- Welkom op deze club over de middeleeuwen -
In deze club volgen we het nieuws over de middeleeuwen en discuteren we er over op het forum of blog: nieuwe inzichten en analyses, boeken en internetberichten, tentoonstellingen, films en TV-series, strips, levende geschiedenis en re-enactment en last but not least, de reisverslagen van onze clubleden. Kortom elk evenement dat ook maar een link heeft met de middeleeuwen krijgt een plaats op deze club. Het kan dus ook een persoonlijke belevenis of ervaring zijn van een clublid of gast, daarvoor dient vooral het 'Forum'. Op de blogberichten kan je ook je reacties kwijt. Naast het vele nieuws heb je ook nog de talrijke videoclips die je vindt in 'Videoalbums' en enkele links. Kortom, ben je in geschiedenis geïnteresseerd en meer bepaald in de periode van de middeleuwen, maak je kosteloos lid en doe mee of geniet.
De naam van de club verwijst naar het boek De Kathedralenbouwers van de franse historicus G. Duby: de middeleeuwers waren immers bij uitstek kathedralenbouwers. Dit boek heeft mij begeesterd en het middeleeuwse vuur wakkerde voor eeuwig aan door "De naam van de Roos" van de erudiete Umberto Eco.
Je vindt "Kathedralenbouwers" ook op Scoop.it!. Plaatjes over de middeleeuwen vind je op Pinterest - middeleeuwen.
De periode voor de middeleeuwen, namelijk de Prehistorie en de Oudheid, wordt behandeld in de club "Van Prehistorie tot Middeleeuwen".
Ben je een toevallige gast?
Wordt gratis lid, of laat iets horen op het forum of mail de eigenaar van deze club op calamandja@yahoo.com.
Reeds sedert 2008 organiseert de club Kathedralenbouwers quasi jaarlijks een clubbijeenkomst. (weliswaar onderbroken tijdens de coronaperiode 2019-2021)
Na Utrecht (2008 & 2019), Brugge (2009), Delft (2010), Zutphen (2011), Kortrijk (2012), Bergen op Zoom (2014), Mechelen (2015), Deventer (2017), Tongeren (2018), Brussel (2022) is de twaalfde clubdag in 2022 doorgegaan in Gouda. Hieronder vind je het verslag van de laatste clubdag in Gouda, opgesteld door clublid Antonius en nagezien door clublid Bernardus.
De Meteo van zaterdag 24 september om 06:20 uur geeft grijs en druilerig weer met een temperatuur tussen de 13 en 17 graden Celsius. Verscheidene Bouwers zijn al uit de veren, of zelfs al op weg naar Gouda, stad aan de samenvloeiing van Hollandse IJssel en de Gouwe en doel van de tweede Bouwers-ontmoeting van 2022, en de 12e sedert 2008. Brussel stond in mei op het programma.
Gouda ontving in 1272 van Floris V stadsrecht. In de 14de eeuw was het een heerlijkheid, onder meer in bezit bij Jan van Beaumont en Jan en Guy van Blois. Het was een handelscentrum: er werd tol geheven van schepen die soms verplicht waren de vaarroute langs Gouda te nemen. Deze route door de Hollandse binnenwateren was veiliger dan de vaarroute over zee.
Bekendste monumenten zijn de Grote of St.-Janskerk, een laat-gotische kruisbasiliek met verdubbelde zijbeuken, herhaaldelijk herbouwd en vergroot, het laat-gotische Stadhuis (1450-1452) en De Waag (begonnen in 1668; P. Post). In 1514 had Gouda meer dan 20.000 inwoners en ze had tot 1795 zitting in de Staten van het gewest, als een van de zes grote steden van Holland.
We zouden het allemaal en nog meer tegenkomen in het programma dat Marjoke en Hans hadden voorbereid. Om 10:00 uur werd verzameld in Café Gouds Glas aan de Markt. Bij de ontmoeting was er vooral aandacht voor de ster-leden die door omstandigheden er niet bij waren, doch die door warme groeten en Apps over en weer er wel bij waren: Lucy, Marie-Christine, Marjoke en ridder Johan. In 2023 zouden we weer voltallig moeten zijn. We keken elkaar eens diep in de ogen en waren na de tassen koffie klaarwakker voor de dag.
Om 10.40 uur klopten we aan bij de Kamphuisen Siroopwafelfabriek voor een leuke, leerzame en lekkere excursie. De siroopwafel is vanaf 1810 een specialiteit uit Gouda, weliswaar met Duitse roots. Na een dia-presentatie een heus bezoek aan de bakkerij, de trap op naar de kluis met het verzegelde recept. Daarna in de koker-glijbaan weer terug naar de grond.
Rond half twaalf wandelden we langzaam naar het waterfront van de Hollandse IJssel voor ons lunchadres. Eerste halte was de Donkere Sluis, mede als eerbetoon aan de Van Rossems die zo’n mooi tv-portret van Gouda maakten. Via de Oosthaven – langs het sterfhuis (29 october 1590) van literator Dirck Volkertsz Coornhert – en de Korte Noodgodsstraat naar de Barbaratoren aan de Kuiperstraat leidt het pad en dan via het Raam naar Museumhaven Gouda, gelegen in de kolk achter de Mallegatssluis.
De museumhaven ligt vol varend erfgoed - zoals de klipper Johanna - van de vroegere Nederlandse binnenvaartvloot, met van die prachtig grote zwaarden om de drift te beperken. Maar… aan de haven lagen ook onverwachte schatten voor geo-cachers Vanessa en Nicolas.
De lunch in de authentieke sluiswachterswoning het IJsselhuis was voortreffelijk. Het Livar varken, kroketten en de bieren van Gulpen zijn de favorieten. We leerden bij dat in de vijftiende en zestiende eeuw de Vlaamse steden grote afnemers van het Goudse bier waren. Er waren maar liefst 200 brouwers in de stad. Wanneer de Gouwenaars te weinig bier leverden, klaagden de steden dat ze een groot gebrek aan bier hadden. Minstens zo interessant was het technisch college over het belang van keramische stenen en metselprecisie in het productieproces van de hoogoven.
Op de route naar de St.-Janskerk werden we herinnerd aan de Goudse jeugd van Erasmus: “Zotheid verlengt de jeugd en weert de ouderdom” stond op een gevel geschreven. We traden al vaker in zijn voetsporen tijdens bouwersdagen in Deventer, Bergen op Zoom en Brussel. Langs Molen ‘t Slot gingen de stappen naar het Houtmanplantsoen om de restanten van het kasteel van de heren van Blois te zien: een verdwenen kasteel is natuurlijk een dèja vu voor de Bouwers. Overigens kwamen we ook een voormalige watermolen tegen. Ondanks de continue inspanning om de stad droog te houden, vond men het blijkbaar logisch om water vanuit de IJssel terug de stad in te laten stromen om een watermolen aan te drijven. Nederlands waterbeheer om zijn smalst…what’s new?
Aan de Jeruzalemstraat had de twaalfkantige Jeruzalemkapel met zijn stergewelf uit steen zijn deur voor ons open laten staan. De kerk werd rond 1500 gebouwd door een priester die terugkeerde van een pelgrimage naar het Heilig Land.
De St.-Janskerk met zijn serie gebrandschilderde ramen van de gebroeders Crabeth is in vol ornaat. Er loopt onder de vlag 750 jaar Gouda, de tentoonstelling “Beleef het wonder van Gouda”. De Altaarstukken zoals die in 1570 in de kerk stonden zijn teruggeplaatst en in Museum Gouda konden we de Originele ontwerptekeningen (cartons) op rol bewonderen. Museum Gouda heeft ook ruimte gereserveerd voor de ambachtelijk producten van het Goudse plateel en de Goudse tabakspijpen.
Voor de borrel worstelden we ons door de kermis nog even naar het stadhuis, een Vlaams bouwproject uit de stal van het geslacht Keldermans. Ook de waag werd bewonderd, hoewel het feitelijk buiten de krijtlijnen van de middeleeuwen hoort. Het is een typisch product van de Hollandse 17de eeuw, ontworpen door Pieter Post.
De eerste borrel was een toast op de nieuwe boreling Imar, een telg van trotse Antonius. Ook andere persoonlijke zaken krijgen aandacht. Vanessa is geswitcht van job: van de stevige Zweedse auto-industrie naar de precisie van Amerikaanse medische apparaten en toestellen.
Het diner bood voor ieder voldoende keus en een enkele bouwer waagde zich aan de Goudse kaas als smaakmaker bij hun gerecht. Het dispuut spitst zich toe op recente uitgaven over de belangwekkende periode tussen 500 en 1500: “Femina” van Janina Ramirez werd daarbij niet overgeslagen. En jahoor, dan gaat het ook weer over Hildegard van Bingen.
Het was weer een gezellige dag in een gemoedelijke stad. De bouwers kijken alweer vooruit en fantaseren over hun voldoende pelgrimage.
Foto van de clubleden op de negende clubdag in Tongeren (2018):
Foto van de clubleden op de achtste clubdag in Deventer (2017):
Foto van de clubleden op de zevende clubdag in Mechelen (2015):
Foto van de clubleden op de zesde clubdag in Bergen op Zoom (2014):
Foto van de clubleden op de vijfde clubbijeenkomst in Kortrijk (2012):
Foto van de clubleden op de vierde clubbijeenkomst in Zutphen (2011):
Foto van de clubleden op de derde clubbijeenkomst in Delft (2010):
Foto van de aanwezige clubleden op de tweede clubbijeenkomst van de Kathedralenbouwers te Brugge op 18 april 2009.
