Het Medici Geld van Tim Parks

Geplaatst op zaterdag 30 juni 2007 @ 16:34 , 1403 keer bekeken

Medicigeld - Tim ParksTim Parks begint deze monografie met een paar regels uit het vijfenveertigste canto van Ezra Pound, dat zich slingert langs de grimmige regels 'with usura'. Met usura bedoelde Pound woeker, oftewel het lenen van geld tegen rente. Geen exorbitant hoge rente, zoals in de huidige betekenis van het woord woeker, maar élke rente.

Rond 1920 was Pound tot de overtuiging gekomen, en velen met hem zijn dat nog steeds, dat het internationale bankwezen een bron van groot kwaad was.

Toch hebben we in zeker opzicht de Renaissance te danken aan usura, zegt Parks. Veel van de grote kunst en architectuur van de vijftiende en begin zestiende eeuw hebben we te danken aan het bankiersgeslacht De' Medici.

Dat is trouwens het verhaal dat iedereen kent, de Medici als maecenassen, maar daar gaat Het Medicigeld niet over. Parks onderzoekt het economische klimaat en de strategische bekwaamheid die voor de opgang van het geslacht kon zorgen. Daarmee schetst hij een boeiend beeld van de vijftiende-eeuwse samenleving.

Woeker

Daarin speelt woeker een belangrijke rol. Woeker deugde niet volgens de katholieke kerk. Reeds het Concilie van Laternanen van 1197 ontzegde woekeraars een christelijke begrafenis. Door werk te weigeren verwerpt de woekeraar de natuur, verwerpt hij de weg die God voor hem gekozen heeft, en beledigt hij Gods kleinkind, zo klonk de officiële versie.

Er speelde meer mee. In de middeleeuwse wereld stond werk gelijk met je maatschappelijke positie. Het was een gesloten samenleving, waarin het praktisch onmogelijk was hogerop te komen. Economie was gebaseerd op ruilhandel: natura tegen natura, of natura tegen geld (waarbij de geldwaarde van het metaal van de munt ook weer een vorm van natura is).

Woeker verandert de zaak. Door rentetarieven is geld geen eenvoudig en stabiel metalen artikel meer dat gewoon toevallig als ruilmiddel is gekozen. Geld verdienen via woeker, het weigeren van de gevestigde orde brengt de wereld in beroering, en een belangrijke middeleeuwse machtinstantie als de kerk was daar bang van.

Parks legt uit hoe de ontwikkeling van internationale banken zoals die van de Medici toch is kunnen gebeuren. Een redelijk technische kwestie, genuanceerder dan ik hier kan aangeven (en dan ik begrijp, eerlijk gezegd), die te maken heeft met de onevenwichtige handelsbalans tussen Italië en Noord-Europa en het ingewikkeld 'driehoekig' handelssysteem die banken erop na hielden. Dat alles, gecombineerd met een zekere laksheid in de toepassing van de religieuze voorschriften, of, beter nog, een totale scheiding van kerk en staat.

Banken konden hun vermogen vergaren via een ingewikkeld systeem van verschillende wisselkoersen, dat alleen maar mogelijk werd gemaakt door de tijd die benodigd was om van het ene financiële centrum naar het andere te reizen. Het zogenaamde Wisselaarsgilde bepaalde hoelang je mocht doen van het ene financiële centrum naar het andere, om je wisselbrief te ruilen voor harde valuta. Van Florence naar Brugge was dat: zestig dagen. Van Florence naar Venetië: dertig dagen. Van Florence naar Avignon: dertig dagen. De bank speculeert vervolgens op de koersverandering in de periode die jouw reis in beslag neemt (en waar onmogelijk in te frauderen viel) en wint bijna altijd.

De kerk stond deze vorm van woeker min of meer oogluikend toe, want ook zij had de banken nodig. De kerk eiste immers bijdragen van heel het christendom, vanuit heel Europa. Een pelgrim, of priester, of koordirigent, koopt een kredietbrief, reist naar Rome, en incasseert hem bij aankomst. De wisselkoers levert hem een beetje verlies op, er zijn wat bankkosten, maar hij kan tenminste niet beroofd worden.

De kerk bezondigt ze zich ook zelf aan wisselpraktijken: aflaten verhandelen, een huurlingenleger betalen, bisschopsambten verkopen enzovoort. Overal was wel een gepaste theoretisch achterpoortje voor te vinden. In een tijd waar veel onwettige kinderen werden geboren en nogal wat seksuele omgang met slaven plaatsvond onder de gegoede burgerij, was de obsessie van de kerk met woeker sowieso lichtjes hypocriet te noemen.

