

- Welkom op deze club over de middeleeuwen -

ehrenritter.gifIn deze club volgen we het nieuws over de middeleeuwen en discuteren we er over op het forum of blog: nieuwe inzichten en analyses, boeken en internetberichten, tentoonstellingen, films en TV-series, strips, levende geschiedenis en re-enactment en last but not least, de reisverslagen van onze clubleden. Kortom elk evenement dat ook maar een link heeft met de middeleeuwen krijgt een plaats op deze club. Het kan dus ook een persoonlijke belevenis of ervaring zijn van een clublid of gast, daarvoor dient vooral het 'Forum'. Op de blogberichten kan je ook je reacties kwijt. Naast het vele nieuws heb je ook nog de talrijke videoclips die je vindt in 'Videoalbums' en enkele links. Kortom, ben je in geschiedenis geïnteresseerd en meer bepaald in de periode van de middeleuwen, maak je kosteloos lid en doe mee of geniet.

5_1.pngD
e naam van de club verwijst naar het boek De Kathedralenbouwers van de franse historicus G. Duby: de middeleeuwers waren immers bij uitstek kathedralenbouwers. Dit boek heeft mij begeesterd en het middeleeuwse vuur wakkerde voor eeuwig aan door "De naam van de Roos" van de erudiete Umberto Eco.

Je vindt "Kathedralenbouwers" ook op Scoop.it!.  Plaatjes over de middeleeuwen vind je op Pinterest - middeleeuwen.

De periode voor de middeleeuwen, namelijk de Prehistorie en de Oudheid, wordt behandeld in de club
"Van Prehistorie tot Middeleeuwen".

Ben je een toevallige gast?
Wordt gratis lid, of laat iets horen op het forum of mail de eigenaar van deze club op calamandja@yahoo.com.

eric-enide-e1391725330308.jpg

Reeds sedert 2008 organiseert de club Kathedralenbouwers quasi jaarlijks een clubbijeenkomst. (weliswaar onderbroken tijdens de coronaperiode 2019-2021)
Na Utrecht (2008 & 2019), Brugge (2009), Delft (2010), Zutphen (2011), Kortrijk (2012), Bergen op Zoom (2014), Mechelen (2015), Deventer (2017), Tongeren (2018), Brussel (2022), Gouda (2023) is de dertiende clubdag in 2024 doorgegaan in Oudenaarde. Hieronder vind je het verslag van de laatste 
clubdag in Oudenaarde, opgesteld door clublid Bernardus.

Al 16 jaar gaan de Kathedralenbouwers met elkaar op pad en hun excursies worden altijd nauwgezet voorbereid, zowel op het vlak van logistiek, voeding als inhoud. Op één ding zijn zelfs de bouwers niet voorbereid en dat zijn acute persoonlijke omstandigheden. Dat was de reden dat, indachtig het meesterwerk van Agatha Christie niet 8, maar slechts drie kleine ‘kanunnikjes’ aan de start verschenen op 30 november in Oudenaarde. 

Toepasselijke verzamelplaats was het café van het Centrum Ronde van Vlaanderen. Daar komt zelfs Jan van Eyck op de fiets, dus we zaten meteen in goede sfeer. Reden van ons bezoek aan Oudenaarde was de tentoonstelling Margaretha, Keizersdochter tussen Macht en Imago. Deze dochter van Oudenaarde, en Karel V, schopte het tot hertogin van Parma en landvoogdes van de Nederlanden. Een boeiende carrière, hoewel ze lang als pion in de Habsburgse machtspolitiek werd beschouwd. Maar hoe kan dat zijn? Haar halfbroer Philips II had genoeg andere pionnen kunnen inzetten. Haar imago is lang gekleurd door de ‘Hollandcentrische’ kijk op die ingewikkelde periode die aan de 80-Jarige Oorlog vooraf ging. Dat gaan we hier allemaal niet uit de doeken doen. Locatie van de tentoonstelling is het schitterende laatgotische stadhuis, annex lakenhal, van Oudenaarde dat tegenwoordig dienst doet als museum MOU.

De video bij aanvang van de tentoonstelling legt het leven van Margaretha compact uit. In zaal 1 werd aandacht besteed aan het publieke leven van Margaretha, die zich presenteerde als een pan-europese renaissancevorst. Hoogtepunt (in haar leven?) waren de huwelijksfeesten van haar zoon Alexander Farnese in het Brusselse Coudenbergh-paleis. De bouwers liepen daar 2 jaar geleden nog in hun voetsporen. De tentoonstelling toont schitterende prenten van deze festiviteiten, een bruikleen uit Warschau. Allerlei sierlijk vaatwerk van glas, keramiek, zilver en goud brengen het feest tot leven. Dat geldt ook voor een thema als de mode, jacht en paardrijden, een sport waarin Margaretha uitblonk. Natuurlijk komen de politieke en religieuze troebelen ook aan bod, maar niet overdadig. Het portret van ‘snoodaard’ Granvelle zegt genoeg: die man ging brokken maken en Margaretha trok haar plan, terug naar Italië. Achteraf, nu ik dit type, mis ik iets meer aandacht voor de politieke situatie in Italië, waardoor Margaretha daar überhaupt terecht kwam. Maar daarvoor hebben we wikipedia. Het tweede deel van de expositie bevond zich op de bovenste verdieping van het stadhuis en richtte zich op haar private omgeving en haar rol als opdrachtgever aan kunstenaars en architecten. Kostbare objecten zoals een ivoren waaier uit Ceylon, de ontwerptekeningen voor haar palazzo in Piacenza springen eruit, ook een kleine piano die ook meteen inzicht biedt in de internationale faam van Vlaamse componisten. Margaretha bezat ook een enorme verzameling wandtapijten uit Brusselse ateliers, waarmee ze haar Italiaanse paleizen decoreerde en verwarmde. Je zou ze bijna beschouwen als decorstukken in de tentoonstelling, maar hun waarde in materiaal en arbeidsuren was veel hoger dan de waarde van schilderijen die nu recordprijzen behalen. Last but not least eindigde de tentoonstelling met het Margaretha-glasraam zoals we het in Gouda samen hebben mogen ontdekken. We hadden anderhalf uur nodig om alles te doorgronden en bewonderen en dwalend door het Oudenaardse stadhuis waan je langzaam in een Italiaans palazzo, een onbedoeld effect van deze magnifiek ‘gecomponeerde’ tentoonstelling. Dolenthousiast togen de 3 kanunniken naar hun lunchadres. Tijdens onze historische beschouwingen werden de dynastieke details en data van Marjoke node gemist en dat gold evenzeer voor de filosofische inslag van Antonius. Toch slaagden we erin een zeker niveau te halen, hoewel niemand dat natuurlijk kan bevestigen.

