Blogposts

Blog

Geplaatst op zondag 20 september 2020 @ 00:19 door Calamandja , 876 keer bekeken

In de Vikingtijd was sprake van grote genetische menging. Dat kan vrijwillig gebeurd zijn, maar ook door slavernij.
 

Deense Vikings naderen in drakars de Engelse kust...

De Vikingtijd, tussen 750 en 1050, was de periode dat Scandinavische schepen met piraten, plunderaars en handelaren heel Europa doorkruisten. Uit DNA-analyses van ­Vikingbotten uit ruim 400 graven uit die tijd blijkt nu dat de verschillende plunder- en verovergebieden vrij duidelijk verdeeld waren tussen de verschillende Vikinggebieden. Deense Vikingen richtten zich vooral op Engeland, Noorse gingen naar Ierland, IJsland en Groenland en in het Oostzee­gebied en Rusland kon je vooral de Zweedse ­‘piraten’ aantreffen.
 
Deze verdeling is een bevestiging van een vermoeden gebaseerd op schriftelijke bronnen uit die tijd. Het gaat om graven uit vooral Noordwest-Europa en Groenland. De analyse door een groot team ­onder leiding van de Deense geneticus Eske Willerslev (Universiteit van Kopenhagen) is deze week gepubliceerd in Nature.
 
Plundertochten

Het was sowieso een tijd van grote genetische menging en sterk ­toegenomen contacten. Vooral in ­Denemarken en Zuid-Zweden wordt door de onderzoekers tussen de achtste en elfde eeuw een sterk toenemende genetische invloed geconstateerd uit andere streken van Europa. In Zuid-Scandinavië zijn juist in de Vikingtijd ook relatief vaak genen voor donker haar te vinden.
 

De verschillende plunder- en verovergebieden waren vrij duidelijk verdeeld tussen de verschillende Vikinggebieden


In de periode 750-1050 groeit de genetische diversiteit het sterkst in op handel gerichte gebieden als het Deense Langeland, en het Zweedse Gotland en Skara. Of die diversiteit ontstaan is door vrijwillige menging of door de import van slaven is overigens niet op te maken uit het DNA-materiaal, zo laat een van de onderzoekers, Ashot Margaryan (Universiteit van Kopenhagen), weten. Volgens de toen geldende Scandinavische wetten waren kinderen van tot slaaf gemaakte vrouwen vrije burgers als ze door de vrije vader (c.q. eigenaar) erkend werden. De verkoop van bij plundertochten tot slaaf ­gemaakten binnen en buiten Scandinavië vormde een belangrijke pijler onder de toen bloeiende ­‘Vikingeconomie’.
 
Zoals past bij het woeste imago van de vroegmiddeleeuwse periode is een deel van het onderzochte botmateriaal afkomstig uit ware massagraven, zoals uit een graf in Salme (Estland). Daar werden rond 700 à 750 41 mannen afkomstig uit Zweden in twee Vikingschepen begraven, na een gewelddadige dood. Uit DNA-analyse van 34 individuen bleek dat onder de gesneuvelden vier broers waren, en ook nog een oom of achterneef van hen. Sowieso bleken deze gesneuvelde krijgers genetisch meer op elkaar te ­lijken dan de krijgers uit andere onderzochte Vikinggraven. Waarschijnlijk kwamen allen uit hetzelfde gebied in centraal Zweden. Die opvallende homogeniteit wijst in dit geval ook op een hoge sociale status, menen de onderzoekers: hier was een nauw verwante adelsgroep ten aanval getrokken aan de overkant van de Oostzee.
 
In het nu onderzochte paleo-DNA-materiaal zijn meer naaste ­familieleden teruggevonden, zoals van een man die ergens in de negende of tiende eeuw begraven is op het Deense eiland Funen. Hij blijkt een derdegraads familielid (halfbroer, oom/neef of kleinzoon/opa) te zijn van een man die in een Vikingmassagraf in Oxford (ca. 1000) is gevonden. En een vrouw uit een graf bij Uppsala (uit de tiende of elfde eeuw) had een broer die in hetzelfde grafveld begraven lag, én een neef die op het eiland Öland begraven was, 360 km zuidelijker.
 
De homogeniteit in het Vikingmassagraf in Salme (ca. 750) lijkt vooral een patroon uit die vroege Vikingtijd en is later niet meer normaal. Twee individuen die op de Orkney-Eilanden in Vikingstijl zijn begraven, blijken bijvoorbeeld genetisch veel nauwer verwant aan de huidige inwoners van Ierland en Schotland. Met hun DNA is waarschijnlijk het eerste ‘Pictische’ genoom gesequencet, schrijven de genetici in Nature. De Picten (of ‘Cruithne’) is de naam die gebruikt wordt voor vroegmiddeleeuwse inwoners van het noorden en oosten van Schotland. Ook twee individuen uit andere Orkney-graven en vijf individuen uit Scandinavische graven blijken voor de helft op dezelfde manier ‘Pictisch’. En in het Vikingmassagraf dat gevonden is bij St John’s College in Oxford (waarschijnlijk een slachtpartij in opdracht van de Angelsaksische koning Aethelred II ‘de onberadene’, in 1002), zijn krijgers gevonden met Deense en Noorse DNA-signatuur, maar ook met wat de onderzoekers een ‘Noord-Atlantische’ signatuur noemen – een samenvoeging van alle Noord-Europese DNA-sporen die niet van Scandinavische herkomst zijn.
 
Invloed Viking-DNA
De invloed van Viking-DNA op de huidige bevolkingen buiten Scandinavië is klein maar consistent, zo schrijven de genetici in ­Nature. In Polen beloopt die on­geveer vijf procent. Op de Britse eilanden schatten de onderzoekers de genetische Vikinginvloed op zes procent, al is die invloed moeilijk te berekenen, omdat de Angelsaksische DNA-signatuur vrijwel niet te onderscheiden is van de Deense. De genetische invloed in de andere richting is in ieder geval veel sterker. De ­huidige Noren hebben voor 12 à 25 procent een Noord-Atlantische (dus niet-Viking-) afkomst. In Zweden is die niet-Vikingafkomst 10 procent, aldus de genetici in ­Nature.
 
NRC Handelsblad

Bron: Hendrik Spiering, De Standaard (standaard.be) Vrijdag 18 september 2020. 



Reacties

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.