Middelnederlandse Spiegeltitels

Geplaatst op zaterdag 25 augustus 2007 @ 12:57 , 1235 keer bekeken

Inleiding

In de Middeleeuwen gebruikte men graag symbolen voor datgene wat ontastbaar en (geheel of gedeeltelijk) onbegrijpelijk was. De spiegel was in die tijd een veelgebruikt symbool en er zijn dan ook veel traktaten overgeleverd met een Spiegeltitel. Dit soort traktaten staan in dit werkstuk centraal.

Voor zover bekend is de kerkvader Augustinus (354-430) de eerste die een Spiegeltitel voor een van zijn werken gebruikte. Zijn Speculum de scriptura sacra is een bloemlezing van bijbelteksten die hij ter stichting van zijn lezers had bijeengebracht.

Vóór de twaalfde eeuw kan nog niet van een trend gesproken worden. De Spiegeltitel komt dan al wel regelmatig voor, maar nog niet zo erg vaak. Vanaf de dertiende eeuw verschijnen de eerste Spiegels in de volkstaal en begint de eigenlijke 'mode' van de Spiegels. In de vijftiende eeuw kan er zelfs gesproken worden van een duidelijke voorliefde voor deze titel. Een aantrekkelijke oude auteursnaam en een Spiegeltitel moesten een eigentijds werk meer aanzien verschaffen. Er verschenen dan ook diverse Spiegels onder de naam van autoriteiten (zoals Augustinus), die feitelijk niet door deze auteurs geschreven konden zijn. Ook werden sommige werken, die aanvankelijk niet zo heetten, in de vijftiende eeuw alsnog van een Spiegeltitel voorzien.

De middeleeuwse traktaten met een Spiegeltitel zijn zeer divers, maar het didactische element staat in deze geschriften altijd centraal. Dit element kenmerkt alle Spiegels, hoe verschillend ze verder ook kunnen zijn. In de Spiegeltitel zit het didactische element als het ware al opgesloten. Door in de Spiegel te kijken c.q. te lezen kan men kennis vergaren.

In dit werkstuk ga ik na of de aard van de zeer diverse Spiegels is af te leiden uit de Spiegeltitel.
De hoofdvraag luidt: in hoeverre wordt het element 'spiegel' in de titel van Middelnederlandse Spiegelliteratuur van nadere uitleg voorzien en wat betekent het dan voor de aard van een tekst?

Buchmalerei: Martyrium von Firminus, aus: Vincentius Bellovacensis, Speculum historiale, 15. Jahrhundert, Paris

Encyclopedische en exemplarische spiegels

De teksten uit de Middeleeuwen die een spiegeltitel dragen, vormen twee groepen: de encyclopedische Spiegels en de exemplarische Spiegels. In de encyclopedische Spiegels staat het verzamelen van kennis centraal. In tegenstelling tot encyclopedische Spiegels draait het bij exemplarische Spiegels niet zozeer om het overbrengen van kennis, maar vooral om het aanleren van een bepaalde levenshouding: de mens moet zich al tijdens zijn leven voorbereiden op het Laatste Oordeel. Exemplarische Spiegels zijn traktaten die de lezer in drieërlei opzicht een spiegel willen voorhouden: om zichzelf te herkennen, om als gevolg daarvan zichzelf te verbeteren en ten slotte om zo in een leven na dit leven door God aanvaard te kunnen worden. De auteurs van exemplarische Spiegels willen hun lezers zedenlessen leren: geboden, verboden en regels moeten samen met de juiste geestesgesteldheid tot het gedrag leiden waarmee de zondaar met God kan worden verzoend.

Tussen 1240 en 1256/1257 werkte de dominicaan Vincentius van Beauvais (ca. 1190-1264) aan zijn Speculum Maius. Deze Spiegel is de meest omvangrijke samenvatting van kennis die tijdens de Middeleeuwen gemaakt is. Het werk bestaat uit drie onderdelen: het Speculum naturale, het Speculum doctrinale en het Speculum historiale. Het Speculum naturale gaat over de natuurlijke historie en bevat een beschrijving van de levenloze en levende natuur van de aarde en het heelal, geordend volgens de chronologie van het bijbelse scheppingsverhaal. Het Speculum doctrinale behandelt de artes liberales of vrije kunsten en alle overige wetenschappen. Dit deel is niet voltooid: kort na de aankondiging dat de theologie besproken gaat worden, breekt de tekst opeens af. Het Speculum historiale bevat informatie die de letterlijke uitleg van gegevens uit de bijbel ondersteunt. Voor theologen en predikers is deze kennis onontbeerlijk. Eigenlijk wilde Vincentius naast deze drie delen nog een vierde deel opnemen, maar aan de bewerking daarvan is hij niet meer toegekomen. Het vierde deel, het Speculum morale, werd gecompileerd na 1280, dus na de dood van Vincentius.