Eind 2023 verscheen het boek Johan Maelwael en de gebroeders van Lymborch – grondleggers van de Nederlandse schilderkunst. De auteurs/samenstellers André Stufkens en Clemens Verhoeven schreven al eerder over deze kunstenaars van rond 1400. In de summiere verantwoording is te lezen dat de huidige uitgave te zien is als een derde, geheel herziene druk, waarin het recentste onderzoek is verwerkt. Wat er zoal herzien is blijkt niet expliciet.
De auteurs zijn niet zuinig met hun claims, zeg maar gerust een tikje chauvinistisch. De uit Nijmegen afkomstige Maelwaels en van Lymborchs lieten de schilderkunst in de Lage Landen ‘plotseling volwassen’ worden. Ze bestormden ‘het wereldtoneel’, schrijven ze. Zo onttronen ze de Vlaamse kunstenaars Jan van Eyck en Rogier van der Weijden. ’Onze’ kunstgeschiedenis begon niet in Vlaanderen, maar in Gelre.
Op de pittige amuse volgt steviger kost. Leven en werk van deze drie generaties kunstenaars komen uitgebreid aan bod. Ze vierden triomfen tussen pakweg 1370 en 1416. Lang bleven ze anoniem of slechts bekend onder Franse namen, maar recent onderzoek brengt hun identiteit aan het daglicht. Zelf zagen ze zich als ambachtsman, nog niet als kunstenaar. De Maelwaels (eerste en tweede generatie) hadden een achtergrond in de heraldiek. In Nijmegen werkten ze voor de Gelderse hertogen, in Dijon en Parijs voor machtige Franse vorsten. Na de schets van hun leven en hun tijd volgt een indrukwekkende presentatie van wat deze kunstfamilie zoal vermocht. Daarbij domineert het werk van de derde generatie, de Van Lymborchs.
Nijmegen
Dat deze artistieke uitbarsting van rond 1400 überhaupt plaats vond is een mirakel. De Honderdjarige Oorlog tussen Fransen en Britten hield vooral in Frankrijk huis, de plattelandsbevolking was de dupe. Het grote schisma in de kerk zorgde bovendien voor ontreddering, want wat moest de gewone gelovige met twee pausen – en eventjes zelfs met drie. Bovenop dit alles waarde de pest nog steeds rond. In die periode wordt het verhaal van de Maelwaels in de Gelderse archieven zichtbaar. Een naam trouwens met een raadseltje erin, dat we hier niet verklappen.
De schildersfamilie kwam van origine uit Xanten of Kleef, maar takte af naar de Burchtstraat in Nijmegen vlak bij het Valkhof en de Waal. Daar werkten de broers Herman en Willem en diens zoon Johan nauw samen. Johan’s zus Mette blonk uit als maakster van borduur- en tapijtweefkunst. Haar werk ging echter verloren. Willem en Herman schilderden de schaapjes al op het droge: ze bezaten acht panden in de Burchtstraat, genoeg voor een stil leven, zou je zeggen. Johan Maelwael en zijn drie neven van Lymborch – zonen van Mette – zouden na 1400 in Frankrijk carrière maken, maar bleven de band met Nijmegen koesteren.
Nijmegen lag – en ligt – tussen Rijnland, Bourgondisch Brabant en IJsselstreek. De stad vereenzelvigde zich met de belangen van de Gelderse hertogen. Herman en Willem leefden zich uit in de heraldische versiering van schilden, wapens en wimpels. Als hovelingen waren ze ook thuis in protocol en diplomatie. Een van hun belangrijkste werken is het Wapenboek Gelre waarin ze wapens en helmtekens van honderden ridders vastlegden. Hun armoriaal (wapenboek) onderscheidde ruim 1750 wapens. Hun tekenstijl doet al denken aan Franquin (tekenaar Guust Flater) en Hergé (Kuifje): ‘klare lijn’, knipogen de auteurs.
Jan van Berry
Opzienbarender was de tweede en derde generatie. Op voorspraak van de hertogin van Gelre, Catharina van Beieren, kon Johan aan de slag aan het Franse hof. Deze Maelwael portretteerde de vorsten Filips de Stoute en Jan zonder Vrees en beschilderde beeldhouwwerken van andere gastarbeiders uit het noorden, zoals de Haarlemmer Klaas Sluter en de Veluwenaar Klaas van Werve. Hij introduceerde vermoedelijk zijn drie Nijmeegse neven aan het hof.
Herman, Paul en Johan van Lymborch werkten eerst voor Filips de Stoute, vanaf 1404 voor diens broer, Hertog Jan van Berry (Jean, Duc de Berry). Dit was een van de rijkste kunstminnaars en collectioneurs van zijn tijd. Het drietal werkte eerst aan een Bible moralisée, een plaatjesboekje vol stichtelijke tekeningen en Bijbelteksten. Ook verluchtten ze getijdenboeken, zeg maar gebedenboekjes in zakformaat. In hun laatste werk, de Très Riches Heures de Duc Jean de Berry ging alle aandacht uit naar hun schilderingen.
Waar illuminatie eerst tekst aanvulde was dat nu andersom. De samenstellers nemen liefst vierendertig afbeeldingen uit dit wereldberoemde, maar slechts zelden getoonde, getijdenboek op in hun boek. Het zijn stuk voor stuk magnifieke werken die deskundig worden toegelicht. De broers stonden op het hoogtepunt van hun roem, toen ze in 1416 – aan de pest? – overleden, zo rond de dertig jaar oud. Hun aandeel aan de Très Riches Heures hadden ze nog niet afgerond. Met hun dood verdween de familie zo ongeveer van het toneel maar niet uit de kunstgeschiedenis.
Kanttekeningen
Vooral in voorwoord en inleiding draait veel om de enorme onbekendheid van deze vroege schilders, ondanks hun grootse prestaties. Maar is hun werk echt zo onbekend? H.W. Jansons History of Art(1991, 4e druk) geeft ze bijvoorbeeld een mooie plek in een eregalerij van middeleeuwse kunst. Oké, de Limbourg Brothers worden hier neergezet als Vlaamse meesters en niet als Gelderse maar is dat zo relevant? En legde de familie de kiel voor de Nederlandse kunst? Zo ja, dan deden ze dat toch vooral in Frankrijk voor Bourgondische opdrachtgevers. Stel dat de familie in Kleef gebleven was, waren ze dan nu Duitse kunstenaars avant la lettre geweest? Het toe-eigenen van deze kunstenaars komt kortom opgeklopt over. En dat voor een tijd waarin grenzen diffuus waren en zeker niet overeenkwamen met tegenwoordige afbakeningen. Internationale beïnvloeding was er natuurlijk wél: de topkwaliteit van Très Riches Heures was mede te danken aan de reis van Paul van Lymborch naar Italië, aldus de auteurs.
Opvallend is verder dat de eerste en tweede generatie Maelwael er bekaaid af komen. Voor hun werk zijn twintig pagina’s uitgetrokken. Voor de broers van Lymborch… honderd pagina’s. De verdeling is dan andermaal scheef: zeventig pagina’s zijn gewijd aan dat ene alles overschaduwende Très Riches Heures. Daaronder ook alle twaalf kalenderbladen. Allemaal even schitterend maar toch: waarom zo onevenwichtig? Trouwens, ook de boektitel begint met Johan Maelwael en laat dus de eerste generatie Maelwael ongenoemd.
Voor wie toe-eigening en balans niet zo relevant vindt, maakt dat natuurlijk niet veel uit. Dit is gewoon een fijn kunstboek met prachtplaten van het heilige- en het gewone leven in de late Middeleeuwen. Ze imponeren dankzij felle kleuren, overwogen composities, sprekende portretten en net niet realistische tekeningen. Perspectief en anatomie houden iets magisch. De thema’s variëren van vertrouwde christelijke thema’s als de Aanbidding van de Heilige Drie-eenheid of de Kruisafneming tot prachtige miniaturen van eggende en zaaiende, in vodden geklede boeren en een stel zwijnenhoeders aan de rand van het bos. Het zijn betoverende werken.
Een prachtig kijk- en leesboek dus met verder nog diverse nuttige bijlagen waaronder een tijdlijn van deze drie generaties schilders, plattegronden van middeleeuws Nijmegen, Champmol en Parijs en een overzicht van musea met werk van de Maelwael-van Lymborchs. Verantwoordingen en colofon ontbreken natuurlijk niet, een register jammer genoeg wel.
Tenslotte, voor verdere verdieping is een bezoek aan het Nijmeegse Gebroeders van Lymborch huisaan te raden – figuurlijk en letterlijk, want zelfs de middeleeuwse kelder in dit oude woonhuis van de Maelwaels is schilderachtig mooi.
Bron: Joost Eskes, Historiek.net,
Johan Maelwael en de gebroeders Van Lymborch.
Grondleggers van de Nederlandse schilderkunst
André Stufkens, Clemens Verhoeven
212 pagina’s - € 29,99
Deze publicatie is een herwerkte versie van het proefschrift waarop Margreet Brandsma in 2021 aan de Universiteit Leiden promoveerde. Centraal staat de figuur van Margaretha van Bourgondië, de oudste dochter van hertog Filips de Stoute en Margaretha van Male. Zij trad in 1385 samen met haar broer, de latere Bourgondische hertog Jan zonder Vrees, in het fameuze dubbelhuwelijk van Kamerijk. Margaretha en Jan trouwden respectievelijk met de zoon en dochter van Albrecht van Beieren. Met haar echtgenoot Willem, die graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland was, bestuurde Margaretha van Bourgondië deze drie graafschappen. Ze had – zo onthult het boek – een zeer groot en blijvend engagement voor de belangen van haar kind en erfopvolgster Jacoba van Beieren. Deze laatste geniet reeds eeuwenlang veel aandacht en na de biografie door Antheun Janse uit 2009 is wat over haar terecht (maar vaak ook ten onrechte) de ronde deed in de juiste context geplaatst.
