- Welkom op deze club over de middeleeuwen -
In deze club volgen we het nieuws over de middeleeuwen en discuteren we er over op het forum of blog: nieuwe inzichten en analyses, boeken en internetberichten, tentoonstellingen, films en TV-series, strips, levende geschiedenis en re-enactment en last but not least, de reisverslagen van onze clubleden. Kortom elk evenement dat ook maar een link heeft met de middeleeuwen krijgt een plaats op deze club. Het kan dus ook een persoonlijke belevenis of ervaring zijn van een clublid of gast, daarvoor dient vooral het 'Forum'. Op de blogberichten kan je ook je reacties kwijt. Naast het vele nieuws heb je ook nog de talrijke videoclips die je vindt in 'Videoalbums' en enkele links. Kortom, ben je in geschiedenis geïnteresseerd en meer bepaald in de periode van de middeleuwen, maak je kosteloos lid en doe mee of geniet.
De naam van de club verwijst naar het boek De Kathedralenbouwers van de franse historicus G. Duby: de middeleeuwers waren immers bij uitstek kathedralenbouwers. Dit boek heeft mij begeesterd en het middeleeuwse vuur wakkerde voor eeuwig aan door "De naam van de Roos" van de erudiete Umberto Eco.
Je vindt "Kathedralenbouwers" ook op Scoop.it!. Plaatjes over de middeleeuwen vind je op Pinterest - middeleeuwen.
De periode voor de middeleeuwen, namelijk de Prehistorie en de Oudheid, wordt behandeld in de club "Van Prehistorie tot Middeleeuwen".
Ben je een toevallige gast?
Wordt gratis lid, of laat iets horen op het forum of mail de eigenaar van deze club op calamandja@yahoo.com.
Reeds sedert 2008 organiseert de club Kathedralenbouwers jaarlijks een clubbijeenkomst.
Na Utrecht (2008 & 2019), Brugge (2009), Delft (2010), Zutphen (2011), Kortrijk (2012), Bergen op Zoom (2014), Mechelen (2015), Deventer (2017), Tongeren (2018), is de elfde clubdag in 2022 doorgegaan in Brussel. De twaalfde clubdag zal normaliter in september 2022 doorgaan in Gouda. Hieronder vind je het verslag van de voorlaatste clubdag, opgesteld door clublid Antonius.
Bouwers Utrecht 2019.
Voor de 10e Bouwersdag zijn de Bouwers op zaterdag 16 november 2019 terug in Utrecht voor de jaarlijkse Bouwersdag. De dag van het 2e lustrum begint om 10:00 uur aan de Korte Nieuwstraat bij De Rechtbank, in het hart van het Museumkwartier. Favoriet is 'TRIBES - A Coffee Prophecy' (goed straf spul). De Abt heeft parels van de stad op een rij gezet. De dag is ons goed gezind: windstil, droog en een temperatuur van 6 graden, dus een mooie november dag.
Van 11:00 tot 13:30 zijn we rondom het Catharijne Convent. In het Museum loopt voor 3 maanden de tentoonstelling North & South: altaarfronten uit de 12e t/m de 14e eeuw uit Noorwegen (Bergen, Trondheim, Oslo) en het Episcopal Museum Vic (Catalonië), met een hoofdrol voor het oudste houten beeld van het convent, de gouden Maaslandse Maria van rond 1240. De tentoonstelling gaat haar een plek geven in een altaarfront. De tentoonstelling geeft voorstellingen in heldere kleuren en donkere contouren die haast icoon-achtig aandoen.
Enkelen bezochten de schatkamer van het convent met daarin een gave ivoren Byzantijnse Maria-ikoon Hodegetria (Zij die de weg wijst), dat rondom 950 is gesneden in een keizerlijk aterlier in Constantinopel.
Tijdens de lunch in het convent-resto is het Noors Twaalf uurtje de voorkeur, maar niet elke Bouwer eet zijn groente-blaadjes op.
Er is nog ruim de tijd om de bisschoppelijke St. Catharinakathedraal in te kuieren; de orde van de karmelieten begonnen in 1468 met de bouw als onderdeel van hun klooster. Terecht is hier een nisje ingeruimd voor Johannus Kardinaal De Jong die zijn stem in de donkere geschiedenis-jaren liet horen.
Rondom kwart over twee staan we op heilige grond: op het Pausdam voor het Paushuize hertelt Marjoke haar verhaal uit 2008 over Adrianus VI, de enige Nederlandse paus ooit.
Het hoogtepunt van de dag is de Pieterskerk, gebouwd in de jaren 1040-1048, met op het koorverhoog 4 romaanse zandstenen–reliëfs van rond 1070: een ingetogen ruimte, mede doordat zij - al sinds 1656 - bij de Waalse Gemeente Utrecht in gebruik is.
Rondom Drie-uur trekken we via de binnenhof de gotische Domkerk in. We verwijlen bij de graftombe van bisschop Gwijde van Avesnes, omdat we de lessen van Sanne Frequin kennen en weten dat je nooit zomaar langs een graftombe moet lopen.
Aan de Oudegracht in stadskasteel Oudaen is het te doen om de Oudaen Pilsener en Dubbel (aan 7%).
We gaan terug naar de Korte Nieuwstraat waar op de fundamenten van de Paulusabdij, gebouwd door de benedictijner monniken in de 11e eeuw, nu het Utrechts Archief zijn onderkomen heeft. Met in de hoofdrollen schrijfster Belle van Zuylen (ook prominent aanwezig in Musee Antoine Lecuyer in Saint Quentin) en Anna Maria van Schurman, de eerste vrouw in Europa met een academische opleiding, toont een heel inspirerende film de geheimen van het Depot. We gaan op zoek naar het Scharnier van de hoofdpoort van het middeleeuwse kasteel Vredenburg en hebben zo de deuropening naar 2008 weer te pakken.
We gaan aan tafel aan het Domplein bij restaurant LOOF. Ieder kiest zijn gerecht. Bij de afsluiting heeft Revolution Tea de meeste gebruikers.
Rond Achten schudden we de handen op de hoek van de Catharijnesingel / ingang Hoog Catharijne. De auto of de trein brengt ieder weer zijns weegs. Top voor het program van deze bizondere editie van de Bouwersdag. We maken ons op voor de elfde editie.
Foto van de clubleden op de negende clubdag in Tongeren (2018):
Foto van de clubleden op de achtste clubdag in Deventer (2017):
Foto van de clubleden op de zevende clubdag in Mechelen (2015):
Foto van de clubleden op de zesde clubdag in Bergen op Zoom (2014):
Foto van de clubleden op de vijfde clubbijeenkomst in Kortrijk (2012):
Foto van de clubleden op de vierde clubbijeenkomst in Zutphen (2011):
Foto van de clubleden op de derde clubbijeenkomst in Delft (2010):
Foto van de aanwezige clubleden op de tweede clubbijeenkomst van de Kathedralenbouwers te Brugge op 18 april 2009.
In dit boek voert Luit van der Tuuk de bijzondere handelaren en ambachtslieden, schippers en scheepsbouwers ten tonele, die de grondslag hebben gelegd voor Nederland als handelsland.
Dit boek vertelt de geschiedenis hoe de bewoners van onze streken zich in de vroege middeleeuwen ontwikkelden van jagers, landarbeiders en vissers tot handelaren, schippers en ambachtslieden. Omdat goede oogsten door betere omstandigheden meer overschotten opleverden, breidde de handel zich uit van lokale markten naar internationale handelsnetwerken. Het belangrijkste handelsknooppunt was de jaarmarkt in Champagne.
De economie in heel Noord-Europa groeide op ongekende wijze en men kon nu ook rijk worden door werk.“In de vroege middeleeuwen”, zo lezen we, “was een groot deel van de bevolking werkzaam in de agrarische sector, maar er waren ook schippers, handelaren en ambachtslieden, die een vooraanstaande plaats in het handelsverkeer innamen. Deze noeste bewoners van het laaggelegen kustgebied dat nu Nederland heet, trokken er met hun handelswaar op uit en legden zo de basis voor Nederland als handelsland.
”De samenleving was vooral agrarisch, waarin vrijwel iedereen op het land werkte”, schrijft van der Tuuk. “De bevolking woonde in verspreide nederzettingen die te klein waren om ze als dorp te betitelen. Daar bewerkten zij hun akkers rond hun boerderijen en lieten er hun vee grazen. Op deze gecultiveerde ‘eilanden’ te midden van een onbewoonde woestenij van bossen en moerassen, waren de bewoners op zichzelf aangewezen en daardoor grotendeels zelfvoorzienend.
“De landbouwopbrengsten”, zo vervolgt de auteur, “waren dan ook voornamelijk voor eigen gebruik. Een deel werd hooguit op een lokale markt verhandeld. De uitwisseling van regionale producten was daardoor beperkt, en dat geldt al helemaal voor de handel in goederen uit verre oorden. Handwerkers verwerkten allerlei materialen tot gebruiksvoorwerpen of sieraden. Uit bot of gewei werden kammen en naalden gezaagd, van geïmporteerde brokken barnsteen werden sieraden gemaakt. Er werd ijzer gesmeed, brons gegoten, wol gesponnen en textiel geweven. En er werden schepen gebouwd, want kooplieden vervoerden al die producten hoofdzakelijk op schepen naar hun afnemers.
”Er werd handel gedreven in voedingswaren als graan, wijn en zout, en ambachtelijke producten als aardewerk, glas en wapens. Bekende doorvoerhavens waren o.a. Dorestad (nabij Duurstede), Domburg, Ipswich, en Southampton. In de volgende hoofdstukken gaat hij dan op zoek naar de handelaren en de ambachtslieden, de schippers en de scheepsbouwers die de basis vormden van de vroegmiddeleeuwse economie.
Het boek is verdeeld in 4 hoofdstukken, “Boeren en vissers”, “Ambachtslieden”, “Handelaren” en “Schippers en scheepsbouwers”. Luit van der Tuuk heeft het daarin o.a. over horigen en freeholders, zee- en zoetwatervisserij, zoutwinning, iJzersmeden en houtskoolbranders, jaarmarkten en marktcentra, luxegoederen en Koninklijke heffingen, Friese kooplieden en verre handelspartners, land- en waterwegen, het netwerk van handelsroutes, scheepsbouwers, en havenfaciliteiten en handelsnederzettingen.
Boeiend en vertellend geschreven, geeft dit boek een bevattelijk beeld van hoe onze voorouders, dankzij o.a. de opkomst van grote steden, rijk werden door handel te drijven.