Rond 1282-1283 startte Jacob van Maerlant met zijn Spiegel historiael. Hoewel Vincentius' Speculum historiale een encyclopedische Spiegel is, is deze Middelnederlandse vertaling hiervan een exemplarische Spiegel.

Maerlant verdeelde zijn werk in vier partieën. De eerste partie zou de geschiedenis tot en met de dood van keizer Claudius in 54 na Christus beslaan, de tweede partie moest de periode van keizer Nero tot aan keizer Gratianus bevatten (van 54 tot 367) , de derde partie de periode van keizer Gratianus tot en met Constantijn VI en keizerin Irene van Byzantium (van 367 tot 802) en de vierde partie de periode van keizer Karel de Grote tot aan circa 1250.

Na de eerste partie is Maerlant verdergegaan met de derde partie en vervolgens was hij begonnen met de vierde partie. Na kapittel 34 van het derde boek van de vierde partie heeft Maerlant in 1288 het werk daaraan gestaakt. De reden daarvoor is niet bekend, maar aangenomen wordt dat de dichter tussen 1291 en 1300 overleed. Omstreeks 1300 heeft Philip Utenbroeke uit Damme de tweede partie voltooid. Het werk aan de vierde partie werd voortgezet en in 1315 afgerond door Lodewijk van Velthem. Lodewijk van Velthem heeft daarnaast een vijfde partie met de meest recente geschiedenis vanaf 1254 toegevoegd.

Op vele punten wijkt Maerlants versie af van het Latijnse voorbeeld. Het grootste verschil is wel dat Maerlant overal in de geschiedenis Gods hand ziet, die op beslissende momenten steun of straf verleent. Terwijl Vincentius het weten verzamelde, vertelde Maerlant met een visie. Vincentius' Speculum bood bovenal een pakhuis vol historische informatie, Maerlants bewerking is meer een gekleurd geschiedverhaal met een morele strekking.

De populariteit van Spiegeltitels

Spiegels waren vooral in de veertiende en vijftiende eeuw erg populair. Hoe komt dat? De aantrekkingskracht van het Spiegelsymbool kan volgens Bange gevonden worden in de diverse eigenschappen van de spiegel als reflecterend instrument, waarvan de weerspiegeling de belangrijkste is. De mens kan zichzelf immers alleen maar beschouwen met behulp van een spiegel: met zijn eigen ogen kan hij alles zien, behalve zichzelf. Zo kan ook de zelfkennis, in de zin van kennis van het eigen innerlijk, slechts tot stand komen met behulp van een spiegel, in dit geval een traktaat met een Spiegeltitel. Een tweede belangrijke, eigenlijk negatieve, eigenschap van de spiegel is de onzelfstandigheid. De werking van de spiegel is altijd afhankelijk van het oerbeeld, van datgene wat gespiegeld wil worden. Omdat de spiegel nooit identiek kan worden met het oerbeeld, is deze eigenschap uitermate geschikt om de relatie tussen God en mens aan te duiden: de schepping is slechts een afschaduwing van Gods eeuwige rijk. De wereld om ons heen is vergankelijk als het spiegelbeeld en pas in het hiernamaals kunnen we God zien. Het spiegelsymbool vinden we op deze manier gebruikt in de bijbelpassage: 'want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht' (1 Cor. 13:12), die in die tijd zeer vaak geciteerd werd. De 'hogere' werkelijkheid wordt de mens gepresenteerd als in een onvolmaakte spiegel, pas na dit leven kunnen we God écht zien.

Ook de alledaagsheid van Spiegels heeft waarschijnlijk bijgedragen tot hun grote populariteit. Het zijn doorgaans geen teksten die zijn geschreven door grote geleerden, maar de auteurs zijn veelal eenvoudige geestelijken. Deze geestelijken probeerden op toegankelijke wijze traditionele geloofswaarheden uit de bijbel of geschriften van kerkvaders of andere kerkleraren weer te geven om daarmee eenvoudige christenen te bereiken. Zij konden zich inleven in de zwakheden van zondaars en veroordeelden hen niet hard om hun onvolmaaktheden. Eerder probeerden zij zondaars te verontschuldigen en wezen zij op Gods barmhartigheid tegenover het menselijk onvermogen. De auteurs gebruiken voorbeelden die uit het leven van alledag afkomstig zijn: zij houden de mensen hun eigen leefwijze voor en laten zien op wat voor manier de mensen hun leven het beste kunnen veranderen in een leven dat, weliswaar niet volmaakt,  toch door God aanvaard kan worden en hopelijk leidt tot een plaatsje in de hemel.13

 