Over de moeder van Jacoba van Beieren was tot de publicatie van het boek van Margreet Brandsma heel wat minder kennis voorhanden. Margaretha van Bourgondië komt duidelijk naar voren als een dame die, in lijn van haar Franse koninklijke en Bourgondisch-Vlaamse af komst, zich niet al- leen bewust was van haar vorstelijke status, maar ook van aanpakken wist. Zo kon ze zich in de bijzonder turbulente eerste decennia van de vijftiende eeuw staande houden. Ze was door haar afkomst en huwelijk ook een speler in de internationale politiek en dat alles te midden van verscheurende ‘binnenlandse’ vetes (zoals de burgeroorlog tussen Bourguignons en Armagnacs in Frankrijk en de vetes tussen Hoeken en Kabeljauwen in Holland) en interne familiale conflicten (zoals die rond de verschillende huwelijken van haar dochter en de intriges van haar schoonbroer Jan van Beieren). Zoals de titel van het boek aangeeft, schipperde ze daarbij met veel brio tussen de niet altijd gelijklopende belangen van haar dynastie van oorsprong (die van de Valoishertogen van Bourgondië) en het Beierse geslacht waartoe ze door haar huwelijk was gaan behoren. Na het overlijden van haar echtgenoot in 1417 tot aan haar dood in 1441 wist ze als vorstin- weduwe via haar weduwgoed (douarie) een eigen politieke lijn te ontwikkelen. Dat ze uiteindelijk het hoofd diende te buigen voor de ambities van haar Bourgondische neef, hertog Filips de Goede, en diende te aan- vaarden dat hij – en niet haar dochter Jacoba – heerser werd over de drie graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland, is niet als een absolute mislukking te beschouwen. De concrete omstandigheden waarin het een en ander werd uitgeklaard, illustreren wat een agency een vorstin in deze periode aan de dag wist te leggen.
Het eerste deel van het boek biedt in zes chronologische hoofdstukken een overzicht van het leven en de carrière van Margaretha: van een pion op het matrimoniale schaak- bord van haar dynastie van herkomst, tot haar overlijden in haar gelief koosde Hene- gouwse residentie in Le Quesnoy en haar bijzetting in de kapel die zij daar stichtte. Dit laatste gebeurde in aanwezigheid van hertog Filips de Goede en hertogin Isabella van Portugal. Het valt zonder meer op dat ze Le Quesnoy als haar laatste rustplaats had ge- kozen en niet de Haagse hofkapel, waar haar dochter en schoonouders lagen begraven, of het mausoleum van de Bourgondische her- togen, dat haar vader had gesticht. De keuze voor Le Quesnoy onderlijnt haar gehechtheid aan het graafschap Henegouwen. Deze gehechtheid blijkt ook uit het tweede deel van dit boek dat dankbaar gebruik maakt van het archief van de Rijselse rekenkamer, waar bronnen overvloedig voorhanden zijn. In de eerste plaats maakt de auteur gebruik van rekeningen waarmee het wedervaren van het weduwgoed van Margaretha in de verschillende vorstendommen kan worden gereconstrueerd. De niet onbelangrijke financiële middelen die ze tot haar beschik- king had, werden aangewend om, andermaal in de volle traditie van haar Bourgondische familie, een op status gerichte ostentatieve levensstijl aan te houden. Hierbij valt op hoe verstandig ze de middelen die voorhanden waren beheerde, in tegenstelling tot verschillende van haar familieleden.
Een derde deel gaat, in lijn met deze indrukwekkende financiële analyse, in op de door Margaretha gevoerde hofhouding. Die wordt door Margareet Brandsma treffend omschreven als een Beierse hofhouding van Bourgondische proporties. Hier, maar ook elders, getuigt het boek dat zowel op origineel bronnenonderzoek is gebaseerd als gebruik maakt van een indrukwekkende literatuurlijst, van een aangehouden internationale vergelijking. Dit is ook het geval in het vierde en laatste deel waarin aandacht wordt besteed aan de religieuze en literaire patronage die Margaretha andermaal in lijn met de familiale tradities aan de dag legde. Ook hier valt op dat ze zich zowel kwantitatief en kwalitatief op een welhaast vorstelijk niveau bewoog. Het verwondert dan ook niet dat Margaretha van Bourgondië prominent aanwezig is in de tekst bij uitstek waarin heel vroeg en met een voor die tijd erg verfrissende blik naar de rol van vrouwen wordt gekeken: Het boek van de stad der vrouwen (de fameuze Cité des dames) van haar tijdgenoot Christine de Pizan. Over Margaretha van Bourgondië heeft een anonieme eigentijdse dichter een lofdicht geschreven, waarin over haar wordt gesteld: ‘par proesse son pais gardé a, par hardiesse mult bien deffendu l’a’ (met dapperheid heeft ze haar land behouden en met stoutmoedigheid heeft ze het verdedigd). ‘Hardi’ was ook de kwalificatie waarmee haar vader hertog Filips de geschiedenis is ingegaan, en waarmee een latere hertog (die we eerder kennen als le Téméraire, ‘de Stoute’) soms ook werd omschreven. Met deze exemplarische studie heeft Margreet Brandsma aangetoond dat ook de vrouwen uit deze dynastie dergelijke kwalificatie meer dan verdienen.
Margreet Brandsma, Tussen twee dynastieën.
Margaretha van Bourgondië 1374-1441,
gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland
(Uitgeverij Verloren; Hilversum, 2022) 304 p., ill., € 29,00
Bron: Marc Boone, Universiteit Gent, Tijdschrift voor geschiedenis 135.4 (2022)
In Indiculus beschrijft Luit van der Tuuk de spirituele belevingswereld van de Vroege Middeleeuwen. Voor de vroege middeleeuwer waren de waarneembare en de bovenzinnelijke wereld volledig met elkaar verweven, laat Luit van der Tuuk zien in Indiculus. Iedereen was zich voortdurend bewust van de aanwezigheid van bovennatuurlijke machten die invloed uitoefenden op het aardse bestaan. Van der Tuuk beschrijft in dit boek de spiritualiteit in de vroege middeleeuwen. Als kapstok gebruikt hij de Indiculus superstitionem et paganiarum, Latijn voor “kleine lijst van bijgelovige en heidense gebruiken”. De daarin bijeengebrachte opsomming van soms moeilijk te doorgronden begrippen levert een verrassende verzameling van religieuze en magische gebruiken op. Luit van der Tuuk werpt in Indiculus een helder licht op de spirituele beleving van de vroege middeleeuwers. In dit zeer interessante boek bespreekt de auteur diverse christelijke en niet-christelijke rituelen uit de Vroege Middeleeuwen.
In de inleiding bespreekt hij de Indiculus en wat daar allemaal in beschreven staat.
Hierin gaat hij de discussie over bepaalde concepten niet uit de weg. Zo bespreekt hij de problematiek rondom het concept “heidens”. Heidendom verwijst naar iemand die woont op de heide en koppelt dat aan het Latijnse paganus, waarmee ook de antieke religies vaak beschreven worden, namelijk “pagan”. Inderdaad past heidendom beter bij de Germaanse en Keltische religies dan bij de Griekse-Romeinse, die ik liever als niet-christelijk of als polytheïstisch duid. Hij gaat ook in op de concepten religie en magie die inderdaad in elkaar overlopen. Toch is er een belangrijk verschil. Bij religie vraag je om hulp van heiligen of God, bij magie dwing je dat af met behulp van bezweringen en toverspreuken. Ook de term superstitio (“bijgeloof”) wordt besproken.
Wat Van der Tuuk niet bespreekt is het concept ritueel. Hoe definieert hij dit essentiële concept? Hij heeft totaal geen gebruik gemaakt van de Ritual Studies, hét interdisciplinaire platform dat rituelen onderzoekt. Het maakt nogal uit hoe je ritueel definieert. Is het slechts een symbolische handeling of een min of meer herhaalbare reeks van vaste elementen? Belangrijke wetenschappers als Ronald Grimes, Catherine Bell en Paul Post hadden hier kunnen helpen.
Daarnaast beschrijft Van der Tuuk veel voorbeelden van wat wij rituele dynamiek noemen, namelijk dat rituelen altijd in beweging zijn en zich steeds ontwikkelen. (1)
In dit boek speelt rituele dynamiek zich vooral af binnen het concept christianisering, waarvan de auteur vele voorbeelden geeft. Denk bijvoorbeeld aan offerrituelen, doodsrituelen, grafrituelen en genezingsrituelen. Hierbij komen steeds de niet-christelijke en christelijke kant aan bod. Denk hier aan het gebruik van amuletten, dat zowel door Grieken, Romeinen, Germanen als christenen werd gebruikt.
Een ander belangrijk thema is waarzeggerij ofwel divinatie dat met veel voorbeelden wordt geïllustreerd. Denk hier aan wichelarij, waarbij vlucht van vogels wordt geanalyseerd of de lever van dieren wordt gelezen. Een ander belangrijk voorbeeld is dromen waarin mensen voorspellingen of andere boodschappen krijgen. Hoewel Luit van der Tuuk de term niet noemt, beschrijft hij het ritueel tempelslaap, waarin een zieke naar een tempel van Asklepios en Hygieia gaat en daar tijdens de droom wordt genezen van zijn ziekte. Nadien offert hij een votiefreliëf. Het christendom nam dit ritueel over, waarbij de goden werden vervangen door martelaren en heiligen en de tempel door een kerk werd vervangen.(2)
Magie is een ander voorbeeld dat genoemd wordt. Denk bijvoorbeeld aan heksen die met toverspreuken allerlei verschijnselen veroorzaakten, zoals de pest of onweer. Aan de andere kant konden onweermakers onweer produceren.(3) Verder blijkt dat de Indiculus nauw was verbonden met de missie van Bonifatius die er op late leeftijd nog op uit ging om de Friezen te bekeren, maar in 754 werd vermoord.(4)
Kortom, Luit van der Tuuk heeft wederom een prachtig en interessant boek geschreven waar hij erg trots op mag zijn. Hij heeft een onbekend document op heldere wijze ontsloten voor het grote publiek. Maar, wederom vergeet of weigert hij nieuwe literatuur te verwerken, zoals hier genoemd. Dit is betreurenswaardig. Het roept de vraag op waarom er zoveel weerstand is. Hopelijk wordt dit hersteld in een tweede druk. Over tempelslaap is bijvoorbeeld veel meer te vertellen dan nu is gedaan. Dat geldt ook voor wat rituelen zijn bijvoorbeeld. Desondanks is dit boek een aanrader en erg handig als naslagwerk.
voetnoten:
Bron: Mark Beumer in: Kleio-Historia, nr. 16. (2022)
Luit van der Tuuk - Indiculus.