Luit van der Tuuk (°1954) is gespecialiseerd in de vroegmiddeleeuwse geschiedenis van Noordwest-Europa. Hij is conservator van Museum Dorestad en won de W.A. van Es-prijs met zijn boek ‘De eerste Gouden Eeuw’. Andere bekende titels van Van der Tuuk zijn o.a. ‘De Friezen’, ‘De Franken’ en ‘Vikingen’.
Luit van der Tuuk, Handelaren en ambachtslieden.
Een economische geschiedenis van de vroege middeleeuwen.
144 bladz. uitg. Omniboek, 15 euro.
Bron: stretto.be
Recensie van J.H.M.J. Busio:
De vroege middeleeuwen werden lang als een donkere periode beschouwd. Na de neergang van het Romeinse Rijk stonden nieuwe overheden niet langer garant voor veiligheid, muntgeld en logistiek. De economie was primair gebaseerd op agrarische productie en ruilhandel op lokaal en regionaal niveau. Handel op lange afstand betrof vooral luxe goederen, die door bestuurders werden ingezet als beloning voor de diensten en loyaliteit van hun achterban. De ambachtelijke productie van gebruiksgoederen vond plaats op domeinen van grootgrondbezitters en kloosters. Door het krachtige bestuur van de Karolingers werd internationale handel weer lucratief, ook met Scandinavië en de Arabische wereld. Het heffen van tol en belasting werd een bestuurlijk verdienmodel. De handel op lange afstand werd gedomineerd door professionele schippers en kooplieden die zich concentreerde op gespecialiseerde havennederzettingen. Aantrekkelijk geschreven boek dat inzichten uit archeologie en archieven combineert tot een helder beeld van de vroegmiddeleeuwse economie. Met illustraties in z/w en literatuuroverzicht.
Op Historiek.net verscheen eveneens een recensie over dit boek, van Joost Eskes: "Handel en ambacht in de vroege Middeleeuwen"
Men zegt altijd dat het de uitzonderingen zijn die de regel bevestigen. Wel, zo is het altijd al geweest. Maar stel je voor, dat eeuwen geleden een vrouw het hier voor het zeggen had, een vrouw die zich niet in een hokje liet vangen. Haar naam was Margareta van Oostenrijk (1480-1530) en haar faam was haar grote verantwoordelijkheidsgevoel en haar honger naar perfectie.
Eigenlijk had ze goede genen langs moeders kant. Haar moeder was Maria van Bourgondië, die stierf toen ze drie jaar oud was. Haar sterke karakter zou ze echter erven van haar stief-grootmoeder, Margareta van York. Maar er was meer in het spel dan genetica. Johan De Cock, sinds 25 jaar inwoner van Mechelen, wekte haar opnieuw tot leven en zorgde ervoor dat u haar leert kennen als een vrouw van haar tijd, die gezegend was met een groot rechtvaardigheidsgevoel. En dat is mooi. Men kan eindeloos beweren dat iemand zijn tijd ver voorop was, maar de inborst bepaalt alles.
Als kind werd ze ontvoerd, en werd twee maal uitgehuwelijkt. Uiteindelijk zou ze geslaagde huwelijken kennen, maar ook veel innerlijke kwetsuren oplopen, zoals een doodgeboren kind. Het was haar tweede huwelijk echter met Filibert van Savoie dat haar zou vormen tot latere staatsvrouw van de Habsburgse Nederlanden. Haar tweede echtgenoot was eerder een feestvierder dan een heerser, waardoor zij de verantwoordelijkheden tegenover het volk opnam en een geolied regeersysteem ontwikkelde. Toen haar broer, Filips de Schone na haar echtgenoot kwam te overlijden en zij landvoogdes werd, vestigde ze zich in Mechelen, van waaruit zij regeerde. Dit was niet steeds makkelijk, gezien haar Habsburgse afkomst haaks stond op de economische belangen van haar volk. Toch dacht zij steeds eerst in functie van de mens. Ze probeerde ook fouten van de vorige generaties recht te zetten. We denken dan vooral aan het belastings-stelsel dat de vele oorlogen van haar grootvader, Karel de Stoute, diende te financieren.
Ze had een tijdloos karakter en wist alles zo haarfijn uit te werken en te documenteren dat we vandaag de dag een beeld krijgen over hoe men er toen reeds in slaagde om zonder moderne technologie een accuraat systeem op poten te zetten.
Johan De Cock laat de lezer een tijdreis maken, waarbij politieke systemen, demografische verschuivingen, oorlogen en ook diepmenselijke verhoudingen binnen al dan niet kunstmatige samengevoegde families een rol spelen. Zoals De Cock het stelt:
Men trouwde toen met geen man of vrouw. Men trouwde met een stuk grond. En dat zou al de rest gaan bepalen.
Hoe het allemaal begon, die begeestering voor Margaretha? De Cock kwam een aantal jaar geleden in contact met uitgeverij Elena. Hij was gefascineerd geraakt door de medaillons met historische figuren aan de buitenkant van de galerij van het Mechelse Stadhuis. Iedereen in Mechelen liep er zowat voorbij, terwijl toeristen er vaak de historische waarde van inzagen. Dit was de boeiende aanleiding tot het schrijven van een boek waarin onze vorsten van Pepijn tot Karel zouden worden in kaart gebracht. Eveneens een prachtig boek vol boeiende verhalen, dat zo vlot geschreven is, dat men haast denkt dat men rond het kampvuur zit met De Cock zelf.
En zo is het, Johan De Cock zijn respect voor de lezer, heeft veel weg van het respect van Margaretha voor haar volk en economie. Hij belast de lezer niet met oeverloos geleuter en ingewikkelde constructies. Hij maakt er een boeiend geheel van waarin men zich gevoed voelt door de geschiedenis, eerder dan belast.
Margareta van Oostenrijk , Parel van Bourgondië.
Hardcover, 304 blz., 32 blz. illustraties, €34,50
Bron: Cultuurpakt.be
Recensie door J.H.M.J. Busio:
De dood van de laatste Bourgondische hertog veroorzaakte een woelige periode in de Nederlanden. Zijn dochter Maria trouwde met de Habsburger Maximilian en kon zo de Nederlanden behouden. Door een slimme huwelijkspolitiek kregen de Habsburgers zelfs half Europa in handen. Hun dochter Margaretha vormde één van de pionnen in dit spel. Haar huwelijken met de koningen van Frankrijk en Spanje mislukten door politieke intrige en zelfs een overlijden. Een derde huwelijk met de hertog van Savoye bracht geluk, maar eindigde met een tragisch jachtongeval. Intussen had Margaretha ook het bestuurlijke virus te pakken gekregen. In Savoye omringde zij zich met professionele ambtenaren, die haar ook ondersteunden bij haar volgende uitdaging als landvoogdes van de Nederlanden. Haar diplomatiek inzicht wist dit gebied buiten de grote Europese oorlogen te houden. Naast bestuurlijke perikelen, biedt dit boek ook inzicht in de persoonlijkheid van Margaretha, gebaseerd op haar uitgebreide correspondentie. Vlot geschreven en inhoudelijk sterk boek, met afbeeldingen in kleur en literatuuroverzicht.
Interview met de auteur: "Ik ben drie jaar gerouwd geweest met Margareta"
Luit van der Tuuk en Leon Mijderwijk beschrijven in De middeleeuwers het leven van veertig mannen en vrouwen die leefden in de Lage Landen tussen 450 en 900. Een vraaggesprek met de auteurs.
Een grenzeloze wereld
Velen zitten door de huidige epidemie aan huis gekluisterd. De rem op de mobiliteit wordt ingetrapt om sociale contacten te vermijden. Mensen zitten vaker thuis. Ze verlaten minder snel de plaats waar zij wonen. Kunnen wij ons daardoor beter inleven in de mensen uit de vroege middeleeuwen?
Het beeld van hen is namelijk - mede mogelijk gemaakt door een sterk verouderd beeld in het onderwijs - dat zij niet letterlijk, dan toch figuurlijk aan hun land gebonden waren. Ze leefden op de plaats waar zij waren geboren en vermoedelijk ook zouden sterven. Maar is dat beeld correct? Was iedere middeleeuwer zo honkvast? Veel mannen en vrouwen waren inderdaad aan hun streek gebonden. Uit de verhalen in ons boek De middeleeuwers kunnen we er op zijn minst twijfels over hebben dat dit voor iedereen gold.
De middeleeuwers behandelt tal van vrouwen en mannen die de wijde wereld in trokken. Misschien waren zij wel meer wereldburgers dan wij nu. Nationale staten in de moderne betekenis waren er niet en dus waren er nog geen harde grenzen waar personen konden worden tegengehouden. We zien dat sommigen uit andere gebieden zich vrij voelden om naar onze streken, de Lage Landen, te komen. Dat waren niet alleen Noormannen, die op het welvarende Dorestad afkwamen, of Frankische heersers die hun grondgebied wilden vergroten. Het waren ook mensen met vredige bedoelingen. Wereldvreemde Britten waren er toen vast ook, maar Angelsaksische kloosterlingen voelden zich wel verbonden met de mensen aan de andere kant van de Noordzee en kwamen om het evangelie te brengen. Voor Bonifatius zou de Brexit ongetwijfeld een gruwel zijn. Muntmeesters en ambachtsmannen trokken rond en verspreidden welvaart en cultuur.
Natuurlijk waren er genoeg mensen die alleen een kleine wereld kenden, maar andere middeleeuwers waren juist mobiel. Zij volgden hun gevoel, hun geloof of hun ambities, al dan niet bewust van de gevaren en de uitdagingen die op hun pad kwamen. Deze mensen gaven vorm aan de geschiedenis van onze streken. Hun verhalen staan centraal in De middeleeuwers.
Waar gaat het boek over?
Leon: Ons boek is een reeks korte biografieën van mensen die in de periode 450-900 met de Lage Landen verbonden waren. Daarbij hebben we ernaar gestreefd een zo’n goed mogelijke doorsnede van de bevolking te geven. Natuurlijk hebben we bekende namen als Karel de Grote en Willibrord opgenomen, maar ook veel onbekenden als de herbergier norse Robert of de edelman Wursing.
Wat doet Karel de Grote tussen de Lage Landers? Resideerde hij niet in Aken?
Leon: Klopt, daar zat hij veel, maar hij verbleef ook in Nijmegen. Hij is in de Maasvallei in België geboren. Ook voor verschillende andere mensen uit het boek, zoals Willibrord en Bonifatius, geldt dat zij van buiten de Lage Landen kwamen, maar zij hebben wel een stempel op de geschiedenis van dit gebied hebben gedrukt.