Middelnederlandse Spiegeltitels

In dit werkstuk staan Middelnederlandse werken met een Spiegeltitel centraal. Het achterhalen van deze werken is echter niet eenvoudig: het meest variërende deel van middeleeuwse werken is juist hun titel. Middeleeuwse handschriften hadden geen titelpagina met de naam van de auteur, de titel van het werk en de plaats waar het boek te koop was. De titelpagina zoals wij die vandaag de dag kennen is pas tot ontwikkeling gekomen na de uitvinding van de boekdrukkunst in de zestiende eeuw. Ook het boek in de huidige vorm bestond nog niet. In de Middeleeuwen was vaak sprake van een convoluut: meerdere handschriften in één band. Dit alles maakt het achterhalen van de Spiegels niet eenvoudig. Daarbij komt ook nog eens het verschijnsel dat sommige handschriften een dubbele titel hebben, zoals Der sondaren troest oft die spieghel der consciencie en Nieuw Doctrinael of Spieghel van Sonden.

Bij het achterhalen van de Middelnederlandse Spiegeltitels heb ik gebruik gemaakt van de elektronische database van de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta te Leiden. Het landelijk expertisecentrum Bibliotheca Neerlandica Manuscripta (BNM) verzamelt en presenteert gegevens over middeleeuwse handschriften uit de Nederlanden, over de Middelnederlandse teksten in deze handschriften en hun auteurs, over de personen die bij de productie van de handschriften betrokken waren en over de bezitters vanaf de Middeleeuwen tot op heden. De complete documentatie is te raadplegen op de afdeling Westerse Handschriften van de Universiteitsbibliotheek Leiden. Het grootste deel van de gegevens, aangevuld met materiaal uit recente publicaties, is in een database via een website (http://bnm.leidenuniv.nl/) voor algemeen gebruik beschikbaar.

Uit het aldus verkregen overzicht heb ik 25 Spiegels geselecteerd waarbij ik de relatie tussen het element 'Spiegel' en het complement ervan heb onderzocht. De geselecteerde werken staan in bijlage 1 vermeld. Bij de selectie heeft één factor een belangrijke rol gespeeld: de beschikbaarheid van secundaire literatuur. Zoals voor veel religieuze literatuur geldt, is er ook naar de Middelnederlandse Spiegels weinig onderzoek gedaan. De belangstelling beperkt zich grotendeels tot de werken van bekende auteurs zoals Maerlants Spiegel Historiael, Boendales Lekenspiegel en Ruusbroecs Spieghel der eeuwigher salicheit. De grootste bijdrage aan de verkenning van het terrein heeft Bange geleverd met haar proefschrift Spiegels der christenen. Zelfreflectie en ideaalbeeld in laat-middeleeuwse moralistisch-didactische traktaten over vijftiende-eeuwse Spiegelliteratuur.

 

Verklaring van de Spiegeltitel door de auteur

Bange geeft in het hiervoor genoemde proefschrift nauwkeurig de verantwoording voor de Spiegeltitel en het gebruik van het begrip in het traktaat zelf aan. Ze vermeldt of de schrijver zelf motiveert waarom hij zijn werk die naam heeft gegeven en of hij het begrip Spiegel in zijn traktaat verder nog gebruikt en in wat voor context.

In de Spieghel der kersten gheloefs, de Spieghel ofte reghel der kersten ghelove ofte der kersten eewe, de Spieghel der menscheliker behoudenisse, de Spieghel der moniken, de Spiegel der Sonden, de Speygel der leyen, de Spigell des ehlichen ordens en de Spiegel der bekeeringen der zondaren staat in de tekst zelf geen enkele nadere motivatie voor de Spiegeltitel of het Spiegelsymbool. Voor de Spieghel der moniken en de Spiegel der Sonden is dit overigens zeer begrijpelijk: het zijn vertalingen van oorspronkelijk Latijnse teksten, waarbij het origineel geen Spiegeltitel draagt.

Wanneer een auteur zich geroepen voelt nadere uitleg omtrent de Spiegeltitel te geven, doet hij dat meestal erg beknopt, zoals de (anonieme) schrijver van de Spiegel der leken: vele mensen willen God dienen, maar ze weten niet hoe ze dat moeten doen. Daarom kan iedere leek zich spiegelen in mijn traktaatje, zegt hij.

Meestal verklaart de auteur zijn titel in een proloog of in een openingsgebed die hij aan zijn werk heeft meegegeven. Sommige auteurs verklaren alle elementen van de Spiegeltitel, ander auteurs gaan alleen in op het gebruik van de Spiegelmetafoor in het algemeen. Om een indruk te geven van de verschillende werkwijzen van de auteurs worden hieronder een vijftal werken kort besproken.