Heidense en bijgelovige rituelen uit de vroege middeleeuwen
272 pp. €23,50.
Hoe raakte het christendom hier verspreid? Eén monnik en één mirakel volstonden volgens de traditie. Geert Berings fileert de schaarse bronnen over de heilige Amandus en brengt onze contreien tijdens de vroege middeleeuwen tot leven.
Recensie door Jonas Roelens in De Standaard van zaterdag 14 januari 2024.
In de zevende eeuw voer een bisschop met de welluidende naam Amandus (“hij van wie moet worden gehouden”) op een gammel bootje de Schelde op. Daarvoor had hij al een monsterlijke slang overwonnen en een overledene tot leven gebracht. In de Scheldevallei overtuigde hij heidenen om hun heilige bomen om te hakken en zich te laten dopen. Dankzij de stichting van een reeks abdijen verankerde hij het christendom van Noord-Frankrijk tot diep in het huidige Vlaanderen. Althans, zo klinkt het in de heiligenverhalen die soms meer dan een eeuw na Amandus’ dood geschreven werden.
Schrijver en docent Geert Berings wuift de wierookwolk van heiligheid rond Amandus weg en brengt licht in een periode die vaak als ‘duister’ omschreven wordt. Om Amandus in perspectief te plaatsen, vangt Berings zijn verhaal aan in de Scheldevallei tijdens de laatste eeuwen van de Romeinse tijd. De Gallo-Romeinse elite is vertrokken waardoor er geen politieke controle, economisch netwerk of Latijnse cultuur meer aanwezig is. Er zijn geen sporen van christendom in dit uitgestrekte gebied, dat vooral bevolkt wordt door inheemse boeren en Germaanse nieuwkomers.
Berings maakt op heldere wijze gebruik van de meest recente bevindingen uit de archeologie om het dagelijkse leven te beschrijven, maar toont ook aan hoe plaatsnamen van talloze Vlaamse dorpen eindigend op -gem verwijzen naar Germaanse nederzettingen.
Geen einzelgänger
In plaats van Amandus als een einzelgänger neer te zetten, toont Berings hoe koningen, edellieden, bisschoppen en pausen stilaan hun plek op het speelveld innemen en allianties vormen. Koningen laten zich dopen en gebruiken de kerkelijke structuur om hun invloed uit te breiden. Vergeet het beeld van oppermachtige alleenheersers die hun zin kunnen doen. Middeleeuwse koningen moeten schipperen tussen machtige clans in hun verdeelde rijk. De joint venture tussen kroon en altaar helpt beide partijen vooruit en stimuleert de missionering van afgelegen gebieden door figuren als Amandus.
Over het eigenlijke leven van de heilige weten we verrassend weinig. Hij werd wellicht rond het jaar 600 geboren en leefde een tijd als kluizenaar voor hij naar Rome ging als rondtrekkend prediker. Daar trok hij de aandacht van koning Dagobert I, die hem steunde om een eerste klooster in Noord-Frankrijk te stichten, van waaruit hij als missionaris naar de Scheldevallei vertrok. In Gent stichtte hij zowel de Sint-Pieters als de Sint-Baafsabdij. Na een tijd werd hij gepromoveerd tot bisschop van Maastricht, al klaagde hij al snel tegen de paus over de lokale weerstand die hij daar ondervond.
Er wordt lustig gewied in de vele ongeloofwaardige details uit de middeleeuwse heiligenlevens over Amandus. Dat blijken niets meer dan standaardmotieven uit oudere hagiografieën. Berings stelt Amandus treffend voor als een Pinokkio die uit losse onderdelen werd samengesteld door een schrijvende Gepetto.
Maar in zijn gedrevenheid om het totale plaatje te schetsen, duurt het best lang voor Berings tot de kern van de zaak komt: hoe hebben Amandus en zijn tijdgenoten het geflikt om een totaal nieuwe religie duurzaam te verankeren in een geïsoleerd gebied? Niet door tempels te vernietigen en heilige bomen om te hakken, maar door tempels als kerken in te richten. Door offerfeesten lichtjes aan te passen om niemand te bruuskeren. Of door heiligen in te voeren als alternatief voor het veelgodendom. Pragmatisme en milde manipulatie dus.
GEERT BERING
Hak om, die boom. Een verhaal van de kerstening in Vlaanderen
Ertsberg, 312 blz., € 27,95 (e-boek € 13)
‘Vader van Europa’ noemde een dichter hem al rond circa 800. Karel de Grote spreekt tot vandaag tot de verbeelding, maar het mythisch beeld van de zogenaamde dappere, grootse vorst dreigt de historische werkelijkheid te overschaduwen.
Karel de Grote transformeerde het Frankisch Rijk tot het grootste West-Europese rijk van de Middeleeuwen. Weinig heersers hebben door de eeuwen heen zoveel voor de politieke en culturele ontwikkeling van Europa betekend als Karel. In een moeilijke tijd, gekenmerkt door politieke kleinzieligheid en voortdurende machtsstrijd, slaagde Karel de Grote erin zijn heerschappij over het grootste deel van West- en Centraal-Europa uit te breiden. Uitbreiding vond plaats door succesvolle oorlogen en veroveringen. Het is moeilijk om dichtbij de gebeurtenissen van de vroege middeleeuwen te komen, maar dankzij verhelderende bronnen en zijn eigen kennis van die tijd slaagt Dick Harrison erin een levendig beeld te schetsen van de opkomst van het Frankische rijk tijdens Charles’ lange regering.
Karel de Grote leefde zo’n twaalf eeuwen geleden, en toch is hij als koning der Franken, als Frankisch keizer van de christelijke wereld en als vader van Europa, nog steeds prominent aanwezig in het collectief geheugen. Een brugfiguur in een tijdvak waarin een oude wereld aftakelde en een nieuwe beschaving aarzelend haar eerste passen zette. Ook in zijn eigen tijd sprak Karel de Grote tot de verbeelding. Zijn hoge leeftijd en zijn lange gestalte – hij was uitzonderlijk groot voor die tijd – gaven voeding aan talloze verhalen. Het mythische beeld van de dappere, grootse vorst dreigt daarom de historische werkelijkheid te overschaduwen. Dit is een biografie van de man, zijn prestaties en zijn tijd.
Karel de Grote veranderde het Frankisch Rijk in het grootste West-Europese rijk van de vroege middeleeuwen en verwierf daarmee een bijna mythische status en is één van de beroemdste ridderkoningen uit de geschiedenis. Weinig heersers hebben door de eeuwen heen zoveel betekend voor de politieke en culturele ontwikkeling van Europa. In een roerige tijd die werd gekenmerkt door constante machtsstrijd, slaagde Karel de Grote erin zijn heerschappij over een groot deel van wat nu de Europese Unie is te vestigen.In de loop der tijd heeft de legendarische keizer de historische figuur weliswaar overgenomen. De scheidslijn tussen wat waargebeurd en wat legende is, is flinterdun. Dankzij verhelderende bronnen en de meest actuele wetenschappelijke inzichten, weet historicus Dick Harrison een levendig historisch beeld te schetsen van zijn lange regeerperiode. “Karel den Store" werd vertaald door Ger Meesters.
Meesterverteller Dick Harrison is hoogleraar aan de universiteit van Lund en Zwedens bekendste historicus. Hij schrijft blogs, artikelen, romans en non-fictieboeken en maakt tv-documentaires over Europese en Zweedse geschiedenis. Zijn werk is vertaald in het Deens, Noors, Duits en Nederlands. In België en Nederland zijn van zijn boeken al bijna 50.000 exemplaren verkocht.
Dick Harrison
Karel de Grote Erfgenaam van Rome, vader van Europa
190 bladz. geïllustreerd - € 22,99
Bron: Michel Dutrieue, stretto.be
De Bourgondische tijd was in alle opzichten voorspoedig maar niet voor de positie van de edelvrouw. In deze overgangstijd van middeleeuwen naar renaissance pikten mannen het niet langer dat vrouwen in eigen naam bestuurden. De vrouwen verzetten zich, soms met de moed der wanhoop, tegen deze evolutie.
De 15de eeuw beleefde het hoogtij van Bourgondië, maar was tevens een breuklijn in de positie van de edelvrouw. In deze overgangstijd van Middeleeuwen naar Renaissance, raakte de reële macht van heel wat adellijke dames nl. ondermijnd. Mannelijke kroniekschrijvers geloofden en herhaalden maar, dat bv. Margaretha van Brabant († 1380) de minnares van haar man had vermoord, dat Jacoba van Beieren († 1436) een lichtzinnig warhoofd was, dat Isabella van Portugal († 1472) door haar man, Filips de Goede, wegens ongehoorzaamheid werd gedumpt en verbannen, en dat Johanna van Castilië († 1555) echt waanzinnig was en dus terecht moest worden opgesloten. De eerste vrouw die alarm sloeg was Christine de Pisan (1364-1430), een Franstalige schrijfster van Italiaanse afkomst, die reeds op 25-jarige leeftijd weduwe was geworden. Ook later bestreden veel edelvrouwen, vooral de prinsessen en vorstinnen die voorbestemd waren om te regeren, de teloorgang van hun waardigheid.
