Blog
Geplaatst op zondag 23 december 2018 @ 16:03 door Calamandja , 1120 keer bekeken
Museum Het Valkhof pakt groots uit met ‘Ik, Maria van Gelre’, een tentoonstelling die je meeneemt door het fascinerende leven van deze middeleeuwse hertogin. Het hoogtepunt van de tentoonstelling vormt Maria’s zeer uitgebreide gebedenboek. Uit het colofon blijkt dat zij zelf opdracht heeft gegeven tot het maken van dit boek, waardoor het een heel persoonlijk en representatief document is. Het gebedenboek is de belangrijkste middeleeuwse kunstschat uit Gelderland en is een hoogtepunt van de boekproductie uit de Noordelijke Nederlanden rond 1400.
Maria's gebedenboek lag jarenlang opgeborgen in de Stadsbibliotheek van Berlijn en was vanwege de enorme kwetsbaarheid niet toegankelijk voor het publiek. Johan Oosterman, hoogleraar oudere Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit en gastcurator van deze tentoonstelling, raakte geïntrigeerd door het boek en zette een crowdfundingsactie op om het te kunnen restaureren. Dankzij het restauratieproces en Oostermans onderzoek kon de tentoonstelling tot stand komen. Leer hieronder van letterkundige Johan Oosterman wat de waarde van het gebedenboek van Maria van Gelre is en wat wij kunnen leren van de manier waarop zij zich liet afbeelden.
Uniek boek
Het gebedenboek is een uniek boek, het is zeshonderd jaar oud, ontzettend omvangrijk, en het enige gebedenboek uit deze tijd dat in de volkstaal is geschreven. Wat echter het meest opvalt, is de manier waarop Maria in het boek is afgebeeld. Dit is ongekend voor deze tijd: in gebedenboeken zijn de edellieden bijna altijd – ook de heren – klein en nederig knielend bij een heiligenbeeld te zien. Maria staat echter zelfstandig, staand afgebeeld, in een zelfverzekerde pose en in een opvallend blauw gewaad.
Hofdame
Om erachter te komen hoe dit unieke boek tot stand is gekomen duiken we de geschiedenis in. Maria werd in 1380 geboren als Marie d’Harcourt in een vooraanstaande adellijke Normandische familie. Als tiener werd Maria hofdame bij Valentina Visconti en Louis d’Orléans, de broer van de koning. Toen Visconti in 1396, onder verdenking van betovering van de koning, Parijs in ballingschap moest verlaten, ging Maria met haar mee. Deze periode aan het hof van Visconti was zeer vormend voor Maria. Zo raakte ze in contact met geestelijken en geleerden aan het hof, waardoor ze de taal en politieke situatie van de gebieden Gulik en Gelre leerde. Ook speelde het hof een belangrijke rol in het debat rond de Roman de la Rose. De tegenstanders van dit werk, die aantoonden dat het beeld van vrouwen in het werk totaal achterhaald was, vinden we allemaal rondom de hoven van Visconti en Louis.
Gulik en Gelre
In 1405 trouwde Maria met Reinald, de hertog van Gulik en Gelre. Hierdoor werd Maria hertogin van deze gebieden. Gelre viel min of meer samen met het huidige Gelderland, maar omvatte ook het Overkwartier, dat bestond uit delen van Limburg en Duitsland. Ten oosten hiervan ligt Gulik. Het bijzondere is dat Maria overal aangeduid is als hertogin van Gulik en Gelre. Het gebedenboek is het enige document waarop de volgorde van de twee gebieden omgedraaid is, waardoor ze als afkorting de naam Maria van Gelre toegeschreven kreeg.
Persoonlijk boek
Op 23 februari 1415 was de tekst van het gebedenboek voltooid. Dit was letterlijk monnikenwerk: Helmich die Lewe, een regulier kanunnik uit Mariënborn, heeft hier drie tot vier jaar aan gewerkt. Daarna moest het boek nog gedecoreerd worden, waar vijf mensen samen waarschijnlijk een jaar aan hebben gewerkt. Dit blijkt allemaal uit de ‘colofon’ aan het einde. Hierin zijn de feitelijke gegevens opgenomen: wanneer het geschreven is, waar, door wie, en wie de opdrachtgever was. Dit lijkt heel voor de hand liggend, maar hier zijn geen andere voorbeelden van. Van geen van de boeken weten we ze zo zeker wie de opdrachtgever was. Daarnaast was Maria nauw betrokken bij de inhoud van het boek. Zo zijn er tussen de heiligen aan wie de gebeden gericht zijn opvallend veel vrouwen en Fransen, en is er een persoonlijk gebed om te bidden voor haar man.
Weduwe
In 1423 overleed Reinald. Dit was een ingrijpende gebeurtenis voor Maria. Op het moment van zijn overlijden was ze buiten het hertogdom en teruggekomen bij de poort van Grave werd ze niet meer toegelaten. Hierdoor moest ze door naar het hertogdom Gulik, dat haar nog wel loyaal was. Hier had ze weduwengoed: stadjes en burchten die haar bezit werden op het moment dat haar man zou overlijden. Dit was bedoeld als weduwenpensioen, maar Maria speelde ook bestuurlijk een grote rol in deze gebieden.
Bestuurlijke touwtjes in handen
Maria had al voor de dood van haar man bestuurlijke touwtjes in handen en liet zich politiek gelden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de brief die Reinald vlak voor zijn dood aan zijn neef stuurde. Op dat moment was Maria in Aarschot, waar ze onderhandelingen aan het voeren was om vrouwe van Aarschot te worden. De neef van Reinald had gevraagd om hem twee paarden uit te lenen, maar Reinald antwoordde dat Maria die op dat moment nodig had om de onderhandelingen in Aarschot te voeren. Dit toont dus aan dat Reinald het niet in zijn hoofd haalde om de paarden van Maria uit te lenen zonder haar toestemming. Ook laat het zien dat Maria zelf de onderhandelingen aan het voeren was, en niet haar man of een van haar mannelijke familieleden, wat gebruikelijk was in deze tijd. Oosterman: “Maria was een hele bijzondere vrouw en maakte gebruik van de ruimte die er was.”
Linken:
De tentoonstelling ‘Ik, Maria van Gelre’ is t/m 6 januari 2019 te zien in Museum Het Valkhof.
Bron: Bas Nordkamp, Radboud Universiteit - Radboud Reflects.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te mogen plaatsen. Klik hier om in te loggen.
Reacties
Er zijn nog geen reacties geplaatst.