Blog
Geplaatst op zondag 05 juni 2011 @ 17:17 door Calamandja , 1761 keer bekeken
‘Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg’, deze woorden kennen we tegenwoordig vooral van populistische politici als Pim Fortuyn. Het verkondigen van een politieke boodschap van eenvoud en oprechtheid was echter al in de vroege middeleeuwen een belangrijk ideaal, dat navolging verdiende.
De bakermat van het vrije spreken ligt in de klassieke Griekse oudheid. Tot nu toe werd aangenomen dat de praktijk en de ideologie van het vrijuit spreken verdween na de val van het Romeinse Rijk. Binnen het onderdrukkende politieke klimaat van de ‘donkere middeleeuwen’ zou geen plaats zijn geweest voor het uiten van kritiek.
Uit het proefschrift ‘Licence to speak. The rhetoric of free speech in late Antiquity and early Middle Ages’ van Irene van Renswoude blijkt dat dit onjuist is. De idealen van het vrijuit spreken leefden juist onverminderd voort in de vroege middeleeuwen. Waarden die we tegenwoordig associëren met vrijheid van meningsuiting zoals oprechtheid, authenticiteit en integriteit werden juist in die tijd aan het vrije woord gekoppeld.
Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk brak de chaotische tijd van de volksverhuizingen aan. Ook deed het christendom zijn intrede in West-Europa. Met deze nieuwe heilsleer gingen de idealen van de klassieke oudheid – waaronder het vrij bedrijven van politiek – voor lange tijd verloren om pas in de Renaissance weer naar boven te komen, zo wordt althans vaak gedacht. Op de restanten van het Romeinse Rijk ontstonden christelijke koninkrijken, waaronder uiteindelijk het rijk van Karel de Grote. De vroeg-christelijke heersers installeerden een feodaal systeem, een strikte indeling van de maatschappij in rangen en standen.
Het feodale systeem, het opkomende christendom en het verloren gaan van klassieke idealen zouden gezorgd hebben voor onderdrukkende politieke omstandigheden. In het bijzonder binnen de kloosterorden, die in die periode overal in Europa ontstonden, werd het vrije woord als bron van kwaad en ergernis gezien. Stilte en contemplatie moesten wijken voor de oude idealen van welsprekendheid. Vrije meningsuiting kon dan ook nauwelijks een onderdeel van dit klimaat zijn, dachten historici tot nu toe.
De studie van Van Renswoude laat echter zien dat er in deze periode meer ruimte voor kritiek was dan doorgaans wordt aangenomen.
Voor haar promotieonderzoek heeft Van Renswoude brieven en redevoeringen van laatantieke en vroegmiddeleeuwse dissidenten, tegendraadse denkers, bestudeerd. Met name bisschoppen namen in de vroege middeleeuwen de rol over die in de klassieke oudheid voor filosofen was weggelegd: het bekritiseren van de heersende orde van koningen en keizers. Vrouwen werden door deze ontwikkeling overigens impliciet uitgesloten van het politieke debat. Zij konden immers geen bisschop worden.
Bisschop Ambrosius van Milaan
Vroegmiddeleeuwse bronnen vertellen verhalen over heilige mannen, zoals de ascetische Frankische bisschop Leodegar. Hij bezocht regelmatig het hof van een koning, vertelde hem ongezouten de waarheid en trok zich vervolgens weer terug in de eenzaamheid. Deze heilige mannen werden gerepresenteerd als toonbeeld van moed en gecontroleerde passie; zij gaven niets om macht, bezit en aanzien, en waren om die reden niet gevoelig voor corruptie.
In de periode 300 tot 1000 n. Chr. maakte het idee van vrijheid van meningsuiting een beslissende ontwikkeling door. In die tijd raakte het vrije woord onder tegendraadse denkers nauw verbonden met idealen van martelaarschap en oprechtheid. Zo was de invloedrijke Bisschop Ambrosius van Milaan (ca. 338-337 n. Chr.) een belangrijke ‘waarheidsspreker’. Bisschoppen en criticasters probeerden na zijn dood zijn voorbeeld te volgen.
Irene van Renswoude promoveert op 6 juni om 10:30 uur in het Academiegebouw van de Universiteit Utrecht.
Bron: Maarten Muns; Kennislink.nl
Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.