In dit boek worden 10 edelvrouwen voorgesteld, Margaretha van Brabant, Margaretha van Male, Christine de Pisan, Jeanne d’Arc, Isabella van Portugal, Guigone de Salins, Jacoba van Beieren, Maria van Bourgondië, Johanna de Waanzinnige en Margaretha van Oostenrijk. Ze waren vaak moedig maar steeds meer machteloos.
Margaretha van Brabant (1323-1380) was de dochter van de beroemde Brabantse hertog Jan III en werd de echtgenote van de Vlaamse graaf, Lodewijk van Male. Hun dochter, Margaretha van Male (1350-1405) (foto), huwde met Filips de Stoute en werd de moeder van o.a. Jan zonder Vrees, (1371-1419). Jacoba van Beieren (1401-1436) was het derde kind en eerste dochter van de negen kinderen van Filips de Stoute en Margaretha van Male. Isabella van Portugal (1397-1471) (foto) was de dochter van de Portugese koning Johan I en Filippa van Lancaster. Ze was de derde vrouw van Filips de Goede, was regentes van de Bourgondische Nederlanden en werd de moeder van Karel de Stoute. Guigone de Salins (1403-1470) stichtte in 1443 met haar echtgenoot Nicolas Rolin, kanselier van Filips de Goede, de Hospices de Beaune (Hôtel-Dieu) (foto)
Maria van Bourgondië (1357-1482) (foto) was het enig kind van Karel de Stoute en Isabella van Bourbon. In 1477, trouwde ze met de 18-jarige kroonprins, Maximiliaan I van Oostenrijk. Johanna van Castilië (de Waanzinnige) (1479-1555) huwde met Filips de Schone en werd de moeder van keizer Karel V. Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) (foto), de landvoogdes van de Habsburgse Nederlanden en de enige dochter van Maximiliaan I van Oostenrijk en Maria van Bourgondië, was de zuster van Filips de Schone.
Edward De Maesschalck, een bekend auteur van boeken over o.a. de Bourgondische vorsten, de Graven van Vlaanderen en de Habsburgers, brengt deze vrouwen voor het voetlicht en laat hen opnieuw schitteren. Tussendoor gaat aandacht naar fenomenen als bastaards, nonnen, begijnen, zieneressen, politiek actieve vrouwen en vermeende heksen, (in “De Heksenhamer (1487), werden nl. alle vrouwen als potentiële heksen afgeschilderd), vrouwenkleren en juwelen, (Hoofse) liefde, seks en ongepaste mannengrappen.
Edward De Maesschalck
Moed en Tegenspoed
Edelvrouwen in de Bourgondische tijd
303 bladzijden geïllustreerd
Bron: Michel Dutrieue; stretto.be
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan:
Aanbevelingen door leden:
bernard-de-clairvauxEen geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau!
Statistieken
Opgericht: 09-04-2001
Eigenaar: Calamandja
Leden: 158
Gewijzigd : 04.11.2024
Aanbevelingen : Lees aanbevelingen
Aanbevelingen
bernard-de-clairvaux |
Een geweldige community over de middeleeuwen in al haar facetten. Boeken, tentoonstellingen, steden en discussies met diepgang en humor. Een Vlaams-Nederlandse samenwerking van historisch niveau! |
26.09.2024 | 20:32
Het MOU (Museum van Oudenaarde en de Vlaamse Ardennen) pakt uit met een primeur: voor het eerst wordt een internationale tentoonstelling gewijd aan Margaretha van Parma, dochter van Keizer Karel V en de Vlaamse dienstmeid Johanna Van der Gheynst. Dit evenement trekt veel aandacht, niet in h…
Lees meer…
In de ban van de middeleeuwen in het Catharijneconvent
05.09.2024 | 23:49
Haal dit najaar je hart op aan middeleeuwse pracht uit kasteel De Haar, kasteel Huis Bergh en Museum Catharijneconvent. Hun adembenemende kunstcollecties ontstonden vanaf de negentiende eeuw vanuit een diepgevoeld verlangen naar vervlogen tijden. Wat dreef de mensen die deze eeuwenoude kunst zo d…
Lees meer…
De historische canon van Europa
15.06.2024 | 14:24
Jona Lendering heeft naar aanleiding van de voorbije Europese verkiezingen een Europese canon opgesteld. Wat de periode van de Middeleeuwen betreft maakte hij de volgende 15 vensters:
DE LATE OUDHEID
Het Romeinse Rijk
Periode: Tot de zesde eeuw / tot 1453
In het krachtige en w…
Lees meer…
Vroege middeleeuwers smolten Byzantijns zilverwerk om …
17.04.2024 | 00:44
In de zevende eeuw kende de handel in Noordwest-Europa een stevige boom. Om snel aan cash te geraken werd – bij gebrek aan een bankautomaat – Byzantijns zilverwerk omgesmolten.
Britse archeologen en historici zijn op een bijzondere vorm van geldcreatie gestoten. Toen in de tweede h…
Lees meer…
In de catalogus wordt overigens heus wel aandacht besteed aan de onderdrukking en vervolging van…
Nuttige feedback in deze recensie en leuke gespreksstof voor onze club. Ongetwijfeld zullen de o…
Interessant is de English …
Men zou diezelfde studie eens moeten doen betreffende de religieuze manuscripten.
Thanks for your sharing,That's pretty cool.
Kathedralenbouwers - Georges Duby
Het standaardwerk van Georges Duby, nu in de allermooiste full colour-uitgave ooit. De kathedralenbouwers is hét meesterwerk over ontwikkelingen in de middeleeuwse kunst in Europa. In dit alom geprezen boek – hiervoor het eerst in een zeer rijk geïllustreerde editie – schetst de beroemde mediëvist Georges Duby een rijk cultuurhistorisch portret van een complex en schitterend tijdperk. Hij voert zijn lezers langs romaanse kloosters uit de tijd dat monniken het middelpunt van het culturele en geestelijke leven vormden, via de majestueuze kathedralen uit de gotiek, naar de profane veertiende-eeuwse paleizen. Op beeldende wijze beschrijft hij allerlei kunstuitingen; van koninklijke graven in de kathedraal van Saint-Denis tot de schitterende glas-in-loodramen van Chartres, de fresco’s van Giotto en de sterrenmantel van Hendrik de Tweede. Alle kunstwerken blijken sleutel tot een beter begrip van de sociologische omstandigheden en de mentaliteit van de middeleeuwer. GEORGES DUBY (1919-1996) behoort tot de meest invloedrijke historici en middeleeuwenkenners van de twintigste eeuw en was vanaf de jaren zeventig tot aan zijn overlijden een van de prominentste Franse intellectuelen. Hij was lid van de Académie française.
Op reis in de middeleeuwen - Anthony Bale
Van de bruisende bazaars van Tabriz tot het mysterieuze eiland Caldihe, waarvan ze zeiden dat er schapen aan de bomen groeiden, brengt Anthony Bale het verleden in dit boek op een even onweerstaanbare als verrassende manier tot leven. Hij nodigt de lezer uit door een wereld te reizen die doorspekt is van buitengewone wonderen en lang vergeten oriëntatiepunten. We reizen mee met geleerden, spionnen en heiligen, van West-Europa tot het Verre Oosten, naar de Antipoden en de uiteinden van de wereld. Op reis in de Middeleeuwen is geen gewone reisgids, dit boek bevat alles: van godslasterlijke pelgrimsinsignes tot Venetiaanse laxeermiddelen, vliegende doodskisten, ontmoetingen met bandieten en afspraakjes met prinsessen. Op basis van nooit eerder vertaalde middeleeuwse teksten uit West-Europa, maar ook uit gebieden zo ver en uitgestrekt als Turkije, IJsland, Armenië, Noord-Afrika en Rusland, schreef Anthony Bale een unieke, levende atlas van de Middeleeuwen, waarin het onderscheid tussen echte en ingebeelde plaatsen vervaagt. Het resultaat is een fantastische, van begin tot eind boeiende reis door de middeleeuwse wereld, gezien door de ogen van degenen die daardoorheen reisden. Zo biedt Op reis in de Middeleeuwen een levendig en onvergetelijk inzicht in hoe de middeleeuwers hun wereld begrepen. Anthony Bale (1975) is professor Middeleeuwse Geschiedenis aan de Universiteit van Londen. Hij publiceerde diverse wetenschappelijke artikelen en boeken over middeleeuwse literatuur en cultuur, met Op reis in de Middeleeuwen richt hij zich op een groter publiek.
De Naam van de Roos - graphic novel 1
De naam van de roos was een wereldwijde bestseller en is nog altijd een ongekend populaire roman. Met zijn unieke combinatie van thema’s en genres wist Umberto Eco een enorm publiek aan te spreken. Het is niet voor niets dat Le Monde het boek uitriep tot een van de honderd belangrijkste boeken van de twintigste eeuw. Ruim veertig jaar na de verschijning van De naam van de roos krijgen lezers opnieuw de kans zich te verliezen in de verhaalwereld van Umberto Eco. Niemand minder dan Milo Manara brengt de roman naar de wereld van de negende kunst. In deze graphic novel maakt Manara het werk van zijn landgenoot tot een geheel nieuwe beleving. Umberto Eco (1932-2016) was een van de grootste en succesvolste schrijvers van Europa, en de auteur van wereldwijde bestsellers als De naam van de roos, De slinger van Foucault,Het eiland van de vorige dag, Baudolino en De begraafplaats van Praag. Milo Manara (1945) is een Italiaanse tekenaar voor wie Umberto Eco, zelf ook groot stripliefhebber, veel bewondering had.