 

Spieghel der eeuwigher salicheit

De Spieghel der eeuwigher salicheit van Jan van Ruusbroec is in meerdere opzichten een interessant werk te noemen. Het feit dat dit traktaat überhaupt een titel heeft is eigenlijk op zichzelf al zeer bijzonder. We hebben hier namelijk niet te maken met een traktaat in de eigenlijke zin van het woord, maar met een brief, verzonden aan een zuster claris, namelijk Margareta van Meerbeek. Een brief heeft gewoonlijk geen titel en Ruusbroec heeft er dan ook geen titel aan gegeven. De kopiisten echter voelden wel de behoefte aan een titel. Voor het handschrift zijn uiteindelijk twee verschillende titels in omloop gekomen. Zo wordt Een spieghel der eeuwigher salicheit in verschillende handschriften ook genoemd Vanden sacramente, blijkbaar omdat bijna de helft van het traktaat is gewijd aan een uiteenzetting over de eucharistie.

Een tweede interessant aspect van dit werk is dat kopiisten en auteur een andere invulling aan het Spiegelbegrip geven. In het handschrift dat ten grondslag heeft gelegen aan de tekstuitgave van Moereels18 wordt het eigenlijke werk voorafgegaan door twee gedichten, door de editeur gedicht A en B genoemd. Het eerste stuk (gedicht A) gaf door de titelbeschrijving de doorslag tot de benaming van het traktaat als een Spieghel der eeuwigher Salicheit:

Dit boec mach wel i spieghel wesen

Daer men waerlec in mach lesen

Gode, alle dooghde ende eewegh leven;

Daer-omme es hem deze name ghegheven:

Spieghel der eewegher salecheit.

Diere hem in spieghelt doet wijsheit.

In dit gedicht krijgt Spiegelbegrip niet de diepere betekenis die Ruusbroec er in het traktaat meestal zelf aan geeft. Behalve de algemene betekenis van de spiegel als regel of voorbeeld, wordt het begrip 'Spieghel' in dit tractaat vooral met een heel eigen betekenis aangewend, en wel in een tweevoudige zin. Allereerst wordt het begrip 'Spieghel' aangewend voor Gods zoon. Christus is de spiegel waarin Gods wezen zich weerspiegelt en waarin hij al het geschapene als in een oerbeeld ziet. Dit beeld of deze spiegel is derhalve oorsprong en doel van heel de schepping. Verder noemt Ruusbroec de ziel zelf een spiegel:

Ende hi heeft ieghewelcs menschen ziele ghescapen alse eenen levenden spieghel, daer hi dat beelde sijnre natueren in ghedruct heeft. Ende alsoe leeft hi ghebeeldt in ons, ende wi in heme; want onse ghescapene leven es één sonder middel met dien beelde ende met dien levene dat wi eewelec in gode hebben.

God weerspiegelt dus een beeld van zichzelf in de ziel van de mens, die daardoor iets van hem kan leren kennen. Dit beeld is in wezen goed, daar kan men niet aan raken, maar door datgene wat de mens doet, kan hij wat hij is in het diepst van zijn wezen (de weerspiegeling van God) tegenspreken. Het kenniselement is hier dus wel aanwezig, maar de mens legt dit soms zelf beperkingen op.

 

Spiegel der waerheit

De Spiegel der waerheit is geschreven door Hendrik Mande (ca. 1360-1431). Een belangrijke bron van deze Spiegel is Ruusbroecs Van den gheesteliken tabernakel. Zeker meer dan driekwart van de tekst is ontleend aan het Tabernakel. Eén van de meest opvallende veranderingen is de invoering van het Spiegelmotief dat ook terugkeert in de titel. Het Spiegelmotief duikt na de titel voor het eerst op in het openingsgebed:

Want wi van ons zelven niet en vermogen int spiegel der waerheit te scouwen, so laet ons bidden die heilige drievoudicheit ende seggen: O vader inder ewicheit overmids dinen enigen zoen, onsen lieven here Jhesum Christum, inden bande des heiligen geestes, die te samen een god biste van ewicheit tot in ewicheit, ic roepe di aen mit vueriger begeerten mijns herten ende mit bitteren uutwendigen ende inwendigen tranen, ic valle voer die voeten dijnre onsprekeliker mogentheit ende bidde dijnre mynliker goedertierenheit dattu dijn barmherticheit aen mi, arme ende onnutte mensche, bewisen wilste. Com, mynlike here, ende verlicht mijn inwendige ogen also dat ik zien ende bescouwen mach inden spiegel dijnre waerheit.