Waarom zijn juist de opgenomen personen gekozen?
Luit: Het is niet zozeer een kwestie van kiezen, maar eerder zoeken in schriftelijke bronnen naar personen waar voldoende over te zeggen valt.
Is dat altijd gelukt?
Luit: Niet altijd, van een aantal weten we weinig meer dan hun naam. Neem de boer Saxbraht. Hij wordt genoemd als horige boer op Wieringen in een goederenlijst van de kerk. Meer weten we niet van hem, maar we hebben hem gebruikt als kapstok om een maatschappelijk onderwerp te bespreken.
De genoemde voorbeelden zijn allemaal mannen. Zijn er ook vrouwen opgenomen?
Luit: We hebben ernaar gestreefd zoveel mogelijk vrouwen op te nemen, ook al is dat bijzonder lastig omdat ze zo weinig in de bronnen voorkomen. Uitzonderingen zijn geestelijken als Gertrudis van Nijvel, maar ook de Friese koningsdochter Theudesinda of de Zweedse filantrope Katla die naar onze streken kwam.
Kunnen we uit dat gebrek aan bronnen opmaken dat er vroeger niet aan geschiedschrijving gedaan werd?
Leon: Jawel, dat gebeurde wel, maar er werd vooral over de daden van grote mannen en kerkelijke aangelegenheden geschreven. Het gewone volk werd maar zelden genoemd. Naast hagiografen als Liudger was in onze streken Gerward actief die een kroniek heeft geschreven.
Hoe kom je dan aan gegevens over het gewone volk?
Leon: Dat is lastig, maar door de schaarse opmerkingen die de geschiedschrijvers in de marge van hun betoog over hen maakten, konden we toch een beeld krijgen. Zo beschreef Alcuinus een tocht die geestelijken maakten door het Frankische Rijk en noemde in de marge de gierige kooplieden en ongastvrije herbergiers van Dorestad.
Dat was de mening van Alcuinus. Ze waren misschien niet zo gierig en ongastvrij als hij beweerde. Zijn de bronnen eigenlijk wel betrouwbaar?
Luit: Niet echt. Je moet je steeds realiseren wat de positie was van degene die een tekst optekende, voor wie die bestemd was en met welk doel. Meestal diende zo’n geschrift een kerkelijk of politiek doel, de auteurs hadden dus een eigen agenda. Een ding is zeker: ze schreven niet om ons in te lichten.
Is er alleen gebruik gemaakt van schriftelijke bronnen?
Luit: Nee, soms bieden archeologische gegevens aanknopingspunten. We hebben aan de hand van een grafsteen over het kind Aluvefa geschreven, aan de hand van munten over de muntmeester Madelinus en het skelet uit een terp leidde tot een verhaal over de ‘boomkistvrouw’ Beitske. Grafvondsten van Childerik vormen een welkome aanvulling op de historische gegevens over hem.
Kunnen de biografieën afzonderlijk gelezen worden?
Leon: Ja, maar met elkaar geven ze ook een beeld van de ontwikkeling die onze streken in de vroege middeleeuwen doormaakten. Niet in een aaneensluitend verhaal, maar meer als een reeks bloemlezingen met een onderlinge samenhang. Om dat beter inzichtelijk te maken hebben we ernaar gestreefd de biografieën chronologisch te ordenen.
Kun je nog een conclusie trekken?
Leon: Uit de beschrijvingen van de beschreven personages kunnen we afleiden dat de middeleeuwers in een dynamische en kleurrijke periode leefden.
Luit: Dat de vroege middeleeuwen niet zo’n duistere periode was, is op zich niet zo’n opzienbarende conclusie, maar dat we die conclusie konden trekken aan de hand van het leven van een verscheidenheid aan personages is wel bijzonder.
Hoe is het idee voor dit boek ontstaan? En de samenwerking?
Luit: Het idee voor samenwerking kwam van Leon die ik al kende van zijn werk bij geschiedenissite Historiën. Hij stelde mij voor een who’s who in de vroege middeleeuwen te maken. Zelf liep ik al jaren rond met hetzelfde idee, eerst beperkt tot de Noormannen, later meer algemeen. Doordat we met hetzelfde plan rondliepen, lag een samenwerking voor de hand.
Waarom hebben jullie dit boek geschreven?
Leon: We wilden de individuele middeleeuwers beschrijven. De bronnen over hen zijn beperkt en daardoor is het risico dat zij in de marge van de geschiedschrijving terechtkomen. Dat is zonde, want zij vormden wel de loop van de geschiedenis.
Luit, je hebt al een groot aantal titels over de vroege middeleeuwen geschreven. Hoe past De middeleeuwers in dat rijtje?
Luit: Deze titel past goed tussen de titels die ik eerder heb geschreven, zoals Vikingen, De Franken in België en Nederland, De eerste gouden eeuw en Lof en laster, omdat de geschiedenis van de vroege middeleeuwen in Noordwest-Europa erin behandeld wordt. In dit geval is die geschiedenis vanuit het perspectief van verschillende personen geschreven.
Hoe is de samenwerking bevallen?
Leon: Het is niet eenvoudig om samen aan één verhaal te werken, maar juist de opzet van dit boek in onafhankelijke hoofdstukken leent zich daar goed voor.
Luit: Nadat we een werkverdeling hadden gemaakt, verliep de samenwerking gesmeerd. Kortweg gezegd: ja, de samenwerking is bevallen.
Luit van der Tuuk & Leon Mijderwijk
De middeleeuwers.
Mannen en vrouwen uit de Lage Landen 450-900.
€ 23,50 - 256 pag.
Uitgeverij Omniboek
Bron Historiek.net
Recensie van J.H.M.J. Busio
Aan de hand van tientallen korte biografische schetsen biedt dit boek een levendig beeld van de vroege middeleeuwen in de lage landen, een periode die lang werd beschouwd als een duister tijdperk. Deze benadering zorgt voor een prettige variatie en voorkomt klassieke opsommingen van veroveringen, huwelijken en moordpartijen. Natuurlijk komen bekende hoofdrolspelers als Karel de Grote, Bonifatius en Willibrord aan bod, met in hun kielzog allerlei andere Karolingische potentaten en missionarissen. Verrassend zijn diverse Vikingaanvoerders die zich niet alleen als piraten manifesteerden, maar ook als militaire bondgenoten van elkaar bestrijdende koningen. In die politieke perikelen speelden ook vrouwen een belangrijke rol. Vaak als dynastieke ruilwaar, maar soms ook als doortastende regent voor jonge troonopvolgers. Ook de namen van eenvoudige boeren, een herbergier en een muntmeester zijn toevallig overgeleverd. Deze personages bieden de mogelijkheid om nader in te gaan op landbouw en economie. Een prettig leesbaar boek met illustraties en kaarten in z/w, noten en literatuuroverzicht.
Dit aantrekkelijk boek biedt een knappe reconstructie van de vroege middeleeuwen in de Lage Landen.
In de veelkleurige middeleeuwse denkwereld was de mens 5199 jaar voor de geboorte van Christus geschapen, en wel op vrijdag 25 maart. De geschiedenis van de mensheid was een doorlopende lijn van de Schepping tot aan het Laatste Oordeel, zo staat het immers beschreven in de Bijbel. Het leven van ieder mens is een reis naar de hemel. Op weg naar de hemel maakt deze middeleeuwse visie op het leven zichtbaar aan de hand van tekstfragmenten uit middeleeuwse kronieken, devotionele teksten en hoofse ridderromans.
Ludo Jongen is mediëvist. Hij was als docent Middelnederlandse letterkunde verbonden aan de Universiteit Leiden.
Martine Meuwese, docente en onderzoekster Middeleeuwse kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht, laat ons de rijke, vaak onbekende, schatkamer van de middeleeuwse miniatuurkunst ontdekken.
Recensie door J.H.M.J. Busio:
De middeleeuwse mens zag de wereldgeschiedenis en zijn eigen leven als een lineaire route naar het laatste oordeel en hopelijk de hemel. Dit religieuze denken was tot in de haarvaten te herkennen in het dagelijks leven, de vormgeving van de samenleving en in kunst en cultuur. Dit boek biedt inzicht in dit religieuze wereldbeeld aan de hand van 33 hertaalde fragmenten uit middeleeuwse kronieken, religieuze teksten en hoofse literatuur. Samen illustreren zij de creatieve, soms bizarre, manier waarop lezers en toehoorders de juiste weg naar de hemel werd gewezen. De route die wordt gevolgd leidt van het scheppingsverhaal, via het leven van Christus naar het laatste oordeel, met inspirerende zijpaden naar middeleeuwse encyclopedieën, ridderverhalen en heiligenlevens. Zo werden uit het gedrag van dieren en het leven van de beruchte veldheer Alexander de Grote onverwachte stichtelijke lessen getrokken. Elk fragment is voorzien van inhoudelijke uitleg en een toepasselijke middeleeuwse miniatuur. Prettig leesbaar en fraai uitgegeven boek, met illustraties in kleur en literatuuropgave.
Samengevat: zeker de moeite waard!
Op weg naar de hemel
God en de mens in de middeleeuwen
Ludo Jongen
€ 24,95 - 255 blz.
Video met doorbladeren van het boek
Van de Zweedse hoogleraar geschiedenis Dick Harrison verschenen reeds eerder de goed onthaalde De Dertigjarige Oorlog (2018) en De geschiedenis van de slavernij (2019). Nu werd zijn werk met de Zweedse titel ‘Krijgsheren en heiligen’, dat oorspronkelijk dateert van 1999, ook in het Nederlands vertaald en gepubliceerd als "De volksverhuizingen". Daarin beschrijft Harrison De geschiedenis van West-Europa, 375-800, zoals de ondertitel luidt.
Het twintig jaar oude werk is een kind van zijn tijd. Vanaf de jaren 1980 stelden historici meer en meer de vraag naar het karakter van de transformatie van de Romeinse wereld. Eeuwenlang – in feite sinds de renaissance – schreef men het einde van het Romeinse rijk toe aan de combinatie van interne decadentie en de volksverhuizingen van woeste Germanen en Hunnen. In het Frans sprak men zelfs van ‘invasions germaniques’. Het gangbare historiebeeld was er een van een overgang van het licht van de klassieke oudheid naar de middeleeuwse duisternis. In de jaren 1990 ging men de overgang oudheid – middeleeuwen herbekijken. Harrisons studie situeert zich in die context, waar de auteur zelf in het voorwoord bij de Nederlandse uitgave op wijst. De hoofdlijnen van zijn boek blijven overeind in de zin van een cultureel formatief veranderingsproces, gesymboliseerd door de figuren van de krijger en de heilige, waarnaar de oorspronkelijke Zweedse titel verwijst.