De Medici zorgden er evenwel voor dat zij en hun cliënten nooit in opspraak kwamen in verband met woeker. Ze sponserden een of andere religieuze broederschap, waarbij ze hun eigen schuldgevoel en dat van hun klanten over zondige leenpraktijken dempten. Een andere manier om het zondebesef te drukken is jezelf profileren als familie.

"Als geld verdienen een verslaving is geworden, staat een familie je toe te denken dat geld verdienen een middel is om een doel te bereiken."

In Het Medicigeld wordt uitgelegd hoe we ons zo'n vijftiende-eeuwse bank moeten voorstellen. 'Banco' of 'banca' betekende letterlijk: bank, tafel of bord. Dat is de plaats waar de transacties op werden verricht en waarop het grootboek lag, naast een telraam. Zodra geld door ruimte en tijd begint te bewegen genereert het immers een enorme hoeveelheid schrijfwerk.

Zeker als je weet dat Florence rekende met twee verschillende valuta's: de zilveren picciolo en de gouden florijn. Dat waren twee gescheiden systemen; het was niet zo dat een aantal zilvermunten konden ingewisseld worden tegen een florijn. De logica hierachter was dat de munten effectief van edelmetalen waren gemaakt -- hun waarde hing af van de intrinsieke waarde van de delfstof. Je kunt ook geen appelen met citroenen vergelijken.

Aan beide geldsoorten hing bovendien een sociale status vast. De picciolo was het geld van de armen. Hiermee werden leefmiddelen betaald. Luxegoederen en internationale handel was het exclusieve rijk van de gouden florijn. De Florentijnse weeldewetten strekten zich tevens uit tot het gebied van de kledij en de maaltijd. Voor armen was het verboden bepaalde kledingstoffen te gebruiken. Bepaald voedsel was enkel voorbehouden voor de rijken. Daar moet bij aangetekend worden dat met men losjes omsprong met deze voorschriften, omdat het de plaatselijke handel niet ten goede kwam.

Afbeelding:Cosimodemedicitheolder.jpg

Cosimo

De Medicibank wordt in 1397 opgericht en gaat ten onder in 1494. Een geschiedenis van bijna een eeuw dus, ofwel vijf generaties van aan jicht lijdende Medici's. Parks zoemt vooral in op Cosimo de' Medici (1389-1464), in vele opzichten de meest succesvolle telg, die de bank naar zijn grootste omvang en winstgevendheid leidde, en zich subtiel aan het hoofd van de Florentijnse republiek wist te wurmen. Bij zijn dood is de bank al aan onomkeerbare neergang begonnen.

Vooral deze Cosimo [afbeelding] heeft het imperium uitgebouwd, met filialen in Rome, Napels, Venetië, Genève, Lyon, Bazel, Ancona, Brugge, Pisa, Milaan, en Avignon. Elk filiaal telde zo'n vier à acht mensen die allemaal werkten, aten en sliepen in hetzelfde gebouw. Elk was een deel van het groter geheel, maar tegelijkertijd concurrent van elkaar, met eigen winsten. (Bekende filialendirecteuren zijn Tommaso Portinari (Brugge) en Giovanni Tornabuaori (Rome)). Door dit bedrijfsmodel leerden de Medici de technieken die ze later op politiek gebied zouden toepassen: verdeel, wees redelijk gul, en heers. Om het risico te spreiden was de bankier niet alleen maar bankier, maar ook koopman. Hij kocht goederen in en verkocht ze weer verder.

Een van de prettige dingen aan dit boek zijn de gemeenplaatsen die grondig genuanceerd worden. Het cliché van de duistere middeleeuwen bijvoorbeeld. Algemeen wordt aangenomen dat met de Renaissance opnieuw het licht scheen over de beschavingsgeschiedenis van de mens en de wereld. De Medici's moeten echter deels het gevoel gehad hebben dat ze ná vele belangrijke ontwikkelingen op het toneel verschenen. Het dubbel boekhouden, de wissel, de kredietbrief, en het deposito bestonden al. De Medici's hebben niets uitgevonden, tenzij hun relatie met hun filialen. Ze kwamen ook

"ná het verval van het feodale recht, toen het Heilige Roomse Rijk zijn aandacht op het noorden richtte, en zijn greep op een snel uiteenvallend Italië verloor; ná de machtsverschuiving van de erfheren op het platteland naar de rijke klasse in de stad; ná de vorming van een Florentijnse staat met een republikeinse grondwet; ná de oorlog tegen het pauselijke Rome. Maar bovenal ná de grote plaag van 1348."