Het openingsgebed met het verzoek om verlichting van de innerlijke ogen wordt gebeden omdat de mens niet uit zichzelf in staat is in de spiegel der waarheid te kijken. Waarom dit onmogelijk is, wordt niet gezegd. Mertens wijst er echter op dat Mande bekend was met het werk De septem itineribus aeternitatis van Rudolf van Biberach waarin twee soorten kennis worden beschreven: de ene kennis wordt verworven door de uitwendige zintuigen, de andere door de inwendige. De kennis die door de inwendige zintuigen wordt verkregen, is ervaringskennis, smaak of voorsmaak genoemd, die onderscheiden moet worden van de geleerdheid. De inwendige kennis wordt op twee manieren belemmerd: doordat onze natuur onvolkomen is voor de erfzonde en door onze eigen onachtzaamheid, dat wil zeggen doordat we onze gedachten laten afdwalen en troost zoeken in de wereld.

Kort na het openingsgebed geeft Mande het doel van werk aan. Ten eerste legt de tekst vast wat de veranderlijke en zwakke memorie vergeet, om aldus in tijden van troosteloosheid gesterkt te kunnen worden met de herinnering aan hetgeen in tijden van vertroosting geopenbaard is. Ten tweede geeft de tekst een maatstaf voor de ware volkomenheid, welke tevens een stimulerend ideaal is.


Nieuw doctrinael of spieghel van sonden

Jan de Weert maakt in zijn proloog melding van wereldse gedichten, die hij vroeger tot vermaak van zijn lezers heeft geschreven. Hij is daarvan echter teruggekomen, en heeft zich nu ten doel gesteld de mensen als in een spiegel te doen zien, welke zonden er zoal worden bedreven, met het doel ze te leren om zich daarvoor in het vervolg te behoeden.

Sint dat ic dichtens eerst began,

20 Hebbic ghedicht soe ic best can,

Daer der werelt genuechde te lesen.

Nu ben ic af gekeert van desen,

Ende mi es tbegheren bleven

Te scriven des menschen leven,

25 Waer hi in te mesdone pliet,

Na dat men alle dage siet,

Daer hi die sonden menteneert.

Soe hebbic gheordineert

Te bescriven int generael

30 Desen Nuwen Doctrinael,

Daer in dat elc mach wesen vroet

In wat manieren dat hi mesdoet.

Na dat ic vinde int latijn

Salt hier in dutschen bescreven sijn.

35 In drien partyen sal ic dit boec

Deilen, in sijn ondersoec.

Teerste deel sal beconden

Van den vij dootliken sonden,

Elc geset met haren graden,

40 Daer men in sondicht bi mesdaden;

Dander pertie sal ic leren

Van den x gheboden Ons Heren,

Hoe dat men daer tegen mesdoet;

Daer na sal ic u maken vroet

45 Welc sijn dagelijcsche sonden,

Ende welke die ziele ter doot wonden;

Die derde partye es van drie saken,

Die den mensche zalich maken:

Dats biecht, rouwe ende voldoen

50 Der sonden, die men heeft gheploen,

Ende hoe hem oec elc sondare

Sal biechten moeghen, wel ende clare,

Met vi poenten, min no mee.

Dar na sal ic u scriven twee

55 Die der biechten volgen na,

Na dat ic int latijn versta;

Ende oec in dat selve deel

Sal ic bescriven al geheel

Van testamenten, van sulken saken

60 Als die lude in haer leste maken,

Ende van der kerssen, die men hen gheeft,

Den luden, daer die penninc in cleeft,

Ende dat men over die doode doet,

Of hiere bate of boete heeft of goet,

65 Ende daer mede wort des een cynde.

Gode biddic dat hi mi sinde

Gracie, dat ic dit boec ter stonden,

Dat welke mach heiten Spieghel der sonden

Of Doctrinael, in rechte name,

70 Volbringen mach, ter zielen vrame

           Hem allen die sonden willen scuwen.

Nu willic mijn dichten vernuwen

Ende steken die penne in den horen,

Dat si met Gode moeten behoren

75 Die hem aen dit werc bekeren.

Ic beghinne te Gods eren.

 

Spieghel der menscheliker behoudenisse

In de Spieghel der menscheliker behoudenissen wordt het gebruik van het Spiegelsymbool niet nadrukkelijk door de auteur verklaard. Wel zegt hij in het eerste hoofdstuk, dat de lezer in deze Spiegel de val van de vijand, van de mens en hoe de mens door Gods dood weer tot glorie gebracht wordt, kan lezen. Hierin ligt dus de spiegelfunctie van het werk.

Hier beghint in waerre lesse

De spieghel smenschen behoudenesse,

Inden welke men vinden zal

Des viands ende des menschen val.

5 Ende hoe de mensche bi gods doot

Was wederbrocht ter glorien groot.

In desen spieghel machmen mede

Merken hoe de drievoudichede

Den mensche sciep ende om wat zaken.