Het boek bestaat uit vier grote delen. Eerst beschrijft Harrison de politieke evolutie van het eerste contact van Rome met de Goten tot Karel de Grote. Vervolgens gaat hij in op de mensen, hun leven en levensonderhoud. Dit deel omvat zowel economische als sociale aspecten en behandelt zaken zoals demografie, ecologie, landschap, bestaansmiddelen en de sociale structuren zoals huwelijk en seksualiteit. In het derde deel beschrijft Harrison dan de vroegmiddeleeuwse ideeënwereld, geloofsopvattingen en cultuur. Dit deel omvat o.a. geloof en bijgeloof, ketterijen en kerstening, kloosters en cultuur tot en met de positie van de joden. Het laatste deel behandelt dan de sociaalpolitieke structuren, zoals oorlog, wet, macht en geslacht en gaat in op kwesties van etniciteit en identiteit, de vroegmiddeleeuwse rechtsstructuren, koninklijke macht en de positie en rol van vrouwen in het machtsspel. Elk deel bestaat telkens uit een vijfentwintigtal behapbare hoofdstukken. Aparte vensters belichten uitgelichte thema’s, zoals de Nibelungen, koning Arthur of Monte Casino. In de epiloog stelt hij terecht dat de catastrofale achteruitgang in de vroege middeleeuwen terug te voeren is op een renaissancistische mythe.
Voor Harrison is de geschiedenis van West-Europa tussen 400 en 800 die van militarisering en kerstening, decentralisering en kleinschalige regionale gemeenschappen, waarin culturen ontstonden, die Europa karakteriseren tot op vandaag. Een uitgebreide en beredeneerde bronnen- en literatuurlijst, die evenwel maar gaat tot 1999, sluit het werk af. De kaart van Offa’s Dyke, de grens tussen Engeland en Wales, is nogal ongelukkig – met het noorden onderaan – afgedrukt.
Niettegenstaande deze studie twintig jaar oud is, was het een goed initiatief dit werk te vertalen, temeer dat Harrison zijn verhaal doet vanuit de mensen. Het geeft aan een hopelijk ruim lezerspubliek een genuanceerd historiebeeld van de vroege middeleeuwen.
Bron; Walter Smits - kunsttijdschriftvlaanderen.be 06/11/2020.
Recensie van J.H.M.J. Busio:
De vroege middeleeuwen worden niet langer gezien als een spreekwoordelijk duister tijdperk. Vergeleken met het Romeinse Rijk en de latere middeleeuwen zijn weliswaar minder bronnen beschikbaar, maar het blijkt een dynamische periode waarin overheid en samenleving zich opnieuw moesten uitvinden. Dit boek biedt een bewonderenswaardige reconstructie van deze ontstaansfase van West-Europa, die begint met een heldere analyse van de militaire en politieke perikelen rond de zogenaamde volksverhuizingen en het einde van het Romeinse Rijk. Daarna wordt een breed beeld geschetst van samenleving, economie, religie en bestuur, waarbij geografisch verspreide ontwikkelingen met elkaar in verband worden gebracht. Geweld en geloof waren de prominente elementen in de nieuwe samenleving en droegen bij aan zowel stabiliteit als conflict. Veel onderwerpen en personages passeren de revue, maar de korte paragrafen en verrassende anekdotes houden het boek prettig leesbaar. Geïllustreerd met z/w afbeeldingen, kaarten en een kleurenkatern. Daarnaast een uitgebreid literatuuroverzicht.
Een uitgebreide recensie verscheen in het Friesch Dagblad (van Tjerk de Reus): Religie en godsdienst hadden in vroege middeleeuwen impact op vrijwel alles.
De volksverhuizingen
De geschiedenis van West-Europa, 375-800
Dick Harrison
€ 39,99 - 654 blz.
In haar proefschrift beschrijft historica Fabiola van Dam het middeleeuwse openbare badhuis in al zijn facetten. Het is geen makkelijk boek geworden maar gaandeweg wint dit betoog – dat af en toe toch wel tamelijk theoretisch is – aan vaart en verkrijgt de stugge doorlezer een fascinerend beeld van een onbekend stukje middeleeuwse geschiedenis. Vergelijk dat middeleeuwse badhuis maar met een modern gezondheidscentrum avant la lettre, schrijft Van Dam, het was als nutsvoorziening in verstedelijkte delen van Europa volstrekt normaal. Dat de middeleeuwer wassen maar ongezond vond, is dus onjuist.
Voor dat baden kwam wel wat kijken, zo worden we gewaar uit een beschrijving van de Duitse Lutheraan Johannes Spangenberg. In 1552 schreef deze zielzorger in zijn ‘Ein Geistlich Bad der Seelen – angezeigt im Leiblichem Bade’ het volgende:
“Een mens die zich wil reinigen van het vuil van het lichaam, die trekt eerst zijn kleren, schoenen en mantel uit, gaat naakt en bloot de badruimte binnen…, de badhuisbaas of een bediende brengt water, om zijn voeten te reinigen, daarna gaat hij op de bovenbank liggen, de badhuisbaas giet water op de oven, maakt hitte en de zwetende gast moet met de kwast om zich heen slaan, daarna komt hij er af, laat zich de huid krabben, giet warm water over zich heen en spoelt het vuil weg, de badhuisbaas komt en (…) zet hem een laatkop of drie op zijn rug, op armen of benen die het vochtige (vuile, overtollige) bloed eruit trekken, haalt ze er weer af, begiet hem met water en spoelt het bloed er af, daarna wast de badhuisbaas zijn hoofd met goede scherpe loog, reinigt zijn oren, scheert zijn hoofdhaar, ogen en neus, kamt en masseert hem, knipt zijn nagels, laat hem (…) de voeten schaven en masseren, de man reinigt zijn mond en tanden, tot slot neemt hij plaats (in een badkuip), gaat eruit, men brengt hem een badlaken, wenst hem proficiat en geeft hem nog een voetbad, daarna rust hij (op het bed in het badhuis) en is in vrede”.
In de stad ging het om een publieke voorziening. De badbaas (in het Duits: ‘der Bader’) blies op zijn trompet als het bad open ging en stuurde omroepers de straat op: ‘Gaat in, gaat in gereed, de stoof is heet …’. Tal van badvoorschriften bleven bewaard. Want het badhuis was veel meer dan een wasplek. De badmeester zorgde voor – zeg maar – groot onderhoud met middeltjes die soms wat geniepig waren zoals laatkop, loog en aderlating. De laatkop, een verhit glas op je huid trok je bloed naar boven en liet flinke blauwe plekken ontstaan. Men hoopte met zo’n zuigplek onderhuids afval kwijt te raken. Van Dam:
“Huidproblemen, jeuk, zweren, zwellingen, verkleuringen en haaruitval hoorden bij de meest voorkomende groep middeleeuwse ziektes”.
Ook hielp baden tegen verstoppingen en diarree.
Seks
Het badhuis was ook een ontmoetingsplek waar je nieuwtjes kon horen, roddels uit je netwerk. Je bleef er even hangen, in je toedeledokie en daardoor bijna anoniem. En misschien kon je er ook wel een afspraakje scoren met de dames in de soms gemengde, vaker ongemengde baden. Dat de badhuizen in de eerste plaats sekstempels waren, is volgens Van Dam onjuist, de middeleeuwer was domweg minder preuts en onbevangener. Overigens waren de kuipklantjes meestal net niet helemaal naakt, ze droegen op de vele afbeeldingen die zijn overgeleverd vaak broeken, schorten of slips die de edelste delen nipt verhulden.
Wat verwachtte die bezoeker van een bad? Natuurlijk schoon worden, maar ook fit en kwiek blijven. De gezondheid zag men bedreigd door alles wat van buiten kwam, bijvoorbeeld door voedsel dat daarom goed verteerd moest worden. De spijsvertering zag men in navolging van Aristoteles en Galenus in termen van ‘koken’. Tijdens de trage gang door de organen warmde dat voedsel op, koelde af, verdikte, verdunde, mengde, viel uiteen en brokte samen: resultaat was een scheiding tussen voedingsstoffen en afval. De badvoorschriften – regimen sanitatis – golden vooral de laatste etappe: de huid. Gesloten of open poriën, zo dacht men, konden het verschil maken tussen ziek en gezond, vruchtbaar of onvruchtbaar, dik of dun, kaal of met haar, of zelfs dood of levend.
Gebedsreis
Die streng gereguleerde gang door het badhuis was zo algemeen bekend, dat deze ook kon dienen als metafoor voor andere doeleinden, zoals we bij Thomas Spangenberg al zagen. Deze theoloog gebruikte het badritueel als richtsnoer voor het gebed. Wie zich nauwgezet hield aan zijn instructies, zoals de bader in de wasstraat aan het ‘regimen’, vond er geestelijke zuivering in. Het badritueel transformeerde zo in een bidritueel, een ‘Badenfahrt’ in een … soort bedevaart. De bidder trok op zijn gebedsreis door het bad en wist precies waar hij welk gebed moest uitspreken; op de vloer van het bad bijvoorbeeld ‘Ex profundis’, uit de diepten. De metafoor was ook een geheugentruc en liet zich prachtig illustreren in deze gebedenboeken. De bidder ‘kauwde’ op zijn gebeden en liet de inhoud ervan langzaam in zich omgaan.
Maar de metafoor was ook bruikbaar om uit te leggen hoe je een land moest besturen. De twaalfde-eeuwse filosoof Johannes van Salisbury vergeleek in wat een van de eerste handboeken voor bestuurders zou worden, de samenleving met een lichaam dat bestond uit onder meer hoofd, mond, keel, maag en darmen. Johannes vond niet het hoofd het belangrijkst, maar de maag. Dat was het verdelingscentrum, de stapelmarkt van het lichaam. De staat kon je dus zien als een spijsverteringskanaal, de vorst moest net als badmeester of medicus ingrijpen in dat lichaam, als dat nodig was.
Een andere vraag is waar die badcultuur vandaan kwam. Was dit een restant van de Romeinse badcultuur of namen de kruisvaarders deze fenomeen mee terug naar Europa? Of – derde optie – ging het om inheemse tradities a la de Noord-Europese saunarituelen? Van Dam denkt dat het bad primair een stedelijke ontwikkeling was op basis van kleinere baden op lokale hofsteden. Het stadsbestuur zag het bad na verloop van tijd als een zaak van algemeen belang, het ‘gemeyn oirbaer’, en nam er door middel van regelgeving ook verantwoordelijkheid voor. Slecht gereguleerde badhuizen konden zich ontpoppen als besmettingshaarden voor het uitslaan van ziekten of… publieke opinie.
