Facing van Eyck 3 - Architectuur

In de 15de eeuw was elke stad wel een bouwwerf. Stadspaleizen, gotische kathedralen en pronkerige stadhuizen stonden decennialang in de stellingen. Jan van Eyck speelt in op die realiteit. De gotische toren achter Sint-Barbara is volop in opbouw. Zware steenblokken worden gekapt, vervoerd en met een kraan naar boven gehesen. Midden in de toren zie je zelfs het traprad, waarmee de hijskraan werd aangedreven. Opmerkelijk, het schilderij is, net als de toren zelf, onafgewerkt: zonder verf, in opbouw... De steden bij Van Eyck zijn, zoals zijn landschappen, samengesteld uit zowel bestaande als verbeelde motieven. De dom van Utrecht, een waterslot, de Heilige Grafkerk van Jerusalem, een stadspoort en vakwerkhuizen duiken hier en daar op in zijn oeuvre. Samen vormen ze een denkbeeldige stad waarin minuscule figuurtjes het drukke stadsleven verbeelden. Een gotisch kerkinterieur wordt door zomers zonlicht overgoten. Door de grote glasramen zien we buiten de luchtbogen van het koor. Het felle licht valt zelfs op de spinnenwebben aan het gewelf, een motief dat in vele werken terugkeert. Kapitelen zijn rijk versierd en standbeelden lijken op bestaande voorbeelden geïnspireerd. Hun uitvoering in kalksteen contrasteert met de gepolijste marmeren zuilen. Het perspectief van elke ruimte, een kerkinterieur, een loggia of een huiskamer, wordt verrijkt met verrassende doorkijkjes, onder een doksaal, door een open raam of in een bolle spiegel. Worden wij als toeschouwer mee binnengetrokken in de voorgestelde ruimte? Of is het andersom en ligt de geschilderde voorstelling in het verlengde van onze verbeelding? Van Eycks architectuur lijkt soms te mooi om waar te zijn. De schilder lokt de dialoog met de toeschouwer uit en houdt hem, soms letterlijk, een spiegel voor.