10 Deze spieghel zal oec vraylijc maken

Openbare ende elken bekant,

Hoe de mensche biden viant

Mids ziere boosheit ende loghen

Jammerlike was bedroghen,

15 Dat hi vanden paradijse neder

Was ghesteken ende hoe hi weder

Wart ghebracht ter zaligher stede

Bi ons heren ontfarmichede.

 

Lekenspiegel

De Lekenspiegel van de Antwerpse stadssecretaris Jan van Boendale is een duidelijk voorbeeld van een Standenspiegel: Spiegels die zich op bepaalde groepen van personen richten.29 In de proloog legt Boendale uit dat hij het werk geschreven heeft voor leken, dus voor mensen die geen theologische kennis bezitten. Hij voegt daaraan toe dat klerken, geleerde geestelijken, het werk niet hoeven te lezen: zij weten het immers al! Daarom krijgt het boek van Boendale in de proloog zelf de titel Lekenspiegel mee:

Omme dat ic niet en wille leiden

In onnutter ledicheiden

Den tijt die mi gheeft onse here,

Die ghelooft si emmermere,

5 So hebbic dit werc begonnen.

Onse here moete mi dies onnen

Dat ict also volbringhe,

Datter in zonderlinghe

Legghe sijn eere ende sijn lof,

10 Ende datsi alle daer of

Te beter moeten wesen,

Diet horen sullen ende lesen.

Want om ghemenen oorbaer zoe

Leidic dit wercskijn eerst toe,

15 Ende dat ic ghaerne zaghe dat

Yet van mi bleve, dies te bat

Dat leke volc hadde na mine doot.

Clerke en hebbens ghenen noot

Dat sijt lesen groot of smal,

20 Want si connent buten al.

Ende want dat leke is die zake,

Daer omme ic dot boecskijn make,

So sal dit boecskijn sijn wel

Ghenaemt: den Leken Spieghel.

Naast de Lekenspiegel worden ook de Christenspiegel of der kerstenen spiegel oft hantboecxken, de Spiegel der jonghers, de Spiegel der leken, de Spiegel der susteren, de Spiegel der moniken en de Speygel der leyen tot de Standenspiegels gerekend. 

De relatie tussen de aanvullende elementen uit de Spiegeltitel en de aard van de tekst 

Het wordt tijd om terug te keren naar de hoofdvraag: in hoeverre wordt het element 'spiegel' in de titel van Middelnederlandse Spiegelliteratuur van nadere uitleg voorzien en wat betekent het dan voor de aard van een tekst?

Zoals tot nu toe is gebleken, vermelden veel Spiegels hun oogmerk expliciet in hun inleiding. Vaak wordt ingegaan op de Spiegelfunctie van het werk in het algemeen, maar zelden vinden we in deze uitleg de aanvullende elementen uit de Spiegeltitel terug. Om de relatie tussen het element 'spiegel' en de aanvullende elementen vast te kunnen stellen, moeten we de gehele tekst bij de interpretatie betrekken.

De relatie tussen het element 'spiegel' in de titel en het complement is het meest duidelijk in de eerder besproken Standenspiegels. Het complement geeft de doelgroep aan waarvoor het werk geschreven is. Althans zo lijkt het. In de Spieghel der jonghers wordt de titel door de auteur zelf verklaard: hij zal de kinderen een nieuw gedicht leren; als zij zich daarnaar richten worden zij hopelijk deugdzaam. Hoewel de titel Spieghel der jonghers luidt, zegt de auteur ook dat de beschreven lessen niet alleen voor jongeren op school, maar voor elke christen nuttig zijn. De doelgroep waarvoor deze Spiegels zijn geschreven, kan dus breder zijn dan de auteur in eerste instantie in zijn titel aangeeft.

Een andere groep binnen de Spiegeltitels vormen de zogenaamde Zondenspiegels. Tot deze groep worden gerekend de Spiegel der Sunderen, de Spiegel der Sonden en het Nieuw doctrinael of spieghel van sonden. Deze Spiegels geven aan welke hoofdzonden, doorgaans weer onderverdeeld in hun dochterzonden, mogelijk zijn.

Biechtspiegels maken de bespreking van de zonden ondergeschikt aan het doel: het perfectioneren van de zondenbelijdenis. Afgaande op alleen de titel zou de Spiegel des Sünders snel gerekend kunnen worden tot de Zondenspiegels, maar dit werk behoort samen met de Spieghel der biechten tot de categorie van Biechtspiegels.

Er zijn Spiegeltitels die in zeer algemene bewoordingen aangeven waartoe het lezen van het traktaat kan dienen. Der sondaren troest oft die spieghel der consciencie biedt troost. de Spieghel des ewighen levens, de Spieghel der menscheliker behoudenisse en Een spieghel der eeuwigher salicheit vormen handleidingen om het eeuwige leven te bereiken.