Het rijk van De Medici kon gedijen mede dankzij het onrustige politieke landschap van Italië. Dat was nog een verbrokkeld geheel van twintig staatjes in Midden- en Noord-Italië die geklemd zaten tussen de Pauselijke Staten in het zuiden en het Heilige Roomse rijk in het noorden. Deze rijkjes vochten praktisch onophoudelijk met elkaar. Ze maalden eigenlijk alleen maar om hun gemeenschappelijke kenmerken (taal, geloof...), wanneer een buitenlandse bezetter het schiereiland dreigde binnen te vallen.

(In mei 1453 bijvoorbeeld nam de Ottomaanse sultan Mehmet II Constantinopel in. Het oosterse christendom was verdwenen. Meteen begonnen de machtige Turken de Adriatische kust te plunderen. De schok had een impact vergelijkbaar met die van 11 september. Gedaan met ruziemaken.)

De belangrijkste vijf staten waren Napels, Rome, Florence, Venetië en Milaan, en met één welgemikte alinea schept Tim Parks eindelijk eens klaarheid in hoe hun onderlinge verhoudingen moeten worden gezien, en hoe de machtsstrijd verliep. Dat heeft veel weg van een soap.

"In dit machtsspel herhaalt het volgende patroon zich eindeloos: een van de 'grote vijf' staten - laten we zeggen Milaan - valt een kleinere onafhankelijke stad of steden aan. Onvermijdelijk wekt militair succes het wantrouwen op van de andere grote spelers, van wie er twee - laten we zeggen Florence en Venetië - een verbond aangaan. Wanneer Milaans volgende slachtoffer een noodkreet laat horen, storten de geallieerden zich in de strijd. Ook zij overmeesteren een paar steden maar beginnen elkaar te wantrouwen. Milaan valt Florence rechtstreeks aan, en blaast elders een belegering af. De Venetianen trekken naar het westen om Verona en Brescia in te nemen. De paus trekt naar het oosten de Apennijnen in, in de hoop een paar opstandige steden te knechten terwijl iedereen het te druk heeft om het te merken. Om ook een graantje mee te pikken, marcheren de Napolitanen naar het noorden. Om te helpen of te hinderen? Niemand weet het zeker. Alles is veranderlijk. Alles ligt voor het grijpen."

En omdat oorlog verschrikkelijk duur is, speelden banken een dubbele rol: als financier, en, door de macht die daaruit voortspruit, als beschermheer. Alles hangt met elkaar samen. Door het bestaan van banken was iemands rijkdom niet langer gebonden aan de plaatselijke gemeenschap. De bekwame 'condottieri' (veldheren) waren veel gevraagd in andere landen en stortten hun inkomsten op hun favoriete bank. Deze opportunisten waren er niet op gebrand hun klus af te maken, ten nadele van potentiële vragende partijen. De oorlogen die ze voerden mogen daarom niet overschat worden. Na een overwinning vallen de legers steevast tot wanorde. Overmeesterde steden worden zelden geïntegreerd in het territorium van de veroveraar.

Tim Parks ruimt veel plaats in voor de manier waarop Cosimo de' Medici's beroepsactiviteiten samengaan met de invloed die hij uitoefende op het politieke bestel van Florence. Cosimo helpt iedereen met geld -- privé-personen, de staat, niet alleen Florentijnen, en ook de condottieri. In deze onrustige tijden, zonder veel structuur, was geld, charisma en persoonlijk populariteit zeer belangrijk.

In Florence ging het zo: om te voorkomen dat iemand een tiran zou kunnen worden, werd er elke twee maanden een nieuwe regering aangesteld via een willekeurige loterij van verkiesbare mannen. Stemfraude en vriendjespolitiek waren schering en inslag. Cosimo was voorzichtig genoeg om nooit zijn ongrondwettelijke macht te etaleren.

Lorenzo_de%27_Medici-ritratto.jpg

Lorenzo

Na een stukje over Cosimo's betrekkelijk onbeduidende opvolger, Piero I, gaat het laatste segment van Het Medicigeld over Lorenzo de' Medici, bijgenaamd Il Magnifico, wiens politieke overwicht meer dan ooit voorkwam uit een fortuin dat in hoog tempo aan het verdwijnen was. Het Medici-imperium kalfde af, onder andere omdat belangrijke cliënten hun engagement introkken, zoals Galeazzo Maria Sforza, hertog van Milaan, en Karel de Stoute, hertog van Bourgondië.

