Facing van Eyck 5 - Techniek

Een goede kennis van materialen was voor Jan van Eyck de sleutel naar een ongeëvenaarde techniek. Voor de panelen gebruikt hij eikenhout, geïmporteerd uit de Baltische landen. De smallere jaarringen van dat hout bieden een betere stabiliteit. Allicht heeft Van Eyck zich nooit ingebeeld dat wetenschappers vandaag de jaarringen zouden meten en zo de kapdatum van de boom zouden berekenen. De technieken van vandaag bieden inzicht in de technieken van toen. Röntgenstralen onthullen de structuur van het paneel, de constructie, het aantal planken en de deuvels die de planken op hun plaats houden. De radiografie maakt ook de schildertechniek en het gebruik van metaalpigmenten zichtbaar, zoals loodwit en loodtingeel. De minutieuze voorbereiding van zijn werken ontdekken we onder infraroodlicht. Onder de verf zien we de tekening die Van Eyck met penseel op de grondlaag aanbracht. De schets beperkt zich niet tot de algemene compositie en contourlijnen. Van Eyck geeft interieurs, gezichten en draperingen ook volume en diepte door middel van arceringen, die hij dan later met verf omzet in schaduwzones. In het bijzonder voor de houding van handen durft Van Eyck wel eens afwijken van het initieel getekend plan en zoekt hij tijdens het schilderen naar een betere pose. Soms gebeurt het dat hij motieven in detail tekent maar uiteindelijk niet in verf uitwerkt, zoals de beurs van kanselier Rolin of de versiering op het harnas van Sint-Joris. Laag per laag gaat Jan van Eyck op zoek naar de perfectie. Die schuilt onder meer in zijn glacistechniek. Hij gebruikt semitransparante lagen, vaak over elkaar, soms als ‘finishing touch’ op de bovenste verflaag en soms ook als tussenlaag, zoals bij marmer- of porfierimitatie waarbij verftoetsen boven én onder het glacis zichtbaar zijn. Het effect van diepte en van lichtreflectie is daardoor sensationeel. Van de grondlaag tot aan het oppervlak is Van Eyck een virtuoos, die verftoetsen en penseelstreken vaak sneller aanbrengt dan je zou denken. Waar de olieverf nog nat is, krast en veegt hij in de natte verf en geeft zo textuur aan de dingen, zoals de bladsnede van een boek of de franjes van een kleed. Soms strijkt Van Eyck de natte verf uit met een borsteltje, voor het effect van lichtreflectie op metalen voorwerpen bijvoorbeeld. Andere keren dept hij de verf met een doekje, zijn handpalm of zijn vinger. Zijn techniek en het recept van zijn verf hebben, ondanks microscopisch onderzoek, hun geheimen nog niet helemaal prijs gegeven. Eén ding staat vast. Zijn beschermheer, Filips de Goede, overdreef geenszins toen hij in 1427 noteerde: We zullen nooit meer iemand vinden die zo uitmuntend is in kunst en wetenschap.