Hoe vaak?
Van Dam schreef een rijk boek over bad, bader en badgast in middeleeuws Europa. Heel bijzonder is het beeldmateriaal dat ze verzameld heeft. De analyse graaft diep en vraagt zoals gezegd, enig uithoudingsvermogen. De tekstuele bronnen heeft zij met digitale concordantieprogramma’s uitgeplozen en dat levert veel op. Het had wel een slag concreter gekund: wat mist is een beschrijving van laten we zeggen badhuis X in stad Y. Hoe ging het in bijvoorbeeld Utrecht, Maastricht, Brugge of Gent? Zo blijven er wel vragen liggen: hoe vaak gingen mensen in bad? Klopt het echt niet dat die middeleeuwer gemiddeld – in onze ogen – een viespeuk was? Cijfers komen sporadisch naar voren: in het district Tübingen zou er in elke kleine stad één badhuis zijn geweest, in middelgrote steden 2 à 3 en in grote 6 à 10. Je vraagt je ook af hoe het na 1600 verder is gegaan en of het vermoeden klopt dat die ontwikkeling in Duitsland doorzette in de cultuur van het kuuroord, die Nederland altijd vreemd bleef. Had dat met het calvinisme te maken? Hoewel dat buiten het kader van haar onderzoek valt, had de onderzoeker er misschien toch iets over kunnen zeggen. Laten we zeggen dat dit boek allerlei vragen oproept voor vervolgonderzoek. Andere kleinere problemen zijn enkele tik- en spelfouten, een enkel dateringsfoutje, wat slordigheidjes (Ulm in district Tübingen?) en het her en der onvertaald laten van bronteksten. Niettemin chapeau voor dit onderzoek.
Tenslotte, werd er ook gezongen in het middeleeuwse badhuis?
Het middeleeuwse openbare badhuis: fenomeen, metafoor, schouwtoneel
Auteur: Fabiola van Dam
Uitgever: Uitgeverij Verloren
Prijs: €35,00 - 313 bladzijden
Bron: Joost Eskes, historiek.net
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Wat is dit?Je kan je ook aanmelden via een van bovenstaande partner websites. Klik op het icoontje en je bent direct ingelogd op Clubs.nl
Of maak zelf een Clubs account aan:
Aanbevelingen door leden:
bernard-de-clairvauxEen geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!
Statistieken
Aanbevelingen
bernard-de-clairvaux ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau! |
Edellieden aten eerder havermoutpap dan vlees
03.05.2022 | 11:17
We moeten onze ideeën over immer overdadig tafelende edellieden bijstellen. Koning Arthur en andere Britse edellieden zaten helemaal niet elke avond gebraden wild te schransen en bier te zuipen. Doordeweeks aten ze hun bordje havermout met brood, zoals iedereen.
Twee rundere…
Lees meer…
Middeleeuwse paarden waren helemaal niet groot.
18.02.2022 | 18:06
Middeleeuwse paarden waren helemaal niet groot, blijkt uit een uitgebreid botonderzoek. Wie vandaag een middeleeuwse ridder tegenkomt, zou denken dat hij op een pony rijdt.
Het belang van paarden op een laat-middeleeuws slagveld is nauwelijks te overschatten. Neem nu de slag bij Ha…
Lees meer…
Helft van middeleeuwse ridderliteratuur verloren.
18.02.2022 | 17:33
In de Lage Landen zijn we de helft van onze middeleeuwse ridderliteratuur kwijtgespeeld, blijkt uit uniek onderzoek. In Engeland is het verlies nog groter, terwijl de IJslandse saga’s de tand des tijds veel beter hebben doorstaan.
Duits manuscript over de Arturridder Wigalois. …
Lees meer…
Vikings droegen geen gehoornde helmen
11.01.2022 | 11:51
Nee, de Vikings droegen geen gehoornde helmen. Maar sommige van hun verre voorvaderen wel. Die mode was helemaal komen overwaaien uit Sardinië, en oorspronkelijk van nog veel verder weg.
De helmen van de Vikings waren niet gehoornd en ook niet gevleugeld. Vaak droegen de Vikin…
Lees meer…
Men zou diezelfde studie eens moeten doen betreffende de religieuze manuscripten.
Thanks for your sharing,That's pretty cool.
Kunsthistorica Wendelien van Welie was te gast bij de podcast van penrose
Voor mij is dit één van de belangrijkste recente ontdekkingen! Bedankt v…
Thanks for your sharing,It's really useful for me
_____________…
Expo ‘North Sea Crossings’
"Maria van Gelre in beeld" door Johan Oosterman
Taal in Rotta
Hebban olla vogala uitgelegd door een taalkundige
Literatuurgeschiedenis - De middeleeuwen
Cécile de Morrée over tijd in laatmiddeleeuwse liederen
Carnaval in de middeleeuwen, van God los?
Van goud naar eenvoud. Boekproductie in de Middeleeuwen.
'Metamorphoses' gedrukt door Colard Mansion in Brugge in 1484
Gebedenboek van hertogin Maria van Gelre
Van Rome tot Rome - Dan Jones
De laatste jaren verschenen diverse bestsellers over de middeleeuwen, maar het ontbrak aan een prettig leesbaar overzichtswerk. Dit boek is een geslaagde poging om deze periode op een aantal hoofdlijnen aantrekkelijk te presenteren. Dat begint bij de val van het antieke Rome en eindigt met de Habsburgse plundering van dezelfde stad, die intussen eeuwen functioneerde als de religieuze hoofdstad van Europa. Vanzelfsprekend is er aandacht voor de opkomst van kloosters en het ridderschap. Tevens blijkt dat dankzij de inventiviteit van kooplieden, wetenschappers en ingenieurs veel moderne verworvenheden hun oorsprong hebben in de middeleeuwen. De huidige universiteiten vormen daarvan bijvoorbeeld een erfenis. De schrijver presenteert een aanstekelijke stoet aan personages en gebeurtenissen, die echter nadrukkelijk in dienst staan van een heldere verhaallijn. Ook de invloed van klimaat, ziekte en propaganda komt aan bod. De middeleeuwers hadden te maken met uitdagingen die ook nu actueel blijken. Met diverse kaarten, een kleurenkatern en daarnaast een notenapparaat en literatuuroverzicht. 720 pagina's - € 39,99 (Recensie van J.H.M.J. Busio)
De zwarte dood - Dick Harrison
Rond 1350 werd Europa een aantal malen geteisterd door uitbraken van de pest. Hoewel deze ziekte daarna nog regelmatig rondwaarde is de middeleeuwse zwarte dood in het collectieve geheugen gehecht geraakt. Na een korte medische verkenning beschrijft dit boek uitvoerig de omstandigheden waaronder deze ziekte zo kon huishouden. Met name handel en oorlog droegen bij aan de verspreiding van ratten en vlooien, dragers van de dodelijke bacterie. Ook de sociale, culturele en economische gevolgen worden belicht, met aandacht voor het historisch debat over de daadwerkelijk rol van de pest in een aantal grote maatschappelijke veranderingen. Vanzelfsprekend komen de beperkte geneeskundige inzichten aan bod en ook de tragische vervolging van zondebokken. Een overzicht van de pandemie per Europees deelgebied levert een overdaad aan aangrijpende verhalen, maar ook verrassend concrete statistische details. Zeer aantrekkelijk en degelijk boek over een onderwerp dat blijft intrigeren. Met uitgebreid literatuuroverzicht, kleurenkatern en personen- en plaatsnamenregister. 496 blz. - € 39,99 (Recensie van J.H.M.J. Busio)
Erfgoed Kortrijk - Getijdenboek
Bladzijde uit een 15e eeuws "getijdenboek" in het Latijn, bewaard in de Bibliotheek van Kortrijk.
Een getijdenboek (liber horarum) is een middeleeuws handschrift dat werd gebruikt om te bidden op acht vaste momenten van de dag (getijden). Het is in wezen een boek vol teksten, gebeden, bijbellezingen en psalmen, bestemd voor de persoonlijke devotie van leken (niet geestelijken). Alle getijdenboeken bevatten dezelfde teksten en toch is ieder getijdenboek uniek. Aangepast aan de smaak en rijkdom van de opdrachtgever werden ze eenvoudig uitgevoerd of eerder weelderig, verrijkt met vele miniaturen en randdecoraties. Getijdenboeken zijn de meest voorkomende versierde middeleeuwse handschriften; het waren als het ware de bestsellers van de 14e en 15e eeuw. Aangezien er heel wat van die getijdenboeken bewaard zijn gebleven, vormen ze een belangrijke bron van informatie over het christendom uit die tijd. (Bron: Wikipedia, KB Nederland)
Grisaille miniatuur
De eerste grisailles in de miniatuurkunst verschijnen rond 1325 in Frankrijk in het werk van Jean Pucelle. Het beperkte formaat van de miniatuur brengt plastische vernieuwingen met zich mee: men spreekt van 'half-grisailles' of 'semi-grisailles' als de kunstenaar zijn tekening ophoogt met rood, blauw of groen om de vleespartijen, de haren of de achtergrond met diepte-effecten weer te geven.
Bron: Vlaamse Miniaturen.
The Gothic Ivories Project
Het Gothic Ivory Project is echt zo'n plek die het internet alle eer aandoet. U komt er, net als wij, toevallig op terecht en een nieuwe wereld gaat voor u open. De wereld van de West-Europese beeldhouwwerkjes gemaakt uit elpenbeen, allemaal daterend uit de periode ca.1200 - ca.1530. Het beheer van deze bijzondere online database is het werk van het Londense Courtauld Institute of Art. Zij hebben, met de hulp van vele internationale instituten, deze verzameling van ivoren pareltjes kunnen ontsluiten. Een waardevolle kam. Statuettes van tuiniers. Maria met haar kind. Allemaal te bewonderen. (http://www.gothicivories.courtauld.ac.uk)
Wie geleerd heeft dat de middeleeuwen primitieve tijden waren waarin mensen in barbaarse omstandigheden leefden en weinig kennis bezaten, zal deze visie na het lezen van het boek "De verlichte middeleeuwen - Een ontdekkingsreis door de middeleeuwse wetenschap" volledig herzien. Seb Falk toont namelijk aan dat de middeleeuwen juist een reeks intelligente, verlichte wetenschappers hebben voortbracht.