Er zijn Spiegeltitels die aangeven wat er precies weerspiegeld wordt. Deze Spiegels beschrijven het volmaakte leven waarin God als voorbeeld voor de onvolmaakte mens moet gelden. Tot deze categorie worden de Spiegel der volcomenheyt en de Spiegel der waerheit gerekend. De Spiegel historiael beschrijft de geschiedenis, maar gaat daarbij ook een stukje verder: de auteur laat zien dat overal in de geschiedenis Gods hand zichtbaar is en op beslissende momenten steun of straf verleent.

Afgaande op de titel en op de inhoud van de werken geven de Spieghel der kersten gheloefs en de Spieghel ofte reghel der kersten ghelove ofte der kersten eewe de lezer allerlei informatie over het christelijke geloof, maar zijn daarin niet uniek. Eigenlijk geeft iedere Spiegel wel de christelijke leef- of gedragsregels weer.

Ten slotte zijn er Spiegeltitels waarbij de aanvullende elementen nauwelijks iets concreets zeggen over de aard of de inhoud van de tekst. Tot deze categorie reken ik de Spyeghel der gheestelicheit, de Speghel dines herten, de Spigell des ehlichen ordens en de Spiegel der bekeeringen der zondaren.

 

Conclusie 

In de Middeleeuwen was de Spiegeltitel erg populair, niet alleen bij Latijnse werken maar ook in de volkstaal. In het Middelnederlands treffen we Spiegeltitels aan bij preekverzamelingen, rechtsboeken, gedragsregels voor vorsten, kloosterlingen of boeren, evenals bij encyclopedische werken. Hoewel deze teksten van uiteenlopende aard zijn, hebben ze allemaal iets gemeen. Het gebruik van de Spiegelmetafoor in de titel duidt namelijk aan welke functie de auteur aan zijn geschrift toekent: hij houdt zijn werk aan zijn lezers voor als een spiegel. Door hierin te lezen kunnen zij tot nu toe onbekende of verborgen kennis opdoen. In het gebruik van de Spiegelmetafoor weerspiegelt zich ook het verlangen van de mens tot zelfreflectie: in een spiegel kan men zichzelf zien en herkennen.32

Naast deze gemeenschappelijke kenmerken is het interessant om na te gaan in welk opzicht de Spiegels zich van elkaar onderscheiden. Is de aard van de zeer diverse Spiegels af te leiden uit de Spiegeltitel? De relatie tussen het element 'spiegel' in de titel en de aanvullende elementen is het meest duidelijk bij de Standenspiegels, hoewel de doelgroep waarvoor deze Spiegels zijn geschreven breder kan zijn dan de auteur in eerste instantie in zijn titel aangeeft. Een andere groep binnen de Spiegeltitels vormt de zogenaamde Zondenspiegels, welke aangeven welke hoofdzonden, doorgaans weer onderverdeeld in hun dochterzonden, mogelijk zijn. Biechtspiegels maken de bespreking van de zonden ondergeschikt aan het doel: het perfectioneren van de zondenbelijdenis. Er zijn Spiegeltitels die in zeer algemene bewoordingen aangeven waartoe het lezen van het traktaat kan dienen of wat er precies weerspiegeld wordt. Ten slotte is er een kleine groep Spiegeltitels waarbij de aanvullende elementen nauwelijks iets concreets zeggen over de aard of de inhoud van de tekst.

Een algemene conclusie kan moeilijk worden getrokken, behalve dan dat de meeste Spiegeltitels wel enige aanwijzing geven voor de aard of de inhoud van de tekst die de lezer kan verwachten.

Bijlage 1: Selectie van 25 Middelnederlandse Spiegeltitels

Hieronder staan de 25 Middelnederlandse Spiegeltitels vermeld die zijn onderzocht in het kader van dit werkstuk:

1. Christenspiegel of der kerstenen spiegel oft hantboecxken

2. Der sondaren troest oft die spieghel der consciencie

3. Spieghel der kersten gheloefs

4. Spieghel ofte reghel der kersten ghelove ofte der kersten eewe 

5. Spieghel der jonghers

6. Spiegel der leken

7. Spiegel der volcomenheyt

8. Spyeghel der gheestelicheit

9. Speghel dines herten

10. Spieghel des ewighen levens

11. Spiegel der Sunderen

12. Spiegel der susteren

13. Spieghel der menscheliker behoudenisse

14. Spieghel der biechten

15. Spieghel der moniken

16. Spiegel der Sonden

17. Nieuw doctrinael of spieghel van sonden

18. Speygel der leyen


Literatuurlijst

Gedrukte bronnen

BAERE 2003 - Guido de Baere: 'Van Groenendaal anno 1359 naar Utrecht anno 2000'. In: Ria Jansen-Sieben, Jozef Janssens en Frank Willaert (red.): Medioneerlandistiek. Een inleiding tot de Middelnederlandse letterkunde. Hilversum: Verloren, 2000, p. 305-316.