Het verhaal van De Medici krijgt ineens de allure van een Renaissancistische Buddenbrooks. Parks wijdt een deel van de ondergang aan het verhoogde statusbesef waar Lorenzo op kon bogen, door zijn verfijndere -- humanistische -- scholing.

"Macht, in combinatie met een humanistische scholing die geconcentreerd was op de grote politieke leiders van de Oudheid, had iets gecreëerd wat Cosimo niet had kunnen voorzien: een buitengewoon zelfbewustzijn."

De geldingsdrang van de kunstzinnige Lorenzo [afbeelding], die ook zeer verdienstelijk poëzie schreef, zoekt andere wereldse prikkels dan het ontduiken van de hoon van de kerk wegens woeker. Ook militair schitteren behoorde niet meer tot de mogelijkheden van een verzwakt Florence. De hertog richt zijn aandacht op artistieke grandeur.

"Als het er eenmaal is, zoekt geld steevast naar hetgeen -- zogenaamd -- niet gekocht kan worden. Misschien is de eerste generatie blij dat ze materiële rijkdom heeft verworven, maar de tweede hunkert naar een vorm van onderscheiding die in het verleden alleen geboorte kon geven. Humanistische scholing en renaissancistische kunst."

De feodaliteit was dan weliswaar afgeschaft, maar de aristocratische levensstijl van De Medici's begint opnieuw te neigen naar de adel. Lorenzo komt er trouwens bekaaid vanaf in Parks' relaas. Hij wordt weggezet als een manipulator en paranoïde tiran.

Het boek eindigt met de confrontatie tussen Lorenzo en de grimmige prediker Savonarola. Dat is precies waar dat prachtige boek van Anton Gill mee begint. Lees ze beiden na elkaar, maar in omgekeerde volgorde als ik nu deed.

Het Medicigeld van Tim Parks is een boeiend boek geworden. De auteur, die zelf in Italië woont, beheerst de materie en speelt er virtuoos mee. Dat gaat ten koste van de systematiek. Parks herhaalt te weinig conclusies en er is een gebrek aan resumerende stukken. De Medici-bedrijfshistoriek en de Renaissancistische handel vragen volgehouden aandacht.

Daar staat tegenover dat zijn licht baldadige stijl, met veel prikkelende anachronistische metaforen, prettig wegleest. Parks weet middels zijn directe aanpak de lezer goed bij de stof te betrekken.

"Er komt een man naar onze groen gedekte tafel in Florence, in Rome, of na 1400 kan het ook Napels zijn, en na 1402 Venetië. Hij wil geld. Hij is hoogstwaarschijnlijk koopman, in elk geval kredietwaardig, anders doen we geen zaken met hem. Hij wil, laten we zeggen, 1000 florijnen. Waarom zouden we die aan hem geven als we geen rente mogen vragen? Hij is geen vriend of familie. Hij biedt ons een ruil aan. Hij neemt de florijnen en zal ons terugbetalen in pond sterling, in Londen. Dat kan geen kwaad. De kassier overlegt met de filiaaldirecteur."

Humanisme

Interessant is de stelling in het boek dat het Italiaanse humanisme de deuren opende van die supermarkt van ideeën waar we vandaag de dag in leven.

"Meer dan wat ook is dit de betekenis van het humanisme: het vrijmaken van een ruimte die niet in de strakke en ongemakkelijke termen van de christelijke metafysica begrepen moet worden. Het dogmatisme wordt verlaten, maar niet het geloof."

Bankzaken en cultuur gingen hand in hand omdat bankiers maar al te graag wilden bijdragen tot een cultuur die andere kwaliteiten erkent dan de strikte toepassing van het canonieke recht, waar ze zelf last mee hadden. Veel dorre theoretische haarkloverij werd voor het eerst overboord gegooid in het vijftiende-eeuwse Florence.

Dat laat zich onder meer gevoelen in de doorsijpeling van het zintuiglijke in de religieuze kunst, de steeds natuurgetrouwere weergave van de menselijke vorm en de moderne omgeving. Parks voegt er prijzend aan toe dat het nog niet die afstomping bereikt had waarbij materie alleen maar materie is.

De Latijnse antieken speelden een belangrijkere rol dan de Grieken, simpelweg omdat het Grieks nauwelijks werd onderwezen tot het midden van de vijftiende eeuw.

"Plato was theoretische onzin. De vroege humanisten verlieten de middeleeuwse scholastiek en het christelijke mysticisme om een frisse neus te halen, en waren op zoek naar een heldere, wereldlijke wijsheid, de luciditeit van historici en politieke commentatoren: Cicero, Livius."


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan:


Aanbevelingen door leden:

bernard-de-clairvaux starstarstarstarstar

Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!