Het idee van de Donkere middeleeuwen bereikte in de 18de eeuw een hoogtepunt: in zijn monumentale ‘History of the Decline and Fall of the Roman Empire’ beschreef Edward Gibbon ‘de duisternis van de middeleeuwen’ die hij impliciet tegenover zijn eigen Verlichtingsperiode stelde. Maar naarmate historici de virtuositeit van de middeleeuwse cultuur en wetenschap gingen herwaarderen, raakte de term ‘Donkere middeleeuwen’ geleidelijk in onbruik.
In dit uitzonderlijk boek is de Benedictijner monnik, John (of) Westwyk (ca.1350-ca.1400), de auteur van “The equatorie of the planetis”, de gids op deze reis door de onbekende, middeleeuwse wetenschap. Aan de hand van zijn middeleeuwse teksten, laat Falk u kennismaken met een breed scala aan wetenschappelijke vraagstukken, waar mensen als John van Westwyk over nadachten en mee worstelden, van het rekenen met Romeinse cijfers tot het ontcijferen van horoscopen, het genezen van ziekten en het navigeren op de sterren, maakt u kennis met de wetenschap zoals de middeleeuwse monniken die bedreven. Een fascinerend verhaal waarin u stap voor stap wordt meegenomen in het brein van een reeks middeleeuwse wetenschappers.
Rijzige gotische kathedralen, gewelddadige kruistochten en de Zwarte Dood waren de dramatische krachten die het middeleeuws tijdperk hebben gevormd. Maar die zogenaamde donkere middeleeuwen gaven ons ook de eerste universiteiten, brillen en mechanische klokken. Terwijl middeleeuwse denkers de wereld om hen heen probeerden te begrijpen, van het verstrijken van de seizoenen tot de sterren aan de hemel, ontwikkelden ze een levendige wetenschappelijke cultuur.
In “De verlichte middeleeuwen” (“The Light Ages”) neemt de wetenschapshistoricus Seb Falk van de universiteit van Cambridge, u mee op een rondleiding door de middeleeuwse wetenschap door de ogen van een veertiende-eeuwse monnik, John of Westwyk. Geboren in een landhuis, opgeleid in het grootste klooster van Engeland en vervolgens verbannen naar een priorij op een klif, was Westwyk een onverschrokken kruisvaarder, uitvinder en astroloog. Van het vermenigvuldigen van Romeinse cijfers tot het navigeren langs de sterren, het genezen van ziekten en het vertellen van de tijd met een oud astrolabium, we leren samen met Westwyk opkomende wetenschap en reizen met hem door de lengte en breedte van Engeland en buiten de kusten. Onderweg komen we een opmerkelijke cast van personages tegen, de klokken bouwende Engelse abt met melaatsheid, de Franse vakman die spion werd, en de Perzische polymath die ‘s werelds meest geavanceerde observatorium oprichtte.
“The Light Ages” biedt een aangrijpend verhaal van de worstelingen en successen van een gewone man in een precaire wereld en roept een levendig beeld op van het middeleeuws leven zoals we het nog nooit eerder hebben gezien. Een verhelderende geschiedenis die beweert dat deze tijden toch niet zo donker waren. “De verlichte middeleeuwen” laat zien hoe middeleeuwse ideeën mede bepaalden hoe we de wereld vandaag zien.
Vreemd genoeg is het idee van de, ‘donkere middeleeuwen’ afkomstig uit de middeleeuwen zelf”, schrijft Falk. “De eerste christenen”, zo vervolgt hij, “hadden geschreven over de heidense duisternis vóór de geboorte van Jezus. Humanistische geleerden in het 14de eeuwse Italië namen die oude christelijke metafoor over en draaiden hem om. Ze beschreven de duisternis van een veronderstelde culturele neergang tussen de val van het Romeinse Rijk rond 400 en hun eigen renaissance waarin de klassieke wetenschap opnieuw opbloeide. Voor geleerden die de menselijke geschiedenis graag in hapklare brokken opdelen was dat zowel gemakkelijk als suggestief. Het verschafte hun een vijand om zich tegen af te zetten. Dat werd vooral aantrekkelijk op plaatsen waar de protestantse reformatie aansloeg, en voorafgaande eeuwen konden worden bespot als onderworpen aan rooms-katholiek bijgeloof.”
De middeleeuwse wetenschap was een internationale aangelegenheid, net als de moderne wetenschap. Religie vormde de drijfveer voor wetenschappelijk onderzoek, maar diepgelovige mensen hadden geen probleem met het accepteren van theorieën van mensen die een ander geloof aanhingen. Westwyk was vooral goed thuis in de belangrijkste middeleeuwse wetenschap, de astronomie”. “Astronomie was de eerste mathematische wetenschap”, schrijft Falk. “De modellen en formules van de moderne natuurwetenschap zouden zonder haar niet kunnen bestaan. Astronomie was vanzelfsprekend van belang voor vrome geleerden die probeerden Gods geest te begrijpen vanuit de schepping, omdat de regelmatige beweging van de hemellichamen een bewijs vormden voor zijn volmaaktheid. Astronomie had ook een grote praktische betekenis en was van invloed op de tijdrekening en de kalender, op geografie en architectuur, navigatiekunst en geneeskunde. Als beoefenaar van astronomie en gebruiker van instrumenten is Johannes Westwyk een uitstekende vertegenwoordiger van deze combinatie van theorie en praktijk.
In dit boek bedrijven we samen met hem wetenschap en maken we kennis met de wetenschap op de manier en bet tijdstip waarop hij daarmee kennismaakte. Van het op de vingers tot 9999 tellen tot het trekken van een horoscoop of het genezen van dysenterie, in enig begrip van hoe middeleeuwse wetenschap niet alleen een kwestie van denken was maar vooral van ‘doen’ – niet alleen maar astrolabia bewonderen maar het messing in de hand wegen – essentieel om de verworvenheden ervan te kunnen waarderen”. Een compleet nieuwe kijk dus op de middeleeuwen, een periode waarin de wetenschap wel degelijk floreerde.
Seb Falk is historicus en docent aan de Universiteit van Cambridge, waar hij middeleeuwse geschiedenis en wetenschapsgeschiedenis doceert. Hij studeerde geschiedenis en Spaans in Oxford en zijn onderzoek is gericht op wetenschappelijke instrumenten uit de middeleeuwen, met als specialisatie, de geschiedenis van astronomie, navigatie en wiskunde.
Seb Falk - De verlichte middeleeuwen
Een ontdekkingsreis door de middeleeuwse wetenschap
416 bladz. - €34,99 - Spectrum
Bron: Michel Dutrieue, Stretto – Magazine voor kunst, geschiedenis, filosofie, literatuur en muziek (stretto.be).
Falk stelt duidelijk dat, omdat de middeleeuwse natuurfilosofie gericht was op het begrijpen van Gods schepping, zij daarom niet minder wetenschappelijk was. Astronomie en tijdrekenkunde mochten dan wel in dienst staan van de religie, de religie stimuleerde de wetenschapsbeoefening. Om hun religieuze verplichtingen, zoals de getijden, te voldoen, werden monniken gestimuleerd om naar de hemel te kijken, voorspellingen te toetsen en tabellen te maken. Ze verfijnden de kalender in functie van de paasdatum en ontwierpen mechanische klokken als een weerspiegeling van de volmaakte schepping.
Falk vertelt dan ook het verhaal van de middeleeuwse wetenschap als een integraal onderdeel van het middeleeuwse leven. Hij neemt, net zoals de middeleeuwse auteurs, de lezer bij de hand en vertrekt van levensechte vraagstukken. De primaire vorming van Westwyk koppelt hij aan het uitleggen van de middeleeuwse rekenkunde en tijdrekenkunde. De vermoedelijke universitaire scholing van Johannes laat hem toe te spreken over universiteiten en vertalingen. Het astrolabium legt hij uit aan de hand van de instructie van Geoffrey Chaucer voor zijn zoon en het geheimzinnige ‘albion’ van de geleerde abt Richard van Wallingford kadert hij in de geschiedenis in van de abdij van Sint-Albans. De deelname aan de bisschopskruistocht door Westwyk geeft hem de kans om te spreken over cartografie, navigatie en medische wetenschap. Het sluitstuk van zijn studie is de uitvoerige bespreking van de Engelstalige handleiding van Johannes Westwyk voor het equatorium, het instrument om de bewegingen en positie van de planeten te bepalen.
Recensie Trouw: Historicus Seb Falk toont aan dat de wetenschap in de middeleeuwen niet stilstond.
Een aantal YouTube video's door of met Seb Falk vind je in de rubriek Wetenschap van Videoalbums.
Named a Best Book of 2020 by The Telegraph, The Times, and BBC History Magazine
In de 12de eeuw was er het conflict tussen Pierre Abélard, die de wetenschap nieuwe wegen wees door de eis van rationele benadering, en Bernardus van Clairvaux, die alleen waarde hechtte aan religieus-intuïtieve kennis. Raoul Bauer ziet in zijn boek een overeenkomstige situatie met wat hij “de verweesde twintigste eeuw” noemt.
De 12de eeuw was een tijd vol creatieve vernieuwing en een periode waarin de botsing plaatsvond tussen twee invloedrijke denkers. De dialecticus Abélard benaderde de werkelijkheid rationeel, de mysticus Bernardus van Clairvaux hechtte alleen waarde aan religieus-intuïtieve kennis. Tussen beide genieën had het tot een vruchtbare dialoog kunnen komen, maar het liep uit op een regelrechte confrontatie. Bernardus beschuldigde Abélard van ketterij, waarna Abélard het zwijgen werd opgelegd. Maar diens zoektocht naar rationele kennis en waarheid bleef overeind. Geloof en rede, intuïtie en wetenschap werden voor eeuwen elkaars tegenpolen. “Dezelfde uitersten treden ook vandaag op”, schrijft Bauer.
De auteur meent dat het crisisgevoel dat onze tijd kenmerkt, te wijten is aan de “dictatuur van het rationalisme”, waardoor belangrijke geestelijke waarden worden onderdrukt. Dezelfde uitersten treden ook in onze tijd op.
“De beschaving gebruikt haar immense kennis en haar groot technisch kunnen niet in dienst van, maar ten koste van de mens”, schrijft Bauer. “Hoe komt het toch”, zo vervolgt hij, “dat de mens deze wanorde niet onder controle krijgt? Dit ontspoord rationalisme heeft de werkelijkheid van mens en wereld naar zijn eigen formalistische en kwantificeerbare normen geplooid”. Zijn onderzoek en zoektocht naar de oorsprong van deze ontsporing bracht hem naar de 12de-eeuwse renaissance. Raoul Bauer trok een rechte lijn van dit conflict uit de 12de eeuw naar de cultuurcrisis van vandaag, en kwam tot een verrassend en controversieel inzicht.
