Vrouw dichtte eerste Nederlands

Geplaatst op dinsdag 06 april 2004 @ 11:26 , 584 keer bekeken

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu. Wat unbidan we nu. De oudste bekende Nederlandse dichtregels, tevens de oudste bekende Nederlandse zin, zijn geschreven door een vrouw of ten minste geschreven vanuit het vrouwelijke perspectief.

De auteur van de haastig neergekrabbelde regels over de nesteldrang sloot zich aan bij een literaire conventie die van de andere kant van het Europese continent was komen overwaaien en die uitdrukking geeft aan een vrouwelijk verlangen. Tot die revolutionaire conclusie komt de mediƫvist Frits van Oostrom, kenner bij uitstek van de oudste Nederlandse literatuur. Van Oostrom, als hoogleraar verbonden aan de Universiteit van Utrecht, werkt in het kader van een groots opgezet project dat de gehele Nederlandse literatuurgeschiedenis opnieuw in kaart zal brengen, aan een studie naar de Nederlandse literatuur van de Middeleeuwen. Daarvoor onderwierp hij ook de befaamde regels 'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic andu thu. Wat unbidan we nu?' ('Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij. Wat wachten wij nu?') aan een minutieus onderzoek. De zinnen stammen uit de twaalfde eeuw of misschien wel van nog vroeger en werden opgetekend in de rand van een Latijns manuscript als een ,,probatio penna'', een uitproberen van een nieuwe ganzeveer. Dat manuscript werd in Zuid-Engeland vervaardigd en wordt bewaard in Oxford. Pas in 1932 werden de regels daar ontdekt en sedertdien staan ze te boek als het wonderschone begin van zowel onze literatuur als onze geschreven taal.
Taalkundigen hebben de zinnen herleid tot een West-Vlaams dialect en handschriftkundigen hebben het fragment gedateerd. Algemeen wordt aanvaard dat de mannelijke auteur, een West-Vlaamse benedictijn, de zinnen noteerde in een abdij in Rochester in Kent, in de elfde eeuw. In het leger van Willem de Veroveraar waren veel Vlamingen, die na de slag van Hastings in 1066 in Engeland bleven. Van Oostrom beoordeelt het vooral op zijn literaire achtergrond en in de bredere context van de Europese literatuur van die tijd. Die moet naar zijn overtuiging gezocht worden in de traditie van de zogenoemde 'kharjas', een literaire vorm die uit het toentertijd moorse, dat wil zeggen islamitische, Spanje afkomstig is. Het Nederlandse fragment vertoont in vorm, sfeer en strekking verbluffende overeenkomsten met de slotregels van dergelijke 'kharjas'. Van Oostrom wijst erop dat die vrouwenliederen weliswaar in het Latijn of het Hebreeuws werden opgesteld, maar dat de laatste strofe vaak in de volkstaal stond. Die handelde over persoonlijke relaties en gebruikte natuurbeelden als beeldspraak. De slotsom: ,,Hebban olla vogala'' is dus wellicht geen liefdesboodschap van een man, maar een citaat uit een lied dat handelt over het vrouwelijke verlangen om zich te vestigen. Van Hadewijch tot Hagar Peters kent de Nederlandse literatuur een opvallend krachtige vrouwelijke stem. Die heeft door Van Oostroms vondsten nu bovendien een oermoeder gekregen: literatuur is hier een vrouwenzaak, van de eerste regel af. Bron: Michaƫl Zeeman, De Volkskrant, 5 april 2004.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan:


Aanbevelingen door leden:

bernard-de-clairvaux starstarstarstarstar

Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!