Expo ‘North Sea Crossings’
"Maria van Gelre in beeld" door Johan Oosterman
Taal in Rotta
Hebban olla vogala uitgelegd door een taalkundige
Literatuurgeschiedenis - De middeleeuwen
Van goud naar eenvoud. Boekproductie in de Middeleeuwen.
'Metamorphoses' gedrukt door Colard Mansion in Brugge in 1484
Gebedenboek van hertogin Maria van Gelre
Van Rome tot Rome - Dan Jones
De laatste jaren verschenen diverse bestsellers over de middeleeuwen, maar het ontbrak aan een prettig leesbaar overzichtswerk. Dit boek is een geslaagde poging om deze periode op een aantal hoofdlijnen aantrekkelijk te presenteren. Dat begint bij de val van het antieke Rome en eindigt met de Habsburgse plundering van dezelfde stad, die intussen eeuwen functioneerde als de religieuze hoofdstad van Europa. Vanzelfsprekend is er aandacht voor de opkomst van kloosters en het ridderschap. Tevens blijkt dat dankzij de inventiviteit van kooplieden, wetenschappers en ingenieurs veel moderne verworvenheden hun oorsprong hebben in de middeleeuwen. De huidige universiteiten vormen daarvan bijvoorbeeld een erfenis. De schrijver presenteert een aanstekelijke stoet aan personages en gebeurtenissen, die echter nadrukkelijk in dienst staan van een heldere verhaallijn. Ook de invloed van klimaat, ziekte en propaganda komt aan bod. De middeleeuwers hadden te maken met uitdagingen die ook nu actueel blijken. Met diverse kaarten, een kleurenkatern en daarnaast een notenapparaat en literatuuroverzicht. 720 pagina's - € 39,99 (Recensie van J.H.M.J. Busio)
De zwarte dood - Dick Harrison
Rond 1350 werd Europa een aantal malen geteisterd door uitbraken van de pest. Hoewel deze ziekte daarna nog regelmatig rondwaarde is de middeleeuwse zwarte dood in het collectieve geheugen gehecht geraakt. Na een korte medische verkenning beschrijft dit boek uitvoerig de omstandigheden waaronder deze ziekte zo kon huishouden. Met name handel en oorlog droegen bij aan de verspreiding van ratten en vlooien, dragers van de dodelijke bacterie. Ook de sociale, culturele en economische gevolgen worden belicht, met aandacht voor het historisch debat over de daadwerkelijk rol van de pest in een aantal grote maatschappelijke veranderingen. Vanzelfsprekend komen de beperkte geneeskundige inzichten aan bod en ook de tragische vervolging van zondebokken. Een overzicht van de pandemie per Europees deelgebied levert een overdaad aan aangrijpende verhalen, maar ook verrassend concrete statistische details. Zeer aantrekkelijk en degelijk boek over een onderwerp dat blijft intrigeren. Met uitgebreid literatuuroverzicht, kleurenkatern en personen- en plaatsnamenregister. 496 blz. - € 39,99 (Recensie van J.H.M.J. Busio)
Erfgoed Kortrijk - Getijdenboek
Bladzijde uit een 15e eeuws "getijdenboek" in het Latijn, bewaard in de Bibliotheek van Kortrijk.
Een getijdenboek (liber horarum) is een middeleeuws handschrift dat werd gebruikt om te bidden op acht vaste momenten van de dag (getijden). Het is in wezen een boek vol teksten, gebeden, bijbellezingen en psalmen, bestemd voor de persoonlijke devotie van leken (niet geestelijken). Alle getijdenboeken bevatten dezelfde teksten en toch is ieder getijdenboek uniek. Aangepast aan de smaak en rijkdom van de opdrachtgever werden ze eenvoudig uitgevoerd of eerder weelderig, verrijkt met vele miniaturen en randdecoraties. Getijdenboeken zijn de meest voorkomende versierde middeleeuwse handschriften; het waren als het ware de bestsellers van de 14e en 15e eeuw. Aangezien er heel wat van die getijdenboeken bewaard zijn gebleven, vormen ze een belangrijke bron van informatie over het christendom uit die tijd. (Bron: Wikipedia, KB Nederland)
Grisaille miniatuur
De eerste grisailles in de miniatuurkunst verschijnen rond 1325 in Frankrijk in het werk van Jean Pucelle. Het beperkte formaat van de miniatuur brengt plastische vernieuwingen met zich mee: men spreekt van 'half-grisailles' of 'semi-grisailles' als de kunstenaar zijn tekening ophoogt met rood, blauw of groen om de vleespartijen, de haren of de achtergrond met diepte-effecten weer te geven.
Bron: Vlaamse Miniaturen.
The Gothic Ivories Project
Het Gothic Ivory Project is echt zo'n plek die het internet alle eer aandoet. U komt er, net als wij, toevallig op terecht en een nieuwe wereld gaat voor u open. De wereld van de West-Europese beeldhouwwerkjes gemaakt uit elpenbeen, allemaal daterend uit de periode ca.1200 - ca.1530. Het beheer van deze bijzondere online database is het werk van het Londense Courtauld Institute of Art. Zij hebben, met de hulp van vele internationale instituten, deze verzameling van ivoren pareltjes kunnen ontsluiten. Een waardevolle kam. Statuettes van tuiniers. Maria met haar kind. Allemaal te bewonderen. (http://www.gothicivories.courtauld.ac.uk)
Wie geleerd heeft dat de middeleeuwen primitieve tijden waren waarin mensen in barbaarse omstandigheden leefden en weinig kennis bezaten, zal deze visie na het lezen van het boek "De verlichte middeleeuwen - Een ontdekkingsreis door de middeleeuwse wetenschap" volledig herzien. Seb Falk toont namelijk aan dat de middeleeuwen juist een reeks intelligente, verlichte wetenschappers hebben voortbracht.
Het idee van de Donkere middeleeuwen bereikte in de 18de eeuw een hoogtepunt: in zijn monumentale ‘History of the Decline and Fall of the Roman Empire’ beschreef Edward Gibbon ‘de duisternis van de middeleeuwen’ die hij impliciet tegenover zijn eigen Verlichtingsperiode stelde. Maar naarmate historici de virtuositeit van de middeleeuwse cultuur en wetenschap gingen herwaarderen, raakte de term ‘Donkere middeleeuwen’ geleidelijk in onbruik.
In dit uitzonderlijk boek is de Benedictijner monnik, John (of) Westwyk (ca.1350-ca.1400), de auteur van “The equatorie of the planetis”, de gids op deze reis door de onbekende, middeleeuwse wetenschap. Aan de hand van zijn middeleeuwse teksten, laat Falk u kennismaken met een breed scala aan wetenschappelijke vraagstukken, waar mensen als John van Westwyk over nadachten en mee worstelden, van het rekenen met Romeinse cijfers tot het ontcijferen van horoscopen, het genezen van ziekten en het navigeren op de sterren, maakt u kennis met de wetenschap zoals de middeleeuwse monniken die bedreven. Een fascinerend verhaal waarin u stap voor stap wordt meegenomen in het brein van een reeks middeleeuwse wetenschappers.
Rijzige gotische kathedralen, gewelddadige kruistochten en de Zwarte Dood waren de dramatische krachten die het middeleeuws tijdperk hebben gevormd. Maar die zogenaamde donkere middeleeuwen gaven ons ook de eerste universiteiten, brillen en mechanische klokken. Terwijl middeleeuwse denkers de wereld om hen heen probeerden te begrijpen, van het verstrijken van de seizoenen tot de sterren aan de hemel, ontwikkelden ze een levendige wetenschappelijke cultuur.
In “De verlichte middeleeuwen” (“The Light Ages”) neemt de wetenschapshistoricus Seb Falk van de universiteit van Cambridge, u mee op een rondleiding door de middeleeuwse wetenschap door de ogen van een veertiende-eeuwse monnik, John of Westwyk. Geboren in een landhuis, opgeleid in het grootste klooster van Engeland en vervolgens verbannen naar een priorij op een klif, was Westwyk een onverschrokken kruisvaarder, uitvinder en astroloog. Van het vermenigvuldigen van Romeinse cijfers tot het navigeren langs de sterren, het genezen van ziekten en het vertellen van de tijd met een oud astrolabium, we leren samen met Westwyk opkomende wetenschap en reizen met hem door de lengte en breedte van Engeland en buiten de kusten. Onderweg komen we een opmerkelijke cast van personages tegen, de klokken bouwende Engelse abt met melaatsheid, de Franse vakman die spion werd, en de Perzische polymath die ‘s werelds meest geavanceerde observatorium oprichtte.
“The Light Ages” biedt een aangrijpend verhaal van de worstelingen en successen van een gewone man in een precaire wereld en roept een levendig beeld op van het middeleeuws leven zoals we het nog nooit eerder hebben gezien. Een verhelderende geschiedenis die beweert dat deze tijden toch niet zo donker waren. “De verlichte middeleeuwen” laat zien hoe middeleeuwse ideeën mede bepaalden hoe we de wereld vandaag zien.
Vreemd genoeg is het idee van de, ‘donkere middeleeuwen’ afkomstig uit de middeleeuwen zelf”, schrijft Falk. “De eerste christenen”, zo vervolgt hij, “hadden geschreven over de heidense duisternis vóór de geboorte van Jezus. Humanistische geleerden in het 14de eeuwse Italië namen die oude christelijke metafoor over en draaiden hem om. Ze beschreven de duisternis van een veronderstelde culturele neergang tussen de val van het Romeinse Rijk rond 400 en hun eigen renaissance waarin de klassieke wetenschap opnieuw opbloeide. Voor geleerden die de menselijke geschiedenis graag in hapklare brokken opdelen was dat zowel gemakkelijk als suggestief. Het verschafte hun een vijand om zich tegen af te zetten. Dat werd vooral aantrekkelijk op plaatsen waar de protestantse reformatie aansloeg, en voorafgaande eeuwen konden worden bespot als onderworpen aan rooms-katholiek bijgeloof.”