Na het Woord vooraf “Omzien in onrust” en de Inleiding “Een ontmoeting met de twaalfde eeuw”, volgt een beknopt deel I “Een verweesde eeuw”, waarin Bauer het heeft over ‘Het beeld van een crisistijd en de dictatuur van het rationalisme’. In zijn deel II “Een actuele ontmoeting”, onderverdeeld in drie hoofdstukken, “De erfenis van een bewogen tijd”, “Bernardus’ bovenmenselijke kruistocht” en “Een geniale mislukking”, heeft hij het dan expliciet over Bernardus van Clairvaux versus Petrus Abelardus. Na inleidende beschouwingen over de Gregoriaanse hervorming, de kloosterhervorming en de Orde van Cîteaux, vertelt hij in zijn tweede, uitgebreid hoofdstuk over het leven en de boodschap van de legendarische abt van Clairvaux, behoeder van de kerk.
Verder heeft hij het in dit hoofdstuk o.a. over een strijd tussen pausen (Innocentius II en de tegenpaus Anacletus II), ridders en mystieke beleving, de tweede kruistocht 1146-1148, en het conflict met Abelardus. Hierna is het de beurt aan het leven en werk Petrus Abelardus, de geniale leraar, monnik, filosoof en abt. Ten slotte gaat het in het hoofdstuk, “Een geniale mislukking” over het klooster, een school van nederigheid en liefde. Warm aanbevolen.
Raoul Bauer, historicus en doctor in de letteren, is emeritus hoogleraar cultuurgeschiedenis. Hij publiceerde eerder bij Sterck & Devreese “Karel de Grote” en “Niet meer blaffen naar de maan, Wetenschap, religie en magie in de vroege middeleeuwen.”, en bij Davidsfonds, “”Clovis in de schaduw van twee vrouwen”.
Raoul Bauer
De geniale mislukking van de middeleeuwen
144 bladz. uitg. Sterck & Devreese
Bron: Michel Dutrieue, Stretto – Magazine voor kunst, geschiedenis, literatuur en muziek (stretto.be).
Recensie door J.H.M.J. Busio:
Onze huidige samenleving is het product van doorgeschoten rationaliteit en efficiency, met funeste gevolgen voor de menselijke waardigheid en vrijheid. Raoul Bauer wijt deze ontwikkeling aan de religieuze onthechting die de westerse mens sinds de renaissance en verlichting heeft beleefd. De oorsprong ligt volgens hem in de twaalfde eeuw toen de strijd tussen rede en geloof op het scherpst werd gevoerd tussen de filosoof Abelard en de mysticus Bernard van Clairvaux. Dit dispuut had een toekomstbestendige synthese kunnen opleveren, maar het onwrikbare Godsbeeld van Bernard kwam als winnaar uit de bus. Deze gemiste kans vormt volgens de schrijver de geniale mislukking van de middeleeuwen. Zoals vaker levert Bauer een overdaad aan kerkgeleerden en theologische terminologie, die vragen om voldoende voorkennis bij de lezer. Het dispuut tussen Abelard en Bernard wordt min of meer als bekend beschouwd. De kerkhistorische benadering verhult ook geen moment de persoonlijke wens van de schrijver: een terugkeer naar een meer religieus bestaan. Interessant, maar moeilijk boek. Met notenapparaat.
Het zou allemaal begonnen zijn toen Columbus in 1492 met drie schepen koers zette naar het westen. Maar, volgens Hansen deed de globalisering al veel eerder haar intrede.In het jaar 1000 werd bv. Stefanus I, vorst van de Magyaren, gekroond tot de eerste koning van Hongarije, en veroverden Zweden en Denemarken allebei een deel van Noorwegen. Op het Congres van Gniezno ontmoetten keizer Otto III en Boleslaw I van Polen elkaar, waardoor de Poolse staat werd erkend. De Engelsen onder koning Ethelred II staken over naar Normandië, maar werden teruggeslagen. Er werd vrede gesloten en bruiloft gevierd. Ethelred huwde nl. met de Normandische prinses, Emma. Ondertussen landde de Viking, Leif Eriksson, in Noord-Amerika en zette voet op Helluland, Markland en Vinland. In Europa geloofden velen die niets deden, dat de wederkomst van Jezus in of rond dit jaar zou plaatsvinden…
Valerie Hansen laat in haar boek, “The Year 1000: When Explorers Connected the World—and Globalization Began”, zien hoe er rond het jaar 1000, op verschillende plaatsen ter wereld, grote expedities opgetuigd werden. Hoe de Vikingen hun weg vonden naar Noord-Amerika, hoe de islam zich verspreidde naar Zuid-Europa en oostwaarts richting India en hoe de Chinezen met grote schepen het ruime sop kozen. Internationale handel kwam op gang, uitwisseling van producten en ideeën hield velen bezig – voor het eerst maakte men zich zorgen om de gevolgen voor de plaatselijke economie en het behoud van ‘het eigene’. Hansen laat ons zien hoe de continenten met elkaar in contact kwamen.
In 221 v.Chr. werd het land dat we nu kennen als China, verenigd onder de eerste keizer, Qin Shi Huangdi (wat ‘Eerste keizer van de Qin’ betekent), die de Qin-dynastie stichtte. Tijdens de Han-dynastie (206 v.Chr.-220 n.Chr.) werd het rijk uitgebreid tot in Korea, Vietnam en Centraal-Azië. Hierna volgde een periode van verwarring, waarin een van de rustpunten de Tang-dynastie (618-907) was. Onder de keizers van deze dynastie werd onder andere het examenstelsel ingevoerd, waardoor ook niet-adellijke personen hoge posities konden bereiken. Vanaf de 9de eeuw nam de macht van de keizer toe en verplaatste het economisch centrum zich naar het zuiden. Marco Polo zou China hebben bezocht rond 1280, toen hier de Mongoolse Yuan-dynastie aan de macht was. Onder de Ming-keizers (1368-1644) werd meer nadruk gelegd op de eigen Chinese waarden en werd de invloed van buitenaf geweerd. Op meeslepende wijze beschrijft Valerie Hansen het groot verhaal van de ontdekking van de wereld. Valerie Hansen heeft haar verhaal verdeeld over 8 hoofdstukken:
Valerie Hansen is als professor verbonden aan Yale University, waar zij zich gespecialiseerd heeft in de Chinese en de wereldgeschiedenis. Eerder publiceerde zij het veelgeprezen boek The Silk Road.
Bron: stretto.be
Recensie door J.H.M.J. Busio:
Het huidig nieuws wordt beheerst door de overwegend negatieve gevolgen van globalisering. Zowel economie, politiek, klimaat en gezondheid zijn internationaal met elkaar verweven en voordelen voor de een blijken vaak nadelig voor de ander. Lang werd gedacht dat deze ontwikkeling begon met de Europese ontdekkingsreizen en kolonisatie, maar dat blijkt niet te kloppen. Rond het jaar 1000 bleken overal op de wereld al diplomatieke en economische betrekkingen te bestaan en werden handelsroutes van duizenden kilometers over land en zee geexploiteerd. Erg confronterend te lezen dat slavenhandel overal big business was. Dit boek combineert inzichten uit de archeologie met reisverslagen, wetgeving en legendes en bewijst dat de wereld 1000 jaar geleden al direct en indirect met elkaar in verbinding stond. Een stoet aan koningen, kooplieden en krijgsheren komt in aanstekelijke vaart voorbij en maakt de lezer nieuwsgierig naar meer. Om die reden bevat dit boek naast een literatuurlijst ook een katern met reistips. Daarnaast veel kaarten en illustraties in z/w en kleur.
Het jaar 1000
De ontdekking van de wereld
Valerie Hansen
Uitgever: Thomas Rap
€24,99 - 416 bladz.
Besmettelijke ziekten zijn van alle tijden en hebben in de geschiedenis op meerdere momenten een belangrijke rol gespeeld. Bekend zijn massamoordenaars als cholera, de Spaanse Griep (1918-1919), meer recent de ebola-uitbraak en, uiteraard, de grote pestepidemie tussen 1347 en 1352. Over deze laatste pandemie, de grootste pestepidemie uit de Europese geschiedenis, is de tweede druk – van een eerder in 2014 uitgebrachte – heldere monografie verschenen van sociaal-geograaf M. Boshart, De pest in Europa 1347-1352. Geschiedenis van een epidemie (Aspekt, 2016).
De pest was een van de grootste massamoordenaars ooit en veroorzaakte de dood van ongeveer een derde van de Europese bevolking rond het midden van de veertiende eeuw. Wereldwijd maakte de pest een geschatte 75 tot 100 miljoen dodelijke slachtoffers. In Europa duurde het tot ongeveer het jaar 1600 voordat het bevolkingspeil van begin veertiende eeuw weer bereikt was.
Boshart besteedt aandacht aan alle facetten van de pest, zoals de geografische oorsprong van de pest, de verschijningsvormen van deze epidemie, preventie en genezing en de rol van artsen (van wie velen vluchtten of zelf stierven). De verspreiding van de pestepidemie door Europa – met speciale aandacht voor de Lage Landen – komt aan bod. En verder de demografische, politieke, religieuze en ecologische effecten van deze wereldwijde ramp. Ten slotte gaat de auteur in op de directe gevolgen van de Zwarte Dood voor de Joodse bevolking, die te maken kregen met keiharde vervolging, en de bloei van religieuze bewegingen zoals als de flagellanten (de geselbroeders).
De pest in Europa 1347-1352 is vlot en toegankelijk geschreven. Het boek is voorzien van annotaties en een beknopte literatuurlijst. Illustraties ontbreken.
De pest in de geschiedenis
De auteur opent met een kort hoofdstuk waarin de belangrijkste epidemieën en pandemieën (wereldwijde epidemieën) uit de geschiedenis aan bod komen. Zo komen in de Bijbel al epidemieën voor die heel goed op de pest kunnen slaan, zoals in de Bijbelgedeelten 1 Samuël 4-6, 1 Koningen 8:37, 2 Kronieken 6:28, Jeremia 21:6-10 of Ezechiël 6:12.
De epidemie de tijdens de Peloponnesische Oorlog de stad Athene teisterde, in de jaren 430-429 v.Chr., was misschien ook een pestepidemie. Toch wijzen bij deze uitbraak, aldus auteur Boshart, de meeste symptomen op tyfus en niet op de pest. Zekerder is dat Rome en omliggend gebied in de tweede en derde eeuw na Christus te maken kreeg met een grote pestuitbraak. Hierdoor stierf een kwart van Romes bevolking. Deze epidemie beschouwen veel historici als een van de deeloorzaken van de neergang en later ondergang van het West-Romeinse Rijk.