BANGE 1980 - P. Bange: 'Vijftiende eeuwse Speculum-literatuur in de Nederlanden: een verkenning van terrein en materiaal'. In: Archief voor de Geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland 22 (1980), p. 122-153.

BANGE 1982 - P. Bange: 'De Spieghel ofte reghel der kersten ghelove ofte der kersten eewe: een leefregel voor een vijftiende-eeuwse christen'. In: Ons Geestelijk Erf 56 (1982), p. 144-174.

BANGE 1986 - P. Bange: Spiegels der christenen. Zelfreflectie en ideaalbeeld in laat-middeleeuwse moralistisch-didactische traktaten. Nijmegen, 1986.

BANGE 2000 - P. Bange: Een handvol wijsheden. Eenvoudig geloof in de vijftiende eeuw: de Spieghel ofte reghel der kersten ghelove. Antwerpen: Valkhof Pers, 2000.

BERENDRECHT 1996 - Petra Berendrecht: 'Optisch bedrog? Maerlants "Spiegel" en het "Speculum" van Vincentius'. In: F.P. van Oostrom en W. van Anrooij (red.): Proeven van bekwaamheid. Jacob van Maerlant en de omgang met zijn Latijnse bronnen. Amsterdam: Prometheus, 1996, p. 139-231.

BRADLEY 1954 - R. Bradley: 'Backgrounds of the title Speculum in Medieval Literature'. In: Speculum 29 (1954), p. 100-115.

DANIëLS 1949 - L.M.Fr. Daniëls: De Spieghel der menscheliker behoudenesse: de middelnederlandse vertaling van het 'Speculum humanae salvationis'. Tielt: Lannoo, 1949.

DESCHAMPS 1972 - J. Deschamps: Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken: tentoonstelling ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis, Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 24 okt.-24 dec. 1970. Leiden: Brill, 1972.

GILS 1946 - J.B.F. van Gils: 'Enkele aanteekeningen bij Verdam's uitgave van 'Die spiegel der sonden''. In: Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde, vol. 64 (1946), p. 39-43.

JACOBS 1915 - J.H. Jacobs: Jan de Weert's Nieuwe doctrinael, of Spieghel van sonden. 's-Gravenhage: Nijhoff, 1915.

JONGEN & PITERS 2003 - Ludo Jongen en Miriam Piters: Lekenspiegel. Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2003.

MERTENS 1984 - Hendrik Mande: Een spiegel der waerheit. Uitgegeven en toegelicht door T. Mertens. Erftstadt: Lukassen, 1984.

MERTENS 1986 - T. Mertens: Hendrik Mande (?-1431): teksthistorische en literairhistorische studies. Nijmegen: [s.n.], 1986.

MERTENS 1993 - T. Mertens e.a.: Boeken voor de eeuwigheid. Middelnederlands geestelijk proza. Amsterdam: Prometheus, 1993.

MOEREELS 1976 - L. Moereels: Een spieghel der eeuwigher salicheit. Tielt, 1976.

OOSTERMAN 1996 - Johan B. Oosterman: 'Vertaler of verteller? Het 'Speculum humanae salvationis' en de Westvlaamse 'Spieghel der menscheliker behoudenesse''. In: F.P. van Oostrom en W. van Anrooij (red.): Verraders en bruggenbouwers. Verkenners naar de relatie tussen Latinitas en de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam: Prometheus, 1996, p. 169-188.

OOSTROM 1994 - Frits van Oostrom: Spiegel historiael. Amsterdam: Amsterdam University Press, 1994.

VERDAM 1900 - J. Verdam: Die spiegel der sonden. 2 dln. Leiden: Brill, 1900.

VOORBIJ & BIEMANS 1996 - J.B. Voorbij en J.A.A.M. Biemans: 'Reflecties over twee Spiegels. Vincentius van Beauvais' "Speculum historiale" en de "Spiegel historiael" van Jacob van Maerlant'. In: F.P. van Oostrom en W. van Anrooij (red.): Verraders en bruggenbouwers. Verkenningen naar de relatie tussen Latinitas en de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam: Prometheus, 1996, p. 239-264.

VRIES 1844 - Jan Boendale: Der leken spieghel. Leerdicht van den jare 1330. Uitgegeven door M. de Vries. 2 dln. Leiden: Du Mortier, 1844.

Digitale media: http://www.dbnl.nl

Bron: Marjolein Gommers in http://www.nederlandseliteratuur.info


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan:


Aanbevelingen door leden:

bernard-de-clairvaux starstarstarstarstar

Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!