Na de lunch trokken we op excursie naar Ename, waar de hoofdkanunnik jarenlang op een middeleeuws festival stond, maar nooit het Archeologisch Centrum inliep. Dit betonnen monster contrasteert met het historisch kader er omheen, maar zo heeft de architect het natuurlijk ook bedoeld. Het is niet echt een museum, maar bevat wel een uitgebreide presentatie van de geschiedenis van de erfgoedsite Ename, ooit een belangrijke grenspost tussen het Westfrankisch en Oostfrankisch rijk. Daarvan getuigt ook de kerk met Ottoonsedetails. Het centrum biedt ook een educatieve presentatie over archeologie als vak en wetenschap, maar die komt wat steriel over. 

Terug in Oudenaarde bezochten we de sfeervolle Romaanse kerk van Pamele, waar ooit Margaretha werd gedoopt. Pamele was ooit een zelfstandige heerlijkheid, door de Schelde gescheiden van de stad. In de kerk vielen de grafmonumenten op van de heren van Pamele en het koor was schitterend verlicht. Centraal in de viering was een video- en audio-installatie van Lieve Blancquaert, een modern eerbetoon aan Margaretha en de kracht in elke vrouw. Terug in de binnenstad bleek ook de gotische Walburgakerk open en ondanks de zaterdagse mis, mochten we naar binnen. Zowel buiten als binnen vallen de diverse bouwfasen op, waarbij de abrupte scheiding tussen schip en koor ongetwijfeld te maken heeft met een onverwachte welvaartsval. Door al deze inhoudelijke uitdagingen was het borrelmoment er nog bij ingeschoten,maar gelukkig was er nog net één tafeltje vrij in een authentiek staminee…waar alleen de Hollandse kanunnik zich aan het bier vergreep. De Ename Blond smaakte heerlijk en stijgt boven alle bekende merken uit. De Vlaamse vrienden roemden de thee-selecties van de diverse Oudenaardsehorecagelegenheden, benieuwd wat Johan en Toine besteld zouden hebben…

We sloten af met een dinertje bij ons lunchadres. Het Margaretha-menu en de Visschotel smaakten prima. Er was genoeg te reflecteren op verleden en helaas ook heden, want natuurlijk kwamen ook maatschappij en politiek voorbij. We sloten af met een theetje (jawel alle drie) en om 20 uur werd afscheid genomen. De drie kanunnikjes hebben zich manhaftig door de dag geslagen en hopen dat iedereen er volgende keer weer bij is.

art_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpg

Foto van de clubleden op de negende clubdag in Tongeren (2018):

Foto van de clubleden op de achtste clubdag in Deventer (2017):

Foto van de clubleden op de zevende clubdag in Mechelen (2015):

Foto van de clubleden op de zesde clubdag in Bergen op Zoom (2014):

Foto van de clubleden op de vijfde clubbijeenkomst in Kortrijk (2012):

IMG_0001.JPG

Foto van de clubleden op de vierde clubbijeenkomst in Zutphen (2011):

club2.jpg

Foto van de clubleden op de derde clubbijeenkomst in Delft (2010):

Clubleden Kathedralenbouwers in Delft

Foto van de aanwezige clubleden op de tweede clubbijeenkomst van de Kathedralenbouwers te Brugge op 18 april 2009.

cluppersbrugge(1).jpg

art_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpgart_border_motif_01.jpg

 documents.gif 46a0f6cd59ecc242f3e84fbf00fabaa2.jpg

De wereld van Clovis. De val van Rome en de geboorte van 
het Westen. Jeroen Wijnendaele. 320 pagina's - €27,50.

Tussen het einde van de 4de en het begin van de 6de eeuw desintegreerde in Noordwest-Europa het Romeinse Rijk, dat daar vier eeuwen politieke eenheid en gezag belichaamde. Het West-Romeinse rijk transformeerde in Germaanse vorstendommen, waarvan er maar één standhield tot het einde van het 1ste millennium. Voor die veranderingen worden sinds het einde van de 18de eeuw de Germaanse migraties verantwoordelijk geacht, die naargelang het perspectief als ‘Germanische Wanderungen’ dan wel als ‘Invasions germaniques’ worden bestempeld. Politici die niet schuwen de geschiedenis te gebruiken, spreken zonder enige kennis van zaken over de val van Rome door de ‘barbaarse’ volksverhuizingen en bezondigen zich nogal gemakkelijk aan parallellen met de actualiteit.

Dat de historische werkelijkheid genuanceerder was, toont Jeroen Wijnendaele mooi aan in ‘De wereld van Clovis. De val van Rome en de geboorte van het Westen’. De auteur is oudhistoricus aan de Universiteiten van Bonn en Gent en specialist in de geschiedenis van het Laat-Romeinse Rijk, waarover hij eerder al ‘Romeinen en barbaren’ schreef (2013).

Wijnendaele beschrijft stapsgewijs de transformatie van de laatantieke naar de vroegmiddeleeuwse wereld met bijzondere aandacht voor de geschiedenis van de Franken en met als culminatiepunt de heerschappij van Clovis (ca. 481 – ca. 511). Het boek is geen biografie over Clovis. Daarvoor is het bronnenmateriaal te fragmentarisch, te incoherent en te mager. Het contrast tussen Clovis’ verwezenlijkingen en wat we over hem weten is ontnuchterend: in amper twee decennia veroverde hij het leeuwenaandeel van Gallië, bekeerde zich tot katholicisme en legde de grondslag voor het meest duurzame rijk in West-Europa. Wijnendaele focust op de geboorte van het Westen in de wereld van Clovis.