Andere grote epidemieën die Boshart uitlicht zijn de zogenoemde Juliaanse Epidemie (541-767) in het Oost-Romeinse Rijk. Verder een pestuitbraak in India in 1031, een pandemie die eind negentiende eeuw om zich heen greep in China en Zuidoost-Azië en natuurlijk de Spaanse Griep in de jaren 1918 en 1919.
‘Zwarte Dood’: onjuiste benaming
Heel aardig is de aandacht die Boshart besteedt aan het begrip ‘Zwarte Dood’, een term die vermoedelijk abusievelijk is ontstaan door een vertaalfout. De term werd in de middeleeuwen helemaal geen Zwarte Dood genoemd, maar artsen noemden deze pestis, of pestilentia. Hoewel veel zieken zwarte puntjes of vlekken kregen, werd ‘Zwarte Dood’ in de middeleeuwen dus niet als term gemunt. Boshart vervolgt:
“De term Zwarte Dood duikt voor het eerst in de zestiende eeuw op in Zweden (1551, Swarta Doden), in de zeventiende eeuw in Engeland (Black Death), en wordt pas in de negentiende eeuw in algemene zin gebruikt. De meest voor de hand liggende verklaring voor de naam Zwarte Dood is een wat al te literaire vertaling van het Latijnse pestis atra of atra mors. De term atra kan zowel met ‘verschrikkelijk’ als met ‘zwart’ worden vertaald. De verschrikking van de epidemie kan makkelijk geassocieerd worden met zwart, zodat ‘zwart’ steeds meer de vertaling wordt van atra.” (8,9)
De pest in de Lage landen
Volgens veel historici moet de geografische oorsprong van de pest gezocht worden in Centraal-Azië. Sommigen stellen in China, anderen wijzen meer precies bij het Issyk Koelmeer in het huidige Kirgizië (onder de huidige Kazachstaanse stad Alma-Ata). Vanuit Centraal-Azië verbreidde de pest zich over de rest van het continent. In 1346 bereikte de pest het gebied van de huidige Krim. In oktober 1347 nam een Genuees schip afkomstig uit De Krim de pest mee naar het eiland Sicilië. Vanaf daar verspreidde de pest zich in de jaren erop via Italië over de rest van Europa.
In juni 1349 bereikte de pest het gebied dat wij tegenwoordig als België kennen. Daar, in de Zuidelijke Nederlanden, sloeg de pest even hard toe als elders. In de historiografie circuleerde nog lang, tot ongeveer het midden van de twintigste eeuw, de opvatting dat de pestepidemie…
“…zich in de Zuidelijke Nederlanden relatief rustig heeft gehouden en in de Noordelijke Nederlanden zelfs als een ‘marginaal verschijnsel’ beschouwd zou moeten worden.” (64)
De bronnen waarop deze historici, onder meer H. Van Werveke, zich baseerden, was beperkt. Vanwege een gebrek aan bewijs dat de pest zwaar huishield, trokken dit soort historici de conclusie dat het dus wel meeviel met de pestepidemie in de Lage Landen. Op basis van rekeningboeken van Hollandse graven toonde bijvoorbeeld historica Maria Kelly, in het boek The Great Dying (2003), dat ongeveer een derde van de Hollandse bevolking stierf. Dit blijkt uit de enorme inkomstendaling van graven in de jaren 1349 en daarna, die alleen logisch verklaard kan worden door een bevolkingsdaling als gevolg van de pest.
In The Black Death 1346-1353. The Complete Story (2006) trekt de Noorse historicus Ole J. Benedictow eenzelfde conclusie. Net als andere Europese plaatsen hadden Vlaamse steden flink te lijden onder de pest.
Pogingen tot preventie en genezing
Artsen stelden veel in het werk om de pest te stoppen. Uit de bronnen blijkt dat er – veelal tevergeefs – allerlei medicatie werd voorgeschreven, zoals azijn, knoflook, zure melk, Armeense bolus en pillen samengesteld uit aloë, mirre en saffraan. Zelf droegen de artsen, als ze hun werk aandurfden (waarover straks meer) vaak snavelmaskers met voorin een welriekende kruidenmix, die de dokteren tegen de pest moest beschermen.
Men paste nog meer methodieken toe. Onder koning Karel II van Engeland opende men tijdens de pestepidemie in Londen alle beerputten van de stad. Men hoopte dat de daaruit omhoogkomende walmen de pest zouden keren. Verder beschouwden artsen aderlaten als een goede oplossing om veronderstelde kwade stoffen in het bloed uit het lichaam te laten lopen, voordat de ‘giftige stoffen’ de organen zouden bereiken. Ook was de methode gangbaar om de builen open te snijden en te laten leeglopen, wat soms soelaas bood. Veel mensen geloofden dat de pest een straf van God was en dat boetedoening tot een ommekeer kon leiden. Om de bovennatuurlijke macht gunstig te stemmen, besloten ze tot zelfkastijding (flagellantisme), eindeloos bidden of men stopte het steenschraapsel van kerkingangen of kloosters in kleine zakjes die ze op hun borst legden. Dit alles in de hoop op genezing.
Zoals wel vaker bij grote rampen, stroomden de kerken vol en deden zich ineens overal wonderen voor:
“De pest wordt gezien als een straf van God, er zullen niet veel middeleeuwers zijn geweest die er een andere mening op na hebben gehouden. (…) De kerken lopen vol en de bevolking wordt door de geestelijkheid opgeroepen tot boetedoening nu het nog kan, tot het verbeteren van haar leefwijze in overeenstemming met Gods regels. Het aantal gerapporteerde wonderen, met de verschijning van Maria, huilende Mariabeelden en zwetende Christussen in de meerderheid, neemt sterk toe (…) Wat ook opvalt, is dat het geloof in demonen in de veertiende eeuw sterk toeneemt.” (122, 118, 125)
Het gedrag van artsen was vaak egoïstisch en weinig professioneel, zo concludeert Boshart. De kans om als dokter te overlijden was relatief groot door het vele contact met besmette mensen. Regelmatig sloegen artsen daarom op de vlucht, in plaats van anderen te helpen:
“In Perpignan [in het zuidoosten van Frankrijk] blijft van de acht artsen maar één in leven. Het is natuurlijk niet gezegd dat de andere zeven zijn overleden tijdens de uitoefening van hun functie. In Venetië kunnen we dat zeker niet zeggen: voor 1348 staan daar achttien artsen ingeschreven, na het verlopen van de pestgolf nog maar één. Wij weten dat vijf artsen aan de pest zijn bezweken, dus lijkt het niet vergezocht om te concluderen dat twaalf artsen, of twee derde van het bestand, veiligheid in de vlucht heeft gezocht.” (51)
Joden als zondebok
Aan de vooravond van de pestepidemie verbleven in Europa honderdduizenden Joden. Een derde van hen woonde in Spanje en Zuid-Frankrijk. De positie van de Joden kan het beste omschreven worden als ‘stateloos’, als ‘dienaren van de koning’ zonder dat de vorst daarvoor een wederkerige plicht tot bescherming had. De Joden woonden in essentie in grotere steden, maar vormden daar geen eersterangsburgers. De Joden – van wie ongeveer 95 procent arm was – mochten geen grond in eigendom hebben, geen militaire of bestuursfuncties bekleden en evenmin mochten ze lid worden van een gilde. Deze economische en sociale discriminatie leidde ertoe dat Joden vooral aan de slag gingen in de handel en de financiële wereld. De Joden kregen hierdoor het stempel van geldwolven en gierigaards.
Jodenvervolging was niet nieuw, maar kwam al eerder in de middeleeuwen voor, terwijl antisemitisme ook de christelijke oudvaders uit de late Oudheid niet vreemd was. Toen de pest in de late jaren 1340 uitbrak, leidde dat tot een sterke opleving van pogroms, lynchpartijen en vervolging. Boshart:
“Al in april 1348 vonden lynchpartijen plaats in de Zuid-Franse steden Toulon en La Baume, in mei gevolgd door pogroms in Narbonne en Carcassonne. Joden werden uit hun huizen gesleurd en in het openbaar verbrand.” (170)
De beschuldigingen die als argument voor de slachtpartijen werden aangedragen, betroffen samenzwering tegen de christenen door hen te willen vergiftigen, het vermoorden van christelijke kinderen en valsemunterij.
In totaal vonden in de jaren 1347-1352 in minstens 210 Europese dorpen en steden – mogelijk zelfs vierhonderd – massamoorden op Joden plaats, aldus historica Barbara Tuchman in De waanzinnige veertiende eeuw. Tussen november 1348 en januari 1349 vond in het Heilige Roomse Rijk een vervolgingspiek plaats, waarbij steden als Stuttgart, Memmingen, Lindau, Bazel, Freiburg, Augsburg, Neurenberg, München, Keulen en Erfurt gezuiverd werden van hun Joodse inwoners.
Ook in de Nederlanden waren de Joden niet veilig. Naast in Noord-Nederlandse steden als Utrecht, Zwolle, Tiel, Vught, ’s-Hertogenbosch en het hertogdom Gelre, raasde ook door de Zuidelijke Nederlanden een antisemitische woede:
“De pogroms en arrestaties van Joden beginnen [hier] in de vroege zomer van 1349 en aan het einde van dit jaar zijn nagenoeg alle Joden in Henegouwen al om het leven gebracht. In Brabant gaat het iets langzamer, maar in de loop van 1350 zijn in de meeste Brabantse steden de Joden toch wel vermoord. Ook Vlaanderen ontkomt niet aan de massamoord. ‘Anno Domini 1349 sloeg men de Joden dood’, vermeldt een chroniqueur en dit schijnt op een schaal te hebben plaatsgevonden die met die in Duitsland is te vergelijken.” (173)
M. Boshart (1940) studeerde sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam. Een groot deel van zijn werkzame leven was hij docent aan het Hogere Beroeps Onderwijs. Momenteel verdeelt hij zijn tijd vooral tussen het beheer van een antiquariaat en de historische aspecten van enge ziekten. Andere boeken van M. Boshart zijn o.a.: "De ziekte van Lazarus - Lepra in de middeleeuwen", "Bedevaarten in de middeleeuwen".
De pest in Europa 1347-1352 - Geschiedenis van een epidemie.
M. Boshart
€ 19,95 - 246 bladzijden.
Bron: Enne Koops, Historiek.net.