Blog
Geplaatst op woensdag 17 april 2024 @ 00:44 door Calamandja , 371 keer bekeken
Britse archeologen en historici zijn op een bijzondere vorm van geldcreatie gestoten. Toen in de tweede helft van de zevende eeuw in de gebieden rond de Noordzee de handel sterk aantrok, maakte ruilhandel plaats voor een geldeconomie. Maar waarvan werd dat geld gemaakt?
Van zilver dat voor een groot deel afkomstig was uit Byzantium, hebben de onderzoekers ontdekt. Kennelijk was de nood zo hoog dat menig verzameling van kostbaar Byzantijns zilverwerk eraan moest geloven en werd omgesmolten tot zilveren penningen. Het ging om schalen, bekers en andere luxeobjecten – erfstukken uit de tijd dat de elite hier nog sterke banden had met Byzantium. Intussen stonden het handelsverkeer en de diplomatieke contacten met het Byzantijnse rijk op een veel lager pitje dan in de eeuwen voordien.
Pas onder het bewind van de Karolingers, vanaf het midden van de achtste eeuw, gingen de munters in het Frankische rijk maar ook in het huidige Engeland voornamelijk nieuw ontgonnen zilver gebruiken, grotendeels afkomstig uit een mijn in het huidige Frankrijk.
De onderzoekers analyseerden 49 zilveren penningen uit de muntencollectie van het Fitzwilliam Museum, het universiteitsmuseum van de Universiteit van Cambridge. Van de munten zijn er 29 geslagen in de periode tussen de jaren 660 en 750, en 20 tussen 750 en 820.
De grens tussen beide periodes is belangrijk in de geschiedenis van Noordwest-Europa. In het jaar 751 namen de Karolingers de controle over het Frankische rijk over van de Merovingers, wat zeker onder Karel de Grote gepaard ging met een versterking van het centrale gezag en een hervorming van het monetaire beleid. De gevolgen daarvan waren niet alleen voelbaar in het Frankische rijk maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld in de Angelsaksische koninkrijkjes in het huidige Engeland, zoals Mercia en Wessex.
De chemische karakteristieken van het zilver in de 29 penningen van vóór 750 komen overeen met zilver uit het Byzantijnse rijk. De chemie van de 20 munten van ná 750 wijzen naar de ertsen van een bekende zilvermijn in West-Frankrijk, in en rond het plaatsje Melle (in het huidige departement Deux-Sèvres). Van die 20 munten is trouwens zowat de helft in Engeland geslagen, ze dragen onder meer de beeltenis van de Mercische koning Offa. Onder de onderzochte penningen zijn er geen uit het huidige Vlaanderen of België. Wel zit er een munt bij uit de belangrijke vroegmiddeleeuwse handelsplaats Dorestad, gelegen bij het huidige Utrecht. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in het vakblad Antiquity.
De heropleving van de geldeconomie in Noordwest-Europa in de tweede helft van de zevende eeuw, eeuwen nadat de Romeinen waren vertrokken, was een gevolg van een sterk opkomende ‘internationale’ handel in de regio. Langs de Noordzeekusten verschijnen er overal handelsnederzettingen, zogeheten wics. Voorbeelden zijn Lundenwic (nu Londen), Gipeswic (Ipswich), Quentovic (aan de monding van de Franse rivier de Canche in het Kanaal) en Bardewyk (nu Bardowick in Noordwest-Duitsland). “De handelswaar omvatte een breed gamma aan producten”, mailt Jane Kershaw, archeologe aan de Universiteit van Oxford en eerste auteur van het onderzoeksartikel in Antiquity. “Er waren wijn en maalstenen uit de Rijnregio, wol en textiel uit Engeland en wellicht ook hout- en vlechtwerk. En misschien werden er zelfs mensen als slaven verhandeld.”
Een penning staat vandaag haast synoniem voor een muntstuk van weinig waarde – denk aan de Britse penny en de vroegere Duitse Pfennig. Maar de Engelse en Frankische zilverpenningen waren dat allerminst, zegt Kershaw. Ze schat dat een penning vandaag wel 10 of 15 euro waard zou zijn, erg veel voor een muntstuk. “De penningen werden niet gebruikt om dagelijks brood mee te kopen. Ze dienden voor grotere aankopen of om tolheffingen, boetes en belasting te betalen.”
Bron: Senne Starckx, De Standaard, 12 april 2024
Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.