Hij gaat chronologisch te werk. Hij nuanceert de Germaanse dreiging, met daarin de bescheiden rol van de Franken, voor het Romeinse rijk in de 3de eeuw (hoofdstuk 1), laat zien hoe Germanen en Romeinen in de 4de eeuw een complexe interactie onderhielden (hoofdstuk 2) en beschrijft genuanceerd het machtsvacuüm gedurende de 5de eeuw (hoofdstuk 3). Vervolgens verhaalt hij in de uitgebreid beschreven geopolitieke context de bescheiden opkomst van de Franken (hoofdstuk 4) en de komst van Clovis, het karakter van zijn macht en de vestiging van een Frankisch rijk (hoofdstuk 5 en 6). Clovis’ erfenis bestond eruit dat Merovingisch Gallië met zijn eigen specifieke kenmerken volledig los van het keizerrijk kwam te staan (hoofdstuk 7). In de conclusie demythologiseert hij nogmaals Clovis als ‘eerste katholieke koning van Frankrijk’, maar wijst op zijn verdienste als de grondlegger van een Frankisch rijk los van Rome dat tot dan toe altijd al het referentiepunt was geweest.

Wijnendaele combineert op erudiete wijze historische en archeologische gegevens en doorploegde een heel arsenaal van fragmentarische bronnen en recente literatuur. Zwart-witkaarten in het werk, een kleurenkatern van uitgezochte en goed geduide illustraties en achteraan noten, een tijdlijn, een overzicht van mogendheden en hun heersers, een namenregister, een wegwijzer in de literatuur, bronnen en bibliografie vervolledigen dit zeer degelijk werk, dat historische mythes doorprikt en recente inzichten over de transformatie van de oudheid naar de vroegmiddeleeuwse wereld ontsluit voor een breed publiek.

Bron: Walter Smits, Kunsttijdschrift Vlaanderen, 03/12/2024 (http://www.kunsttijdschriftvlaanderen.be)

Eind 2023 verscheen het boek Johan Maelwael en de gebroeders van Lymborch – grondleggers van de Nederlandse schilderkunst. De auteurs/samenstellers André Stufkens en Clemens Verhoeven schreven al eerder over deze kunstenaars van rond 1400. In de summiere verantwoording is te lezen dat de huidige uitgave te zien is als een derde, geheel herziene druk, waarin het recentste onderzoek is verwerkt. Wat er zoal herzien is blijkt niet expliciet.

De auteurs zijn niet zuinig met hun claims, zeg maar gerust een tikje chauvinistisch. De uit Nijmegen afkomstige Maelwaels en van Lymborchs lieten de schilderkunst in de Lage Landen ‘plotseling volwassen’ worden. Ze bestormden ‘het wereldtoneel’, schrijven ze. Zo onttronen ze de Vlaamse kunstenaars Jan van Eyck en Rogier van der Weijden. ’Onze’ kunstgeschiedenis begon niet in Vlaanderen, maar in Gelre.

Op de pittige amuse volgt steviger kost. Leven en werk van deze drie generaties kunstenaars komen uitgebreid aan bod. Ze vierden triomfen tussen pakweg 1370 en 1416. Lang bleven ze anoniem of slechts bekend onder Franse namen, maar recent onderzoek brengt hun identiteit aan het daglicht. Zelf zagen ze zich als ambachtsman, nog niet als kunstenaar. De Maelwaels (eerste en tweede generatie) hadden een achtergrond in de heraldiek. In Nijmegen werkten ze voor de Gelderse hertogen, in Dijon en Parijs voor machtige Franse vorsten. Na de schets van hun leven en hun tijd volgt een indrukwekkende presentatie van wat deze kunstfamilie zoal vermocht. Daarbij domineert het werk van de derde generatie, de Van Lymborchs.

Nijmegen

Dat deze artistieke uitbarsting van rond 1400 überhaupt plaats vond is een mirakel. De Honderdjarige Oorlog tussen Fransen en Britten hield vooral in Frankrijk huis, de plattelandsbevolking was de dupe. Het grote schisma in de kerk zorgde bovendien voor ontreddering, want wat moest de gewone gelovige met twee pausen – en eventjes zelfs met drie. Bovenop dit alles waarde de pest nog steeds rond. In die periode wordt het verhaal van de Maelwaels in de Gelderse archieven zichtbaar. Een naam trouwens met een raadseltje erin, dat we hier niet verklappen.

De schildersfamilie kwam van origine uit Xanten of Kleef, maar takte af naar de Burchtstraat in Nijmegen vlak bij het Valkhof en de Waal. Daar werkten de broers Herman en Willem en diens zoon Johan nauw samen. Johan’s zus Mette blonk uit als maakster van borduur- en tapijtweefkunst. Haar werk ging echter verloren. Willem en Herman schilderden de schaapjes al op het droge: ze bezaten acht panden in de Burchtstraat, genoeg voor een stil leven, zou je zeggen. Johan Maelwael en zijn drie neven van Lymborch – zonen van Mette – zouden na 1400 in Frankrijk carrière maken, maar bleven de band met Nijmegen koesteren.

Nijmegen lag – en ligt – tussen Rijnland, Bourgondisch Brabant en IJsselstreek. De stad vereenzelvigde zich met de belangen van de Gelderse hertogen. Herman en Willem leefden zich uit in de heraldische versiering van schilden, wapens en wimpels. Als hovelingen waren ze ook thuis in protocol en diplomatie. Een van hun belangrijkste werken is het Wapenboek Gelre waarin ze wapens en helmtekens van honderden ridders vastlegden. Hun armoriaal (wapenboek) onderscheidde ruim 1750 wapens. Hun tekenstijl doet al denken aan Franquin (tekenaar Guust Flater) en Hergé (Kuifje): ‘klare lijn’, knipogen de auteurs.