De middeleeuwse wetenschap was een internationale aangelegenheid, net als de moderne wetenschap. Religie vormde de drijfveer voor wetenschappelijk onderzoek, maar diepgelovige mensen hadden geen probleem met het accepteren van theorieën van mensen die een ander geloof aanhingen. Westwyk was vooral goed thuis in de belangrijkste middeleeuwse wetenschap, de astronomie”. “Astronomie was de eerste mathematische wetenschap”, schrijft Falk. “De modellen en formules van de moderne natuurwetenschap zouden zonder haar niet kunnen bestaan. Astronomie was vanzelfsprekend van belang voor vrome geleerden die probeerden Gods geest te begrijpen vanuit de schepping, omdat de regelmatige beweging van de hemellichamen een bewijs vormden voor zijn volmaaktheid. Astronomie had ook een grote praktische betekenis en was van invloed op de tijdrekening en de kalender, op geografie en architectuur, navigatiekunst en geneeskunde. Als beoefenaar van astronomie en gebruiker van instrumenten is Johannes Westwyk een uitstekende vertegenwoordiger van deze combinatie van theorie en praktijk.
In dit boek bedrijven we samen met hem wetenschap en maken we kennis met de wetenschap op de manier en bet tijdstip waarop hij daarmee kennismaakte. Van het op de vingers tot 9999 tellen tot het trekken van een horoscoop of het genezen van dysenterie, in enig begrip van hoe middeleeuwse wetenschap niet alleen een kwestie van denken was maar vooral van ‘doen’ – niet alleen maar astrolabia bewonderen maar het messing in de hand wegen – essentieel om de verworvenheden ervan te kunnen waarderen”. Een compleet nieuwe kijk dus op de middeleeuwen, een periode waarin de wetenschap wel degelijk floreerde.
Seb Falk is historicus en docent aan de Universiteit van Cambridge, waar hij middeleeuwse geschiedenis en wetenschapsgeschiedenis doceert. Hij studeerde geschiedenis en Spaans in Oxford en zijn onderzoek is gericht op wetenschappelijke instrumenten uit de middeleeuwen, met als specialisatie, de geschiedenis van astronomie, navigatie en wiskunde.
Seb Falk - De verlichte middeleeuwen
Een ontdekkingsreis door de middeleeuwse wetenschap
416 bladz. - €34,99 - Spectrum
Bron: Michel Dutrieue, Stretto – Magazine voor kunst, geschiedenis, filosofie, literatuur en muziek (stretto.be).
Falk stelt duidelijk dat, omdat de middeleeuwse natuurfilosofie gericht was op het begrijpen van Gods schepping, zij daarom niet minder wetenschappelijk was. Astronomie en tijdrekenkunde mochten dan wel in dienst staan van de religie, de religie stimuleerde de wetenschapsbeoefening. Om hun religieuze verplichtingen, zoals de getijden, te voldoen, werden monniken gestimuleerd om naar de hemel te kijken, voorspellingen te toetsen en tabellen te maken. Ze verfijnden de kalender in functie van de paasdatum en ontwierpen mechanische klokken als een weerspiegeling van de volmaakte schepping.
Falk vertelt dan ook het verhaal van de middeleeuwse wetenschap als een integraal onderdeel van het middeleeuwse leven. Hij neemt, net zoals de middeleeuwse auteurs, de lezer bij de hand en vertrekt van levensechte vraagstukken. De primaire vorming van Westwyk koppelt hij aan het uitleggen van de middeleeuwse rekenkunde en tijdrekenkunde. De vermoedelijke universitaire scholing van Johannes laat hem toe te spreken over universiteiten en vertalingen. Het astrolabium legt hij uit aan de hand van de instructie van Geoffrey Chaucer voor zijn zoon en het geheimzinnige ‘albion’ van de geleerde abt Richard van Wallingford kadert hij in de geschiedenis in van de abdij van Sint-Albans. De deelname aan de bisschopskruistocht door Westwyk geeft hem de kans om te spreken over cartografie, navigatie en medische wetenschap. Het sluitstuk van zijn studie is de uitvoerige bespreking van de Engelstalige handleiding van Johannes Westwyk voor het equatorium, het instrument om de bewegingen en positie van de planeten te bepalen.
Recensie Trouw: Historicus Seb Falk toont aan dat de wetenschap in de middeleeuwen niet stilstond.
Een aantal YouTube video's door of met Seb Falk vind je in de rubriek Wetenschap van Videoalbums.
Named a Best Book of 2020 by The Telegraph, The Times, and BBC History Magazine
Het zou allemaal begonnen zijn toen Columbus in 1492 met drie schepen koers zette naar het westen. Maar, volgens Hansen deed de globalisering al veel eerder haar intrede.In het jaar 1000 werd bv. Stefanus I, vorst van de Magyaren, gekroond tot de eerste koning van Hongarije, en veroverden Zweden en Denemarken allebei een deel van Noorwegen. Op het Congres van Gniezno ontmoetten keizer Otto III en Boleslaw I van Polen elkaar, waardoor de Poolse staat werd erkend. De Engelsen onder koning Ethelred II staken over naar Normandië, maar werden teruggeslagen. Er werd vrede gesloten en bruiloft gevierd. Ethelred huwde nl. met de Normandische prinses, Emma. Ondertussen landde de Viking, Leif Eriksson, in Noord-Amerika en zette voet op Helluland, Markland en Vinland. In Europa geloofden velen die niets deden, dat de wederkomst van Jezus in of rond dit jaar zou plaatsvinden…
Valerie Hansen laat in haar boek, “The Year 1000: When Explorers Connected the World—and Globalization Began”, zien hoe er rond het jaar 1000, op verschillende plaatsen ter wereld, grote expedities opgetuigd werden. Hoe de Vikingen hun weg vonden naar Noord-Amerika, hoe de islam zich verspreidde naar Zuid-Europa en oostwaarts richting India en hoe de Chinezen met grote schepen het ruime sop kozen. Internationale handel kwam op gang, uitwisseling van producten en ideeën hield velen bezig – voor het eerst maakte men zich zorgen om de gevolgen voor de plaatselijke economie en het behoud van ‘het eigene’. Hansen laat ons zien hoe de continenten met elkaar in contact kwamen.
In 221 v.Chr. werd het land dat we nu kennen als China, verenigd onder de eerste keizer, Qin Shi Huangdi (wat ‘Eerste keizer van de Qin’ betekent), die de Qin-dynastie stichtte. Tijdens de Han-dynastie (206 v.Chr.-220 n.Chr.) werd het rijk uitgebreid tot in Korea, Vietnam en Centraal-Azië. Hierna volgde een periode van verwarring, waarin een van de rustpunten de Tang-dynastie (618-907) was. Onder de keizers van deze dynastie werd onder andere het examenstelsel ingevoerd, waardoor ook niet-adellijke personen hoge posities konden bereiken. Vanaf de 9de eeuw nam de macht van de keizer toe en verplaatste het economisch centrum zich naar het zuiden. Marco Polo zou China hebben bezocht rond 1280, toen hier de Mongoolse Yuan-dynastie aan de macht was. Onder de Ming-keizers (1368-1644) werd meer nadruk gelegd op de eigen Chinese waarden en werd de invloed van buitenaf geweerd. Op meeslepende wijze beschrijft Valerie Hansen het groot verhaal van de ontdekking van de wereld. Valerie Hansen heeft haar verhaal verdeeld over 8 hoofdstukken:
Valerie Hansen is als professor verbonden aan Yale University, waar zij zich gespecialiseerd heeft in de Chinese en de wereldgeschiedenis. Eerder publiceerde zij het veelgeprezen boek The Silk Road.
Bron: stretto.be
Recensie door J.H.M.J. Busio:
Het huidig nieuws wordt beheerst door de overwegend negatieve gevolgen van globalisering. Zowel economie, politiek, klimaat en gezondheid zijn internationaal met elkaar verweven en voordelen voor de een blijken vaak nadelig voor de ander. Lang werd gedacht dat deze ontwikkeling begon met de Europese ontdekkingsreizen en kolonisatie, maar dat blijkt niet te kloppen. Rond het jaar 1000 bleken overal op de wereld al diplomatieke en economische betrekkingen te bestaan en werden handelsroutes van duizenden kilometers over land en zee geexploiteerd. Erg confronterend te lezen dat slavenhandel overal big business was. Dit boek combineert inzichten uit de archeologie met reisverslagen, wetgeving en legendes en bewijst dat de wereld 1000 jaar geleden al direct en indirect met elkaar in verbinding stond. Een stoet aan koningen, kooplieden en krijgsheren komt in aanstekelijke vaart voorbij en maakt de lezer nieuwsgierig naar meer. Om die reden bevat dit boek naast een literatuurlijst ook een katern met reistips. Daarnaast veel kaarten en illustraties in z/w en kleur.
Het jaar 1000
De ontdekking van de wereld
Valerie Hansen
Uitgever: Thomas Rap
€24,99 - 416 bladz.
Van de Zweedse hoogleraar geschiedenis Dick Harrison verschenen reeds eerder de goed onthaalde De Dertigjarige Oorlog (2018) en De geschiedenis van de slavernij (2019). Nu werd zijn werk met de Zweedse titel ‘Krijgsheren en heiligen’, dat oorspronkelijk dateert van 1999, ook in het Nederlands vertaald en gepubliceerd als "De volksverhuizingen". Daarin beschrijft Harrison De geschiedenis van West-Europa, 375-800, zoals de ondertitel luidt.