Jan van Berry

Opzienbarender was de tweede en derde generatie. Op voorspraak van de hertogin van Gelre, Catharina van Beieren, kon Johan aan de slag aan het Franse hof. Deze Maelwael portretteerde de vorsten Filips de Stoute en Jan zonder Vrees en beschilderde beeldhouwwerken van andere gastarbeiders uit het noorden, zoals de Haarlemmer Klaas Sluter en de Veluwenaar Klaas van Werve. Hij introduceerde vermoedelijk zijn drie Nijmeegse neven aan het hof.

Herman, Paul en Johan van Lymborch werkten eerst voor Filips de Stoute, vanaf 1404 voor diens broer, Hertog Jan van Berry (Jean, Duc de Berry). Dit was een van de rijkste kunstminnaars en collectioneurs van zijn tijd. Het drietal werkte eerst aan een Bible moralisée, een plaatjesboekje vol stichtelijke tekeningen en Bijbelteksten. Ook verluchtten ze getijdenboeken, zeg maar gebedenboekjes in zakformaat. In hun laatste werk, de Très Riches Heures de Duc Jean de Berry ging alle aandacht uit naar hun schilderingen. 

Waar illuminatie eerst tekst aanvulde was dat nu andersom. De samenstellers nemen liefst vierendertig afbeeldingen uit dit wereldberoemde, maar slechts zelden getoonde, getijdenboek op in hun boek. Het zijn stuk voor stuk magnifieke werken die deskundig worden toegelicht. De broers stonden op het hoogtepunt van hun roem, toen ze in 1416 – aan de pest? – overleden, zo rond de dertig jaar oud. Hun aandeel aan de Très Riches Heures hadden ze nog niet afgerond. Met hun dood verdween de familie zo ongeveer van het toneel maar niet uit de kunstgeschiedenis.

Kanttekeningen 

Vooral in voorwoord en inleiding draait veel om de enorme onbekendheid van deze vroege schilders, ondanks hun grootse prestaties. Maar is hun werk echt zo onbekend? H.W. Jansons History of Art(1991, 4e druk) geeft ze bijvoorbeeld een mooie plek in een eregalerij van middeleeuwse kunst. Oké, de Limbourg Brothers worden hier neergezet als Vlaamse meesters en niet als Gelderse maar is dat zo relevant? En legde de familie de kiel voor de Nederlandse kunst? Zo ja, dan deden ze dat toch vooral in Frankrijk voor Bourgondische opdrachtgevers. Stel dat de familie in Kleef gebleven was, waren ze dan nu Duitse kunstenaars avant la lettre geweest? Het toe-eigenen van deze kunstenaars komt kortom opgeklopt over. En dat voor een tijd waarin grenzen diffuus waren en zeker niet overeenkwamen met tegenwoordige afbakeningen. Internationale beïnvloeding was er natuurlijk wél: de topkwaliteit van Très Riches Heures was mede te danken aan de reis van Paul van Lymborch naar Italië, aldus de auteurs.

Opvallend is verder dat de eerste en tweede generatie Maelwael er bekaaid af komen. Voor hun werk zijn twintig pagina’s uitgetrokken. Voor de broers van Lymborch… honderd pagina’s. De verdeling is dan andermaal scheef: zeventig pagina’s zijn gewijd aan dat ene alles overschaduwende Très Riches Heures. Daaronder ook alle twaalf kalenderbladen. Allemaal even schitterend maar toch: waarom zo onevenwichtig? Trouwens, ook de boektitel begint met Johan Maelwael en laat dus de eerste generatie Maelwael ongenoemd.

Voor wie toe-eigening en balans niet zo relevant vindt, maakt dat natuurlijk niet veel uit. Dit is gewoon een fijn kunstboek met prachtplaten van het heilige- en het gewone leven in de late Middeleeuwen. Ze imponeren dankzij felle kleuren, overwogen composities, sprekende portretten en net niet realistische tekeningen. Perspectief en anatomie houden iets magisch. De thema’s variëren van vertrouwde christelijke thema’s als de Aanbidding van de Heilige Drie-eenheid of de Kruisafneming tot prachtige miniaturen van eggende en zaaiende, in vodden geklede boeren en een stel zwijnenhoeders aan de rand van het bos. Het zijn betoverende werken.

Een prachtig kijk- en leesboek dus met verder nog diverse nuttige bijlagen waaronder een tijdlijn van deze drie generaties schilders, plattegronden van middeleeuws Nijmegen, Champmol en Parijs en een overzicht van musea met werk van de Maelwael-van Lymborchs. Verantwoordingen en colofon ontbreken natuurlijk niet, een register jammer genoeg wel.

Tenslotte, voor verdere verdieping is een bezoek aan het Nijmeegse Gebroeders van Lymborch huisaan te raden – figuurlijk en letterlijk, want zelfs de middeleeuwse kelder in dit oude woonhuis van de Maelwaels is schilderachtig mooi.

Bron: Joost Eskes, Historiek.net, 

Johan Maelwael en de gebroeders Van Lymborch. 
Grondleggers van de Nederlandse schilderkunst
André Stufkens, Clemens Verhoeven
212 pagina’s - € 29,99

Deze publicatie is een herwerkte versie van het proefschrift waarop Margreet Brandsma in 2021 aan de Universiteit Leiden promoveerde. Centraal staat de figuur van Margaretha van Bourgondië, de oudste dochter van hertog Filips de Stoute en Margaretha van Male. Zij trad in 1385 samen met haar broer, de latere Bourgondische hertog Jan zonder Vrees, in het fameuze dubbelhuwelijk van Kamerijk. Margaretha en Jan trouwden respectievelijk met de zoon en dochter van Albrecht van Beieren. Met haar echtgenoot Willem, die graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland was, bestuurde Margaretha van Bourgondië deze drie graafschappen. Ze had – zo onthult het boek – een zeer groot en blijvend engagement voor de belangen van haar kind en erfopvolgster Jacoba van Beieren. Deze laatste geniet reeds eeuwenlang veel aandacht en na de biografie door Antheun Janse uit 2009 is wat over haar terecht (maar vaak ook ten onrechte) de ronde deed in de juiste context geplaatst.

Over de moeder van Jacoba van Beieren was tot de publicatie van het boek van Margreet Brandsma heel wat minder kennis voorhanden. Margaretha van Bourgondië komt duidelijk naar voren als een dame die, in lijn van haar Franse koninklijke en Bourgondisch-Vlaamse af komst, zich niet al- leen bewust was van haar vorstelijke status, maar ook van aanpakken wist. Zo kon ze zich in de bijzonder turbulente eerste decennia van de vijftiende eeuw staande houden. Ze was door haar afkomst en huwelijk ook een speler in de internationale politiek en dat alles te midden van verscheurende ‘binnenlandse’ vetes (zoals de burgeroorlog tussen Bourguignons en Armagnacs in Frankrijk en de vetes tussen Hoeken en Kabeljauwen in Holland) en interne familiale conflicten (zoals die rond de verschillende huwelijken van haar dochter en de intriges van haar schoonbroer Jan van Beieren). Zoals de titel van het boek aangeeft, schipperde ze daarbij met veel brio tussen de niet altijd gelijklopende belangen van haar dynastie van oorsprong (die van de Valoishertogen van Bourgondië) en het Beierse geslacht waartoe ze door haar huwelijk was gaan behoren. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1417 tot aan haar dood in 1441 wist ze als vorstin- weduwe via haar weduwgoed (douarie) een eigen politieke lijn te ontwikkelen. Dat ze uiteindelijk het hoofd diende te buigen voor de ambities van haar Bourgondische neef, hertog Filips de Goede, en diende te aan- vaarden dat hij – en niet haar dochter Jacoba – heerser werd over de drie graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland, is niet als een absolute mislukking te beschouwen. De concrete omstandigheden waarin het een en ander werd uitgeklaard, illustreren wat een agency een vorstin in deze periode aan de dag wist te leggen.

Het eerste deel van het boek biedt in zes chronologische hoofdstukken een overzicht van het leven en de carrière van Margaretha: van een pion op het matrimoniale schaak- bord van haar dynastie van herkomst, tot haar overlijden in haar gelief koosde Hene- gouwse residentie in Le Quesnoy en haar bijzetting in de kapel die zij daar stichtte. Dit laatste gebeurde in aanwezigheid van hertog Filips de Goede en hertogin Isabella van Portugal. Het valt zonder meer op dat ze Le Quesnoy als haar laatste rustplaats had ge- kozen en niet de Haagse hofkapel, waar haar dochter en schoonouders lagen begraven, of het mausoleum van de Bourgondische her- togen, dat haar vader had gesticht. De keuze voor Le Quesnoy onderlijnt haar gehechtheid aan het graafschap Henegouwen. Deze gehechtheid blijkt ook uit het tweede deel van dit boek dat dankbaar gebruik maakt van het archief van de Rijselse rekenkamer, waar bronnen overvloedig voorhanden zijn. In de eerste plaats maakt de auteur gebruik van rekeningen waarmee het wedervaren van het weduwgoed van Margaretha in de verschillende vorstendommen kan worden gereconstrueerd. De niet onbelangrijke financiële middelen die ze tot haar beschik- king had, werden aangewend om, andermaal in de volle traditie van haar Bourgondische familie, een op status gerichte ostentatieve levensstijl aan te houden. Hierbij valt op hoe verstandig ze de middelen die voorhanden waren beheerde, in tegenstelling tot verschillende van haar familieleden.

Een derde deel gaat, in lijn met deze indrukwekkende financiële analyse, in op de door Margaretha gevoerde hofhouding. Die wordt door Margareet Brandsma treffend omschreven als een Beierse hofhouding van Bourgondische proporties. Hier, maar ook elders, getuigt het boek dat zowel op origineel bronnenonderzoek is gebaseerd als gebruik maakt van een indrukwekkende literatuurlijst, van een aangehouden internationale vergelijking. Dit is ook het geval in het vierde en laatste deel waarin aandacht wordt besteed aan de religieuze en literaire patronage die Margaretha andermaal in lijn met de familiale tradities aan de dag legde. Ook hier valt op dat ze zich zowel kwantitatief en kwalitatief op een welhaast vorstelijk niveau bewoog. Het verwondert dan ook niet dat Margaretha van Bourgondië prominent aanwezig is in de tekst bij uitstek waarin heel vroeg en met een voor die tijd erg verfrissende blik naar de rol van vrouwen wordt gekeken: Het boek van de stad der vrouwen (de fameuze Cité des dames) van haar tijdgenoot Christine de Pizan. Over Margaretha van Bourgondië heeft een anonieme eigentijdse dichter een lofdicht geschreven, waarin over haar wordt gesteld: ‘par proesse son pais gardé a, par hardiesse mult bien deffendu l’a’ (met dapperheid heeft ze haar land behouden en met stoutmoedigheid heeft ze het verdedigd). ‘Hardi’ was ook de kwalificatie waarmee haar vader hertog Filips de geschiedenis is ingegaan, en waarmee een latere hertog (die we eerder kennen als le Téméraire, ‘de Stoute’) soms ook werd omschreven. Met deze exemplarische studie heeft Margreet Brandsma aangetoond dat ook de vrouwen uit deze dynastie dergelijke kwalificatie meer dan verdienen.