Het twintig jaar oude werk is een kind van zijn tijd. Vanaf de jaren 1980 stelden historici meer en meer de vraag naar het karakter van de transformatie van de Romeinse wereld. Eeuwenlang – in feite sinds de renaissance – schreef men het einde van het Romeinse rijk toe aan de combinatie van interne decadentie en de volksverhuizingen van woeste Germanen en Hunnen. In het Frans sprak men zelfs van ‘invasions germaniques’. Het gangbare historiebeeld was er een van een overgang van het licht van de klassieke oudheid naar de middeleeuwse duisternis. In de jaren 1990 ging men de overgang oudheid – middeleeuwen herbekijken. Harrisons studie situeert zich in die context, waar de auteur zelf in het voorwoord bij de Nederlandse uitgave op wijst. De hoofdlijnen van zijn boek blijven overeind in de zin van een cultureel formatief veranderingsproces, gesymboliseerd door de figuren van de krijger en de heilige, waarnaar de oorspronkelijke Zweedse titel verwijst.
Het boek bestaat uit vier grote delen. Eerst beschrijft Harrison de politieke evolutie van het eerste contact van Rome met de Goten tot Karel de Grote. Vervolgens gaat hij in op de mensen, hun leven en levensonderhoud. Dit deel omvat zowel economische als sociale aspecten en behandelt zaken zoals demografie, ecologie, landschap, bestaansmiddelen en de sociale structuren zoals huwelijk en seksualiteit. In het derde deel beschrijft Harrison dan de vroegmiddeleeuwse ideeënwereld, geloofsopvattingen en cultuur. Dit deel omvat o.a. geloof en bijgeloof, ketterijen en kerstening, kloosters en cultuur tot en met de positie van de joden. Het laatste deel behandelt dan de sociaalpolitieke structuren, zoals oorlog, wet, macht en geslacht en gaat in op kwesties van etniciteit en identiteit, de vroegmiddeleeuwse rechtsstructuren, koninklijke macht en de positie en rol van vrouwen in het machtsspel. Elk deel bestaat telkens uit een vijfentwintigtal behapbare hoofdstukken. Aparte vensters belichten uitgelichte thema’s, zoals de Nibelungen, koning Arthur of Monte Casino. In de epiloog stelt hij terecht dat de catastrofale achteruitgang in de vroege middeleeuwen terug te voeren is op een renaissancistische mythe.
Voor Harrison is de geschiedenis van West-Europa tussen 400 en 800 die van militarisering en kerstening, decentralisering en kleinschalige regionale gemeenschappen, waarin culturen ontstonden, die Europa karakteriseren tot op vandaag. Een uitgebreide en beredeneerde bronnen- en literatuurlijst, die evenwel maar gaat tot 1999, sluit het werk af. De kaart van Offa’s Dyke, de grens tussen Engeland en Wales, is nogal ongelukkig – met het noorden onderaan – afgedrukt.
Niettegenstaande deze studie twintig jaar oud is, was het een goed initiatief dit werk te vertalen, temeer dat Harrison zijn verhaal doet vanuit de mensen. Het geeft aan een hopelijk ruim lezerspubliek een genuanceerd historiebeeld van de vroege middeleeuwen.
Bron; Walter Smits - kunsttijdschriftvlaanderen.be 06/11/2020.
Recensie van J.H.M.J. Busio:
De vroege middeleeuwen worden niet langer gezien als een spreekwoordelijk duister tijdperk. Vergeleken met het Romeinse Rijk en de latere middeleeuwen zijn weliswaar minder bronnen beschikbaar, maar het blijkt een dynamische periode waarin overheid en samenleving zich opnieuw moesten uitvinden. Dit boek biedt een bewonderenswaardige reconstructie van deze ontstaansfase van West-Europa, die begint met een heldere analyse van de militaire en politieke perikelen rond de zogenaamde volksverhuizingen en het einde van het Romeinse Rijk. Daarna wordt een breed beeld geschetst van samenleving, economie, religie en bestuur, waarbij geografisch verspreide ontwikkelingen met elkaar in verband worden gebracht. Geweld en geloof waren de prominente elementen in de nieuwe samenleving en droegen bij aan zowel stabiliteit als conflict. Veel onderwerpen en personages passeren de revue, maar de korte paragrafen en verrassende anekdotes houden het boek prettig leesbaar. Geïllustreerd met z/w afbeeldingen, kaarten en een kleurenkatern. Daarnaast een uitgebreid literatuuroverzicht.
Een uitgebreide recensie verscheen in het Friesch Dagblad (van Tjerk de Reus): Religie en godsdienst hadden in vroege middeleeuwen impact op vrijwel alles.
De volksverhuizingen
De geschiedenis van West-Europa, 375-800
Dick Harrison
€ 39,99 - 654 blz.
Het ooit roemrijk graafschap Holland werd in de 14de eeuw bestuurd door graven uit het huis Henegouwen en later uit het Beiers huis Wittelsbach. Henk ’t Jong beschreef hun geschiedenis.
Het graafschap Holland was tot ongeveer 1100, het graafschap West-Frisia (Texel, Wieringen, Medemblik en Kennemerland, Rijnland, de Maasmonding, Schouwen en Walcheren). Floris II was de eerste graaf die zich graaf “van Holland” mocht noemen, daarvoor werden zij ‘Friese graven’ (comes Fresonum) genoemd. Het graafschap Holland werd nl. gesticht door Floris II. De Gerulfingen, naar Graaf Gerulf (ca. 850-898/914), was de naam van de familie van de eerste graven van West-Frisia en Holland en Zeeland, ook bekend als het Hollandse Huis. Deze dynastie, ooit de geduchte tegenstander van de Franken, werd in 1299, opgevolgd door de Henegouwse heren van het vooraanstaand huis Avesnes. Henegouwen werd nl. van 1280 tot 1356, geregeerd door het huis Avesnes, dat in een personele unie, ook heerste over de graafschappen Zeeland en Holland.
Terwijl heel Europa grote rampspoed onderging, zoals hongersnood, pestperioden en oorlog, bouwden meerdere steden in het graafschap Holland (nu de provincies Noord- en Zuid-Holland met Terschelling, Vlieland, Urk en Schokland), een vooraanstaande positie op. Doordat de Hollandse graven en hertogen, aanvankelijk afkomstig uit het huis Henegouwen en later uit het Beierse huis, een stabiele regering konden onderhouden, floreerde de internationale handel en groeide de welvaart. Holland vergaarde een jaloersmakende voorsprong op de andere Nederlandse gewesten, een positie die het gebied in ieder geval in de geschiedenisboeken heeft weten te behouden.
Met bv. het graafschap Vlaanderen realiseerden deze graven van Henegouwen goede bindingen. Via het huwelijk van Boudewijn VI van Vlaanderen met Richilde van Henegouwen (onwettig huwelijk in 1051; enkele jaren later gewettigd door paus Leo IX) werden de graafschappen nl. reeds korte tijd verenigd, namelijk tot de dood van Boudewijn VI van Vlaanderen in 1070. Deze situatie werd definitief beslecht door de Slag bij Kassel (1071). Latere huwelijksallianties tussen Vlaanderen en Henegouwen zorgden ervoor dat beide graafschappen in een personele unie tot in 1278 met elkaar verbonden bleven. Maar de twee huwelijken van Margaretha van Constantinopel zorgden ervoor, dat ze voor lange tijd gescheiden werden.
De Henegouwer Willem III (Willem de Goede) (1287-1337), gehuwd met Johanna van Valois, een zuster van koning Filips VI van Frankrijk, werd ‘de schoonvader van Europa’ genoemd, vanwege de succesvolle huwelijksallianties van zijn 4 huwbare dochters. Filippa (1314-1369) bv. huwde in 1328 met koning Eduard III van Engeland (1312-1377) en Margaretha, gehuwd met keizer, Lodewijk de Beier (1282-1347), bestuurde het graafschap namens haar krankzinnig geworden zoon Willem V van Holland/Beieren (1330-1389). Dat was niet naar de zin van diverse edelen en steden (Willem V was nl. gehuwd met Machteld (Maud) van Lancaster), en zo begonnen uiteindelijk vanaf de tweede helft van de 14de- tot het eind van de 15de eeuw, de Hoekse en Kabeljauwse twisten. In 1356 kwam Henegouwen in handen van het Beierse Huis en vanaf 1433 in die van de hertogen van Bourgondië. Zo werd het deel van de Zeventien Provinciën.
In “Hoogtij van Holland” beschrijft Henk ’t Jong een tamelijk onbekende periode in de geschiedenis van het graafschap Holland. Van bestuurders en steden tot politieke allianties en verschillende aspecten van het 14de-eeuwse leven. Aan het begin van de 20ste eeuw werd op Nederlandse scholen, de kinderen nog geleerd om de namen van de 20 graven van Hollandse Huis, als volgt uit het hoofd te leren, Gerulf / Dikkie – Dikkie – Arnulf / Dikkie – Dikkie – Flo / Dik-Flo / Dik – Flo / Dik – Flo / Dik – Ada – Willem – Flo / Willem – Flo – Jan. Met zijn indrukwekkend overzichtswerk brengt Henk ’t Jong, Holland in de late middeleeuwen opnieuw naar het grote publiek.
Henk ’t Jong is historicus, heraldicus, schrijver en blogger. In 2009 studeerde hij af aan de Universiteit Leiden met middeleeuwse geschiedenis als specialisatie. ’t Jong debuteerde in 2018 met “De dageraad van Holland”. Sindsdien publiceerde hij “De oudste stad van Holland” en “De Tombe van Floris V”. Hij is heraldisch ontwerper en heeft een historisch adviesbureau. Ook schrijft hij over de geschiedenis van Dordrecht op apudthuredrech.nl.
Henk ’t Jong
Hoogtij van Holland
Het graafschap in de veertiende eeuw
412 bladz. geïllustreerd - 27,50 euro
uitgevrij Omniboek
Bron: Michel Dutrieue, stretto.be