Margreet Brandsma, Tussen twee dynastieën.
Margaretha van Bourgondië 1374-1441,
gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland
(Uitgeverij Verloren; Hilversum, 2022) 304 p., ill., € 29,00

 
Bron: Marc Boone, Universiteit Gent, Tijdschrift voor geschiedenis 135.4 (2022)

In Indiculus beschrijft Luit van der Tuuk de spirituele belevingswereld van de Vroege Middeleeuwen. Voor de vroege middeleeuwer waren de waarneembare en de bovenzinnelijke wereld volledig met elkaar verweven, laat Luit van der Tuuk zien in Indiculus. Iedereen was zich voortdurend bewust van de aanwezigheid van  bovennatuurlijke machten die invloed uitoefenden op het aardse bestaan. Van der Tuuk beschrijft in dit boek de spiritualiteit in de vroege middeleeuwen. Als kapstok gebruikt hij de Indiculus superstitionem et paganiarum, Latijn voor “kleine lijst van bijgelovige en heidense gebruiken”. De daarin bijeengebrachte opsomming van soms moeilijk te doorgronden begrippen levert een verrassende verzameling van religieuze en magische gebruiken op. Luit van der Tuuk werpt in Indiculus een helder licht op de spirituele beleving van de vroege middeleeuwers. In dit zeer interessante boek bespreekt de auteur diverse christelijke en niet-christelijke rituelen uit de Vroege Middeleeuwen.

In de inleiding bespreekt hij de Indiculus en wat daar allemaal in beschreven staat. 
Hierin gaat hij de discussie over bepaalde concepten niet uit de weg. Zo bespreekt hij de problematiek rondom het concept “heidens”. Heidendom verwijst naar iemand die woont op de heide en koppelt dat aan het Latijnse paganus, waarmee ook de antieke religies vaak beschreven worden, namelijk “pagan”. Inderdaad past heidendom beter bij de Germaanse en Keltische religies dan bij de Griekse-Romeinse, die ik liever als niet-christelijk of als polytheïstisch duid. Hij gaat ook in op de concepten religie en magie die inderdaad in elkaar overlopen. Toch is er een belangrijk verschil. Bij religie vraag je om hulp van heiligen of God, bij magie dwing je dat af met behulp van bezweringen en toverspreuken. Ook de term superstitio (“bijgeloof”) wordt besproken.

Wat Van der Tuuk niet bespreekt is het concept ritueel. Hoe definieert hij dit essentiële concept? Hij heeft totaal geen gebruik gemaakt van de Ritual Studies, hét interdisciplinaire platform dat rituelen onderzoekt. Het maakt nogal uit hoe je ritueel definieert. Is het slechts een symbolische handeling of een min of meer herhaalbare reeks van vaste elementen? Belangrijke wetenschappers als Ronald Grimes, Catherine Bell en Paul Post hadden hier kunnen helpen.

Daarnaast beschrijft Van der Tuuk veel voorbeelden van wat wij rituele dynamiek noemen, namelijk dat rituelen altijd in beweging zijn en zich steeds ontwikkelen. (1)

In dit boek speelt rituele dynamiek zich vooral af binnen het concept christianisering, waarvan de auteur vele voorbeelden geeft. Denk bijvoorbeeld aan offerrituelen, doodsrituelen, grafrituelen en genezingsrituelen. Hierbij komen steeds de niet-christelijke en christelijke kant aan bod. Denk hier aan het gebruik van amuletten, dat zowel door Grieken, Romeinen, Germanen als christenen werd gebruikt. 

Een ander belangrijk thema is waarzeggerij ofwel divinatie dat met veel voorbeelden wordt geïllustreerd. Denk hier aan wichelarij, waarbij vlucht van vogels wordt geanalyseerd of de lever van dieren wordt gelezen. Een ander belangrijk voorbeeld is dromen waarin mensen voorspellingen of andere boodschappen krijgen. Hoewel Luit van der Tuuk de term niet noemt,  beschrijft hij het ritueel tempelslaap, waarin een zieke naar een tempel van Asklepios en Hygieia gaat en daar tijdens de droom wordt genezen van zijn ziekte. Nadien offert hij een votiefreliëf. Het christendom nam dit ritueel over, waarbij de goden werden vervangen door martelaren en heiligen en de tempel door een kerk werd vervangen.(2)

Magie is een ander voorbeeld dat genoemd wordt. Denk bijvoorbeeld aan heksen die met toverspreuken allerlei verschijnselen veroorzaakten, zoals de pest of onweer. Aan de andere kant konden onweermakers onweer produceren.(3) Verder blijkt dat de Indiculus nauw was verbonden met de missie van Bonifatius die er op late leeftijd nog op uit ging om de Friezen te  bekeren, maar in 754 werd vermoord.(4)

Kortom, Luit van der Tuuk heeft wederom een prachtig en interessant boek geschreven waar hij erg trots op mag zijn. Hij heeft een onbekend document op heldere wijze ontsloten voor het grote publiek. Maar, wederom vergeet of weigert hij nieuwe literatuur te verwerken, zoals hier genoemd. Dit is betreurenswaardig. Het roept de vraag op waarom er zoveel weerstand is. Hopelijk wordt dit hersteld in een tweede druk. Over tempelslaap is bijvoorbeeld veel meer te vertellen dan nu is gedaan. Dat geldt ook voor wat rituelen zijn bijvoorbeeld. Desondanks is dit  boek een aanrader en erg handig als naslagwerk.

voetnoten:

  1. Ronald Grimes, The Craft of Ritual (Oxford University Press 2014); Catherine Bell, Ritual. Perspectives and  Dimensions. Revised edition (Oxford University Press 2009 [1997]); Paul Post, ‘Ritual Studies’, in: Oxford  Research Encyclopedia of Religion (2015) 1-23. 
  2. Mark Beumer, Hygieia. Godin of Personificatie? (Boekscout, 2e druk 2016); Mark Beumer, ‘De tempelslaap’, in: Geschiedenis Magazine, jaargang 53, nr. 6. (2018) 25-27. 
  3. Mark Beumer, ‘Onweermakers in de Middeleeuwen’, in: Kleio-Historia, nr. 10. (2019) 7-9. 
  4. Mark Beumer, ‘Saint Boniface’, in: World History Encyclopedia (5 augustus 2014).

Bron: Mark Beumer in: Kleio-Historia, nr. 16. (2022)

Luit van der Tuuk - Indiculus. 
Heidense en bijgelovige rituelen uit de vroege middeleeuwen
272 pp. €23,50.

Hoe raakte het christendom hier verspreid? Eén monnik en één mirakel volstonden volgens de traditie. Geert Berings fileert de schaarse bronnen over de heilige Amandus en brengt onze contreien tijdens de vroege middeleeuwen tot leven. 

Recensie door Jonas Roelens in De Standaard van zaterdag 14 januari 2024.

In de zevende eeuw voer een bisschop met de welluidende naam Amandus (“hij van wie moet worden gehouden”) op een gammel bootje de Schelde op. Daarvoor had hij al een monsterlijke slang overwonnen en een overledene tot leven gebracht. In de Scheldevallei overtuigde hij heidenen om hun heilige bomen om te hakken en zich te laten dopen. Dankzij de stichting van een reeks abdijen verankerde hij het christendom van Noord-Frankrijk tot diep in het huidige Vlaanderen. Althans, zo klinkt het in de heiligenverhalen die soms meer dan een eeuw na Amandus’ dood geschreven werden. 

Schrijver en docent Geert Berings wuift de wierookwolk van heiligheid rond Amandus weg en brengt licht in een periode die vaak als ‘duister’ omschreven wordt. Om Amandus in perspectief te plaatsen, vangt Berings zijn verhaal aan in de Scheldevallei tijdens de laatste eeuwen van de Romeinse tijd. De Gallo-Romeinse elite is vertrokken waardoor er geen politieke controle, economisch netwerk of Latijnse cultuur meer aanwezig is. Er zijn geen sporen van christendom in dit uitgestrekte gebied, dat vooral bevolkt wordt door inheemse boeren en Germaanse nieuwkomers. 

Berings maakt op heldere wijze gebruik van de meest recente bevindingen uit de archeologie om het dagelijkse leven te beschrijven, maar toont ook aan hoe plaatsnamen van talloze Vlaamse dorpen eindigend op -gem verwijzen naar Germaanse nederzettingen. 

Geen einzelgänger

In plaats van Amandus als een einzelgänger neer te zetten, toont Berings hoe koningen, edellieden, bisschoppen en pausen stilaan hun plek op het speelveld innemen en allianties vormen. Koningen laten zich dopen en gebruiken de kerkelijke structuur om hun invloed uit te breiden. Vergeet het beeld van oppermachtige alleenheersers die hun zin kunnen doen. Middeleeuwse koningen moeten schipperen tussen machtige clans in hun verdeelde rijk. De joint venture tussen kroon en altaar helpt beide partijen vooruit en stimuleert de missionering van afgelegen gebieden door figuren als Amandus. 

Over het eigenlijke leven van de heilige weten we verrassend weinig. Hij werd wellicht rond het jaar 600 geboren en leefde een tijd als kluizenaar voor hij naar Rome ging als rondtrekkend prediker. Daar trok hij de aandacht van koning Dagobert I, die hem steunde om een eerste klooster in Noord-Frankrijk te stichten, van waaruit hij als missionaris naar de Scheldevallei vertrok. In Gent stichtte hij zowel de Sint-Pieters als de Sint-Baafsabdij. Na een tijd werd hij gepromoveerd tot bisschop van Maastricht, al klaagde hij al snel tegen de paus over de lokale weerstand die hij daar ondervond. 

Er wordt lustig gewied in de vele ongeloofwaardige details uit de middeleeuwse heiligenlevens over Amandus. Dat blijken niets meer dan standaardmotieven uit oudere hagiografieën. Berings stelt Amandus treffend voor als een Pinokkio die uit losse onderdelen werd samengesteld door een schrijvende Gepetto. 

Maar in zijn gedrevenheid om het totale plaatje te schetsen, duurt het best lang voor Berings tot de kern van de zaak komt: hoe hebben Amandus en zijn tijdgenoten het geflikt om een totaal nieuwe religie duurzaam te verankeren in een geïsoleerd gebied? Niet door tempels te vernietigen en heilige bomen om te hakken, maar door tempels als kerken in te richten. Door offerfeesten lichtjes aan te passen om niemand te bruuskeren. Of door heiligen in te voeren als alternatief voor het veelgodendom. Pragmatisme en milde manipulatie dus. 

GEERT BERING
Hak om, die boom. Een verhaal van de kerstening in Vlaanderen
Ertsberg, 312 blz., € 27,95 (e-boek € 13)

‘Vader van Europa’ noemde een dichter hem al rond circa 800. Karel de Grote spreekt tot vandaag tot de verbeelding, maar het mythisch beeld van de zogenaamde dappere, grootse vorst dreigt de historische werkelijkheid te overschaduwen.

Karel de Grote transformeerde het Frankisch Rijk tot het grootste West-Europese rijk van de Middeleeuwen. Weinig heersers hebben door de eeuwen heen zoveel voor de politieke en culturele ontwikkeling van Europa betekend als Karel. In een moeilijke tijd, gekenmerkt door politieke kleinzieligheid en voortdurende machtsstrijd, slaagde Karel de Grote erin zijn heerschappij over het grootste deel van West- en Centraal-Europa uit te breiden. Uitbreiding vond plaats door succesvolle oorlogen en veroveringen. Het is moeilijk om dichtbij de gebeurtenissen van de vroege middeleeuwen te komen, maar dankzij verhelderende bronnen en zijn eigen kennis van die tijd slaagt Dick Harrison erin een levendig beeld te schetsen van de opkomst van het Frankische rijk tijdens Charles’ lange regering.

Karel de Grote leefde zo’n twaalf eeuwen geleden, en toch is hij als koning der Franken, als Frankisch keizer van de christelijke wereld en als vader van Europa, nog steeds prominent aanwezig in het collectief geheugen. Een brugfiguur in een tijdvak waarin een oude wereld aftakelde en een nieuwe beschaving aarzelend haar eerste passen zette. Ook in zijn eigen tijd sprak Karel de Grote tot de verbeelding. Zijn hoge leeftijd en zijn lange gestalte – hij was uitzonderlijk groot voor die tijd – gaven voeding aan talloze verhalen. Het mythische beeld van de dappere, grootse vorst dreigt daarom de historische werkelijkheid te overschaduwen. Dit is een biografie van de man, zijn prestaties en zijn tijd.

Karel de Grote veranderde het Frankisch Rijk in het grootste West-Europese rijk van de vroege middeleeuwen en verwierf daarmee een bijna mythische status en is één van de beroemdste ridderkoningen uit de geschiedenis. Weinig heersers hebben door de eeuwen heen zoveel betekend voor de politieke en culturele ontwikkeling van Europa. In een roerige tijd die werd gekenmerkt door constante machtsstrijd, slaagde Karel de Grote erin zijn heerschappij over een groot deel van wat nu de Europese Unie is te vestigen.In de loop der tijd heeft de legendarische keizer de historische figuur weliswaar overgenomen. De scheidslijn tussen wat waargebeurd en wat legende is, is flinterdun. Dankzij verhelderende bronnen en de meest actuele wetenschappelijke inzichten, weet historicus Dick Harrison een levendig historisch beeld te schetsen van zijn lange regeerperiode. “Karel den Store" werd vertaald door Ger Meesters.

Meesterverteller Dick Harrison is hoogleraar aan de universiteit van Lund en Zwedens bekendste historicus. Hij schrijft blogs, artikelen, romans en non-fictieboeken en maakt tv-documentaires over Europese en Zweedse geschiedenis. Zijn werk is vertaald in het Deens, Noors, Duits en Nederlands. In België en Nederland zijn van zijn boeken al bijna 50.000 exemplaren verkocht.

Dick Harrison 
Karel de Grote Erfgenaam van Rome, vader van Europa 
190 bladz. geïllustreerd - € 22,99

Bron: Michel Dutrieue, stretto.be

De Bourgondische tijd was in alle opzichten voorspoedig maar niet voor de positie van de edelvrouw. In deze overgangstijd van middeleeuwen naar renaissance pikten mannen het niet langer dat vrouwen in eigen naam bestuurden. De vrouwen verzetten zich, soms met de moed der wanhoop, tegen deze evolutie.

De 15de eeuw beleefde het hoogtij van Bourgondië, maar was tevens een breuklijn in de positie van de edelvrouw. In deze overgangstijd van Middeleeuwen naar Renaissance, raakte de reële macht van heel wat adellijke dames nl. ondermijnd. Mannelijke kroniekschrijvers geloofden en herhaalden maar, dat bv. Margaretha van Brabant († 1380) de minnares van haar man had vermoord, dat Jacoba van Beieren († 1436) een lichtzinnig warhoofd was, dat Isabella van Portugal († 1472) door haar man, Filips de Goede, wegens ongehoorzaamheid werd gedumpt en verbannen, en dat Johanna van Castilië († 1555) echt waanzinnig was en dus terecht moest worden opgesloten. De eerste vrouw die alarm sloeg was Christine de Pisan (1364-1430), een Franstalige schrijfster van Italiaanse afkomst, die reeds op 25-jarige leeftijd weduwe was geworden. Ook later bestreden veel edelvrouwen, vooral de prinsessen en vorstinnen die voorbestemd waren om te regeren, de teloorgang van hun waardigheid.

In dit boek worden 10 edelvrouwen voorgesteld, Margaretha van Brabant, Margaretha van Male, Christine de Pisan, Jeanne d’Arc, Isabella van Portugal, Guigone de Salins, Jacoba van Beieren, Maria van Bourgondië, Johanna de Waanzinnige en Margaretha van Oostenrijk. Ze waren vaak moedig maar steeds meer machteloos.

Margaretha van Brabant (1323-1380) was de dochter van de beroemde Brabantse hertog Jan III en werd de echtgenote van de Vlaamse graaf, Lodewijk van Male. Hun dochter, Margaretha van Male (1350-1405) (foto), huwde met Filips de Stoute en werd de moeder van o.a. Jan zonder Vrees, (1371-1419). Jacoba van Beieren (1401-1436) was het derde kind en eerste dochter van de negen kinderen van Filips de Stoute en Margaretha van Male. Isabella van Portugal (1397-1471) (foto) was de dochter van de Portugese koning Johan I en Filippa van Lancaster. Ze was de derde vrouw van Filips de Goede, was regentes van de Bourgondische Nederlanden en werd de moeder van Karel de Stoute. Guigone de Salins (1403-1470) stichtte in 1443 met haar echtgenoot Nicolas Rolin, kanselier van Filips de Goede, de Hospices de Beaune (Hôtel-Dieu) (foto)

Maria van Bourgondië (1357-1482) (foto) was het enig kind van Karel de Stoute en Isabella van Bourbon. In 1477, trouwde ze met de 18-jarige kroonprins, Maximiliaan I van Oostenrijk. Johanna van Castilië (de Waanzinnige) (1479-1555) huwde met Filips de Schone en werd de moeder van keizer Karel V. Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) (foto), de landvoogdes van de Habsburgse Nederlanden en de enige dochter van Maximiliaan I van Oostenrijk en Maria van Bourgondië, was de zuster van Filips de Schone.

Edward De Maesschalck, een bekend auteur van boeken over o.a. de Bourgondische vorsten, de Graven van Vlaanderen en de Habsburgers, brengt deze vrouwen voor het voetlicht en laat hen opnieuw schitteren. Tussendoor gaat aandacht naar fenomenen als bastaards, nonnen, begijnen, zieneressen, politiek actieve vrouwen en vermeende heksen, (in “De Heksenhamer (1487), werden nl. alle vrouwen als potentiële heksen afgeschilderd), vrouwenkleren en juwelen, (Hoofse) liefde, seks en ongepaste mannengrappen.

Edward De Maesschalck
Moed en Tegenspoed
Edelvrouwen in de Bourgondische tijd 
303 bladzijden geïllustreerd

 
Bron: Michel Dutrieue; stretto.be

Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan:


Aanbevelingen door leden:

bernard-de-clairvaux starstarstarstarstar

Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!